eilander schreef:Sheba, ik denk dat je de DL laat buikspreken door een woord als 'overvloediger' als Oudnederlands te verklaren en daarom hier te lezen als 'overvloedige'. Alleen op die manier kun je in deze paragraaf lezen dat het hier zou gaan om mensen die nog geen genade kennen.
Sheba schreef:eilander schreef:Sheba schreef:Wat is er onpastoraal aan om echte tobbers op Christus alleen te wijzen. Om het leven alleen in Hem te zoeken en te vinden?
Wat is er pastoraal aan om mensen die dat leven nog niet in Hem zoeken en vinden de illusie te geven dat ze al wat zijn terwijl ze er (nog) buiten staan?
Deze vragen wil ik niet beantwoorden omdat je het antwoord al lang weet - en ook omdat niemand het hiermee oneens is. Anders gezegd: deze vragen zijn gewoon geen reactie op iets wat ik heb geschreven.
Sheba schreef:
Zou je alsjeblieft duidelijk willen maken met wat jij met die klem bedoeld?
Dat iemand die de middelen waarneemt, er blijk van geeft de Heere te zoeken waar Hij te vinden is (namelijk in Zijn Woord), en uit de vruchten bewijst dat hij iemand is die door de opstellers van de Dordtse Leerregels H1 par.16 bedoeld is -- zo iemand zou ik, als hij daar vrijmoedigheid toe heeft, graag belijdenis laten doen.
Maar de klem bestaat dan wel daarin dat hij nooit rust aangepraat mag worden buiten Christus. Of met de woorden van de DL: hij moet staan naar overvloediger genade.
Het lijkt erop alsof je het met de woorden van deze paragraaf niet eens bent. Dat mag misschien ook wel, omdat het Gods Woord niet is. Maar ik zou dan wel graag de dwaling in dat artikel onderbouwd zien.
De fundamentele dwaling is volgens mij dat er genade wordt toegekend aan hen die zeggen die genade (nog) niet te kennen.
Wbt de DL regels.
Ik heb het gevoel dat deze paragraaf voor het verkeerde doel wordt aangehaald. Mensen die de genade niet kennen belijdenis af te laten leggen over iets wat zij nog niet kennen.
Waarom? Het betreffende paragraaf staat in het stukje over verkiezing en verwerping. Dat mensen, die dat levend geloof ( nog) niet krachtig gevoelen ( dat geeft aan dat het wel nodig is en dat ze het niet kennen) en die schrikken van die verwerping niet mismoedig moeten worden, maar de genademiddelen moeten grijpen. Omdat doorgaans de Geest door het Woord werkt, om hen dat krachtige levende geloof te schenken. Overvloediger moet je misschien wel lezen als overvloedige. Zoals je nu tegen een klein kind zegt. Als je groter bent dan... Dat betekent niet dat het kind nu, op dit moment groot is.
Ik denk dat omdat als je de rest van de DL erbij leest er gesproken wordt over de
krachtige wedergeboorte.
Ze moeten zich dus niet lam laten slaan door de verwerping, maar juist nog vlijtiger de genademiddelen grijpen.
Er staat niets over belijden, of dat ze wedergeboren zijn.
En daar tegenover staan de mensen die zich aan de zonden hebben overgegeven. Voor hen is de verwerping wel een verschrikking zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
Lees daarnaast ook eens paragraaf 12 van hfst 3 en 4 waar over de wedergeboorte gesproken wordt als daadwerkelijk geloven door God gewerkt. En lees daarna ook paragraaf 13. Waar staat dat de gelovige weet en voelt , dat zij door deze genade Gods met het hart geloven , en hun Zaligmaker liefhebben.
Dat zijn dus de wedergeborenen, waar gelovigen volgens de DL zelf. En ik ga ervan uit dat er in DL 1 paragraaf 16 gedoeld wordt op mensen die dat (nog) niet kennen. Anders zou de DL zichzelf tegenspreken.
Ik heb gisteravond laat die tekst al gewijzigd. Dus misschien moet je het nog even een keer lezen. Het woord oud Nederlands had ik allang verwijderd
Wanneer je daar gaat lezen dat die mensen wel genade kennen zonder dat ze het
weten. Dan zou dit artikel in tegenspraak zijn met de rest van de DL.
Verder spreken de Bijbel en de DL continue over de Geest als krachtig, vurig etc.
Iets wat krachtig is, weet je. Dat laat een onuitwisbare indruk op je achter. Het is verrassend. Vernieuwend. Nergens wordt in de Bijbel en naar mijn mening in de DL gesproken over mensen die geloven zonder de krachtige werking van de Geest. Ook wij leven na Pinksteren. Ook niet dat de Geest minder krachtig is.
Dat het zicht verduisterd kan zijn zegt niet dat je het nooit geweten hebt.
En ik vrees dus dat het bewuste artikel in de DL 1 paragraaf 16 gebruikt wordt. ( uit allerlei goed bedoelde motieven misschien ergens geloof op te plakken etc. Wat geen geloof is)
Ooit eens het volgende voorbeeld gehoord. (Met het gevaar dat elk vb wel ergens mank loopt)
Je loopt een wandeling vanuit een bergdorpje met een prachtige kerktoren. Die toren heeft een onuitwisbare indruk op je gemaakt. Tijdens de wandeling door de bergen heb je regelmatig zicht op de toren. Die toren is belangrijk voor je. Want je weet dat alleen daar je veilig bent. Je weet dat je goed loopt, de toren is er.
Maar nu kom je door een stuk bos. Je bent verdwaald. Je lette niet genoeg op de toren. De bomen belemmeren je zicht. Je ziet die toren niet meer!
Wat doe je. Je gaat lopen net zolang dat je de toren weer ziet. En ondanks dat je de toren op dat moment niet ziet, weet je dat die toren er is. En dat je hem gezien hebt. (Je weet hie hij eruit ziet, het heeft een onuitwisbare indruk op je gemaakt) Je hebt er niets aan als anderen zeggen je zit op de goede weg. Je wilt maar 1 ding. Weer in de schaduw van die toren zijn!
Dan gaan we terug naar de tobbers. Een echte tobber heeft de vrijspraak ontvangen. Weet dat. Kan daarover vertellen. Maar is het zicht kwijt. Zo'n tobber heeft ook pas rust als het weer zicht heeft op die toren. Op Christus. Heeft er niets aan als anderen zeggen je hebt vast een waar geloof. Maar wil niets liever weer dan in de nabijheid van zijn Meester zijn. Overigens loop je met die worsteling niet te koop.
Want je schaamt je diep. De echte tobber weet namelijk dat hij daar door eigen schuld is terecht gekomen. Maar die echte tobber vergeet die vrijspraak echt niet. Het heeft een onuitwisbare indruk op hem gemaakt. Het was zo verrassend! Al is hij het zicht nu kwijt. Afschuwelijk! En ik kan je uit ervaring zeggen. Dan rust je niet voordat je weer zicht hebt. Maar je zou je op zo'n moment een grote huichelaar voelen als je getuigde van het werk Gods in je.
Die niet echte tobbers hebben nooit dat ware geloof ontvangen. Zij kennen die krachtige werking niet. Hebben Christus nooit in waar geloof gezien. Weten van geen verrassende vrijspraak ontvangen en hebben daar ook nog nooit van geweten. Zij hebben die kerktoren in het vb nog nooit werkelijk gezien. Misschien wel over gehoord. Vanuit de verte wat zicht op gehad. Maar nooit die onuitwisbare indruk gehad omdat het zo verrassend was.
Mag je die mensen genade toekennen die ze niet kennen? Mogen die belijdenis doen?
Er wordt hier wel eens gewaarschuwd om te vroeg ergens pleisters op te plakken. Ik ben wel eens bang dat dat op een andere manier bij jouw redenering gebeurd.