Toch ga ik niet meer reageren omdat mijn vastentijd van dit forum nog lang niet afgelopen is.
Excuses maar toch

Zie 'Een besliste keuze' en 'Bekeerd of onbekeerd?'. Daaruit kan je mijn inziens een gezonde visie uithalen.refo schreef:Probleem is in deze discussie de definitie van 'geloof'. Zien en geloven zijn twee tegengestelde zaken. Wat je ziet hoef je niet te geloven en geloof is een bewijs van wat men niet ziet. Niettemin heeft de gereformeerde gezindte geloof een soort zichtbaar en hoorbaar gemaakt. En daarom zijn er in de reformatorische kerken nu een heleboel mensen die menen dat hun geloof niet deugt. En dan krijg je discussies als deze. kan het nou wel of kan het nou niet? Dat is een non-vraag. Zie daar water, wat verhindert mij gedoopt te worden?
En wat betreft het artikel van ds Huijser: welke visie heeft hij dan? Ik zie er geen.
Ja, sorry. Maar dit is echt een Jezuïeten streek. Als het moeilijk wordt niets zeggen... Wel vragen oproepen, geen antwoord geven...huisman schreef:mooi om weer eens een belangrijke discussie te zien.
Toch ga ik niet meer reageren omdat mijn vastentijd van dit forum nog lang niet afgelopen is.
Excuses maar toch
Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.RefoCalvinist schreef:Lezenswaardig artikel van Ds. Huijser over belijdenis doen. M.i. een goede en gezonde visie op het doen van belijdenis.
Belijdenis doen
Op veel plaatsen in ons land zullen rond Pasen (en Pinksteren) tot onze blijdschap weer jonge mensen openbare belijdenis des geloofs afleggen. Maanden van voorbereiding zijn daaraan voorafgegaan. Lessen zijn gegeven en lessen zijn ontvangen. De leer die naar de Godzaligheid is, gegrond op Gods Woord en gestaafd in onze belijdenis, is weer aan het hart gelegd.
Ongetwijfeld zal er ook in de meeste gevallen een persoonlijk gesprek hebben plaatsgevonden tussen catecheet en catechisant. Dit om de diepste intentie tot het doen van belijdenis te proeven. Het is tenslotte niet zomaar iets. Wie belijdenis doet omdat men nu eenmaal de leeftijd heeft, of om daarmee een punt te zetten achter het volgen van de catechisaties, of omdat men trouwplannen heeft, staat er wel arm voor. Het is dan ook maar de vraag of kerkenraden op zo’n smalle basis ruimte moeten bieden voor het doen van openbare geloofsbelijdenis. Werken we dan zelf geen veroppervlakkiging in de hand?
Een bezinnend jaar, in de vorm van voorbereidende belijdeniscatechisatie, kan daarin bijzonder nuttig zijn. In zo’n jaar zou men de uitgave van ds. A. Hoogerland, “Belijdenis doen en dan...?” kunnen behandelen of het boekje “Met mond en hart” van ds. G.J. van Aalst.
Een besliste keuze
Belijdenis doen vraagt om een besliste keuze. Enerzijds een besliste afwijzing van een werelds leven, anderzijds een besliste toewijding aan een leven overeenkomstig Gods Woord. Het moet de belijdeniscatechisant in dat opzicht volle ernst zijn. Toen wij gedoopt werden, hadden wij daar niet de minste invloed op. Dat was Gods leiding in ons leven. Gód bepaalde voor ons een afgezonderd leven op het erf van Zijn verbond. Als het recht ligt, hebben onze ouders dat leven in de afzondering gestalte proberen te geven in de opvoeding. Hoe moeilijk dat ook is in onze tijd, ze zullen toch geprobeerd hebben om de grenzen te bewaken tussen kerk en wereld.
Maar als jongvolwassene wordt er een persoonlijke keus van ons gevraagd. Óf we bevestigen de afzondering die de Heere bij onze doop voor ons bepaald heeft, en spreken het voornemen uit om door Gods genade in dit spoor voort te gaan, óf we maken deze afzondering ongedaan door het terrein van de afzondering te verlaten.
De heiligheid van een jawoord voor Gods aangezicht vraagt dus om bewustheid en beslistheid. Dat verhoudt zich niet met halfslachtigheid. Het kan niet zo zijn dat we belijdenis doen door met de mond ‘ja’ te zeggen, terwijl ons leven een schreeuwend ‘nee’ is. Dan geven wij vals getuigenis! En nu moet het geven van vals getuigenis op alle terreinen van het leven bestreden worden, maar toch zeker in de kerk!
Bekeerd of onbekeerd?
Moeten zij die belijdenis doen kenmerken van waarachtige bekering dragen? Is dat de norm? De Heere vraagt het hart, en niet minder. Niemand van ons heeft het recht om onbekeerd te zijn. Dat zal ook voortdurend in ons onderwijs moeten doorklinken. Maar dan is toch wel het minste wat een kerkenraad mag vragen: een houding waaruit een ernstig voornemen blijkt om te leven overeenkomstig Gods Woord. Een levensstijl die de kenmerken van de afzondering draagt, waarin men zich distantieert van een wereldse vrijetijdsbesteding, een wereldse kledingstijl en van wereldse opsmuk. Daarnaast mogen we ook een besliste en weldoordachte keuze vragen voor de leer van onze kerk, ‘welke gij geleerd en gehoord hebt’ volgens de eerste vraag van Voetius.
Hartverwarmend
Wat is het hartverwarmend als je in gesprekken met jongeren iets mag proeven van deze besliste keuze vanuit een hartelijke betrokkenheid op de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking zoals die onze gemeenten vanouds getypeerd heeft. Zulke jongeren zijn er gelukkig nog onder ons! Jongeren die zich niet zomaar iets in handen willen laten stoppen als het om de eeuwige dingen gaat, maar zo heel goed aanvoelen dat er een wonder nodig is in hun leven.
Laten we in dat opzicht niet onderschatten wat er op hen afkomt! In onze open samenleving ligt alles binnen hun bereik. Dat geldt de wereldse verleidingen, maar ook de zuigkracht van een oppervlakkige godsdienst waarin hen een geloofsbeleving wordt opgedrongen waarbij de noodzaak van de wedergeboorte wordt verzwegen en een eenzijdig appel wordt gedaan op de geloofseis.
Helaas verslaat deze godsdienst haar duizenden, vooral als de boodschap ook nog eens met een schijn van Schriftgetrouwheid wordt voorgehouden. Natuurlijk beseffen we heel goed dat een verstandelijke instemming voor de eeuwigheid tekort is. Laten we onze jongeren dat ook maar (blijven) voorhouden. Anders kweken we betrokken en Schriftgetrouwe mensen die precies in het paadje gaan, maar daar ondertussen genoeg aan hebben. En of we nu over links of over rechts verloren gaan, het is even erg.
Godswerk
Gelukkig mag je ook weleens iets bespeuren onder belijdeniscatechisanten van het tere Godswerk. Wat is dat verblijdend! Wat raakt het je als je een jongere ontmoet die God kwijt is en bedroefd is over de zonde. Een jongere die zo ongekunsteld spreekt vanuit een levend Godsgemis. Die niet rijk is, maar arm. Die worden niet vroom, goed bedoelend en godsdienstig is, maar schuldig voor God en mensen. Wat wordt het warm vanbinnen als je een jongere hoort spreken over een innig zielsverlangen naar een nog zo onbekende Middelaar naar Wie toch het hart uitgaat onder de prediking van Gods Woord.
Ik hoop van harte dat er zo velen met Pasen of Pinksteren voor God en de gemeente mogen staan. In de gestalte van Ruth: Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Of in de gestalte van Mozes: om nu liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben.
Als dat zo mag zijn dan mag er moed worden geschept, al is het nog zo donker in de wereld en in de kerk. Maar dan is het toch waar: Zijn trouw rust zelfs op het late nageslacht!
Sliedrecht, Ds. A.T. Huijser
Sheba schreef: Ja, sorry. Maar dit is echt een Jezuïeten streek.
Dus nu krijgen de catechisanten wel teksten mee, neem ik aan?-DIA- schreef: Voor de Belijdenis des geloofs worden hier de vragen van Voetius gehanteerd. Er waren tijden, denk aan de jaren 70, 80, dat er wel eens meer dan 100 nieuwe leden per jaar bijkwamen. Daarvoor kon vanzelf niet ieder een persoonlijke tekst meekrijgen. De tekstkeuze was wel een algemene tekst waarin de belijdenis centraal stond. Zo heb ik ter gedachtenis aan de belijdenis een schilderij gekregen, waarop het interieur van de kerk is getekend. met daarin de tekst gedrukt van de Belijdenis-dienst: Psalm 87 vers 5: En van Sion zal gezegd worden: Deze en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.
Na de splitsing van de gemeenten is het aantal Belijdeniscatechisanten vanzelf veel minder geworden. Maar (helaas!) is dit niet in evenredige vergelijking, als men de drie verzelfstandigde gemeenten samentelt. Dan is het aantal mensen die belijdenis wensen af te leggen veel minder geworden.
Hij laat juist de eis van bekering staan. Niemand mag onbekeerd voort leven.Sheba schreef:Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.
Geen visie m.i.
De gestalte van Ruth. Die spreekt over Mijn God. En niet over een verborgen God.
Dat is wel wat anders als wat deze ds beweerd.
Hij zegt dat je zonder oprecht geloof belijdenis af kunt of mag afleggen. En daarmee legitimeert hij dat iemand onbekeerd is. Wat hij er daarvoor of daarna ook zegt. En dat is nu juist een oppervlakkige godsdienst.RefoCalvinist schreef:Hij laat juist de eis van bekering staan. Niemand mag onbekeerd voort leven.Sheba schreef:Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.
Geen visie m.i.
De gestalte van Ruth. Die spreekt over Mijn God. En niet over een verborgen God.
Dat is wel wat anders als wat deze ds beweerd.
Dat stelt hij heel helder en scherp. Waar hij het dan terughaalt is mij een raadsel, wellicht kan je dat toelichten?
M.i. heeft Ds. Huijser wel een visie. Een betere visie dan sommige hier, die van alles opwerpen als voorwaarde voor het doen van belijdenis.
Dat zalig worden een wonder van vrije genade is, wordt hier niet echt beleden. Nee men moet geloven. Alle jongeren geloven tegenwoordig maar. En op wat voor gronden? Gevoelsgronden en op gronden van enigerlei vermogens in de mens. Ds. Huijser legt er ook de vinger bij: een oppervlakkige godsdienst waarin hen een geloofsbeleving wordt opgedrongen waarbij de noodzaak van de wedergeboorte wordt verzwegen en een eenzijdig appel wordt gedaan op de geloofseis.
En wat betreft Ruth: Er is hier een betrekking op God. Maar de Middelaar (Boaz) leert ze pas later kennen.
Hij durft niet te zeggen dat geloven een voorwaarde voor belijdenis is. Anderzijds zegt hij wel dat je niet onbekeerd verder leven kan. De visie is er in dit stuk juist niet. Het blijft vaag. Kies dan voor de uitleg van Huisman. Het stuk van deze dominee kiest voor een soort middenweg die er niet is...RefoCalvinist schreef: M.i. heeft Ds. Huijser wel een visie.
Ruth1v16 Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.(30)RefoCalvinist schreef:Sheba schreef:Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.
Geen visie m.i.
De gestalte van Ruth. Die spreekt over Mijn God. En niet over een verborgen God.
Dat is wel wat anders als wat deze ds beweerd.
En wat betreft Ruth: Er is hier een betrekking op God. Maar de Middelaar (Boaz) leert ze pas later kennen.
Dan heb je Ds. Huijser in zijn geheel niet begrepen! Kan niet tot een andere conclusie komen, want dit zegt hij dus juist niet.Sheba schreef:Hij zegt dat je zonder oprecht geloof belijdenis af kunt of mag afleggen. En daarmee legitimeert hij dat iemand onbekeerd is. Wat hij er daarvoor of daarna ook zegt. En dat is nu juist een oppervlakkige godsdienst.RefoCalvinist schreef:Hij laat juist de eis van bekering staan. Niemand mag onbekeerd voort leven.Sheba schreef:Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.
Geen visie m.i.
De gestalte van Ruth. Die spreekt over Mijn God. En niet over een verborgen God.
Dat is wel wat anders als wat deze ds beweerd.
Dat stelt hij heel helder en scherp. Waar hij het dan terughaalt is mij een raadsel, wellicht kan je dat toelichten?
M.i. heeft Ds. Huijser wel een visie. Een betere visie dan sommige hier, die van alles opwerpen als voorwaarde voor het doen van belijdenis.
Dat zalig worden een wonder van vrije genade is, wordt hier niet echt beleden. Nee men moet geloven. Alle jongeren geloven tegenwoordig maar. En op wat voor gronden? Gevoelsgronden en op gronden van enigerlei vermogens in de mens. Ds. Huijser legt er ook de vinger bij: een oppervlakkige godsdienst waarin hen een geloofsbeleving wordt opgedrongen waarbij de noodzaak van de wedergeboorte wordt verzwegen en een eenzijdig appel wordt gedaan op de geloofseis.
En wat betreft Ruth: Er is hier een betrekking op God. Maar de Middelaar (Boaz) leert ze pas later kennen.
Het gaat er niet om dat de noodzaak van wedergeboorte ( in bijbelse zin) verzwegen wordt. Die noodzaak is er. Maar het onwedergeboren zijn wordt gewoon gelegitimeerd. Als je maar je best doet, plat gezegd. Niet in de wereld leeft, netjes kleed etc.
Wat betreft Ruth. Hoe kan zij spreken over mijn God buiten de Middelaar om? Wie kent God buiten Christus als "mijn' God?
Geopend, zie http://www.refoforum.nl/forum/viewtopic ... 21&t=12619RefoCalvinist schreef:Dan heb je Ds. Huijser in zijn geheel niet begrepen! Kan niet tot een andere conclusie komen, want dit zegt hij dus juist niet.Sheba schreef:Hij zegt dat je zonder oprecht geloof belijdenis af kunt of mag afleggen. En daarmee legitimeert hij dat iemand onbekeerd is. Wat hij er daarvoor of daarna ook zegt. En dat is nu juist een oppervlakkige godsdienst.RefoCalvinist schreef:Hij laat juist de eis van bekering staan. Niemand mag onbekeerd voort leven.Sheba schreef:Met de ene hand geef je de eis van bekering. Met de andere hand haal je het weer terug.
Geen visie m.i.
De gestalte van Ruth. Die spreekt over Mijn God. En niet over een verborgen God.
Dat is wel wat anders als wat deze ds beweerd.
Dat stelt hij heel helder en scherp. Waar hij het dan terughaalt is mij een raadsel, wellicht kan je dat toelichten?
M.i. heeft Ds. Huijser wel een visie. Een betere visie dan sommige hier, die van alles opwerpen als voorwaarde voor het doen van belijdenis.
Dat zalig worden een wonder van vrije genade is, wordt hier niet echt beleden. Nee men moet geloven. Alle jongeren geloven tegenwoordig maar. En op wat voor gronden? Gevoelsgronden en op gronden van enigerlei vermogens in de mens. Ds. Huijser legt er ook de vinger bij: een oppervlakkige godsdienst waarin hen een geloofsbeleving wordt opgedrongen waarbij de noodzaak van de wedergeboorte wordt verzwegen en een eenzijdig appel wordt gedaan op de geloofseis.
En wat betreft Ruth: Er is hier een betrekking op God. Maar de Middelaar (Boaz) leert ze pas later kennen.
Het gaat er niet om dat de noodzaak van wedergeboorte ( in bijbelse zin) verzwegen wordt. Die noodzaak is er. Maar het onwedergeboren zijn wordt gewoon gelegitimeerd. Als je maar je best doet, plat gezegd. Niet in de wereld leeft, netjes kleed etc.
Wat betreft Ruth. Hoe kan zij spreken over mijn God buiten de Middelaar om? Wie kent God buiten Christus als "mijn' God?
Over Ruth: Als je daar de behoefte voor voelt, mag je daar een nieuw onderwerp over starten. Het is bij Ruth geen belijdenis van het hart, of anders gezegd: Ruth had daar nog geen kennis aan de Middelaar, laat staan voor de noodzaak ervan. Nee het is een uiterlijke belijdenis, maar daarmee niet onzinnig.
Voor belijdenis is er ook helemaal geen voorwaarde van geloof.mcgk schreef:Hij durft niet te zeggen dat geloven een voorwaarde voor belijdenis is. Anderzijds zegt hij wel dat je niet onbekeerd verder leven kan. De visie is er in dit stuk juist niet. Het blijft vaag. Kies dan voor de uitleg van Huisman. Het stuk van deze dominee kiest voor een soort middenweg die er niet is...RefoCalvinist schreef: M.i. heeft Ds. Huijser wel een visie.
Om geen Jezuïet te zijn toch nog één reactie .Sheba schreef:Ja, sorry. Maar dit is echt een Jezuïeten streek. Als het moeilijk wordt niets zeggen... Wel vragen oproepen, geen antwoord geven...huisman schreef:mooi om weer eens een belangrijke discussie te zien.
Toch ga ik niet meer reageren omdat mijn vastentijd van dit forum nog lang niet afgelopen is.
Excuses maar toch
Reageer dan helemaal niet. Ipv van alleen dingen te droppen.
Maar goed, geef je even een seintje als je " vastentijd" is afgelopen?
15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen!
16 Toen antwoordde het volk en zeide: Het zij verre van ons, dat wij den HEERE verlaten zouden, om andere goden te dienen.
17 Want de HEERE is onze God; Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land van Egypte, uit het diensthuis heeft opgebracht, en Die deze grote tekenen voor onze ogen gedaan heeft, en ons bewaard heeft op al den weg, door welken wij getogen zijn, en onder alle volken, door welker midden wij getrokken zijn.
18 En de HEERE heeft voor ons aangezicht uitgestoten al die volken, zelfs den Amoriet, inwoner des lands. Wij zullen ook den HEERE dienen, want Hij is onze God.