Er zijn twee kanten, Gods genadig verbond, de Doop die van Zijn kant komt, én de eis van geloof.
Ik blijf herhalen zonder genade kan men geen ja zeggen op de Doop vragen, en daar komt bij: men mag niet onbekeerd zijn.
En nee Gods handelen hangt niet af van ons geloof of het geloof van de ouders.
In Vraag 74: "...zo moeten zij ook door den Doop als het teken van het verbond, der christelijke kerk ingelijfd worden en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden"
Met als verwijstekst: Handelingen 10 vers 47 Kan ook iemand het water weren, dat dezen niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk als ook wij?
Toelichting in Schatboek:
Om deze vraag goed te verstaan, moet men er eerst in het algemeen acht op slaan, wie de Doop mogen begeren en wie ertoe behoren toegelaten te worden. Op beide vragen dient als antwoord, volgens de algemene regel: De Doop komt alleen aan alle discipelen van Christus toe. Want Christus zegt: „Onderwijst alle volken", of naar het Grieks: „Maakt alle volken tot discipelen, hen dopende" enz. Daarom behoren zij, die nog niet gevoelen dat zij discipelen van Christus zijn, d.w.z. die in belijdenis en leven nog niet met de Gemeente overeenkomen, de Doop niet te eisen; en gebeurt het, dat zulke mensen de Doop begeren, dan behoren zij door de Dienaars der Gemeente niet tot de Doop toegelaten te worden. Daarentegen is het nodig, dat allen die discipelen van Christus willen zijn, in leer en leven overeenkomen en om Christus' wil de Doop begeren. En als zulke mensen trachten gedoopt te worden, dan kan de Doop hun van de Dienaren der Gemeente niet geweigerd worden, volgens Petrus' bevel, in Hand. 2 : 38: „Bekeert u en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden.” Men komt dan hierin licht overeen, dat alle volwassenen die discipelen van Christus zijn, gedoopt zullen worden; en daarom geacht behoren te worden voor leden van de zichtbare Kerk, n.l. zij die belijdenis des geloofs en der boetvaardigheid afleggen, en die - volgens het oordeel der Kerk niet van Christus vervreemd zijn. Hoewel, het gebeurt wel eens, dat sommigen huichelaars zijn, zoals bij voorbeeld Simon de Tovenaar er een was.
en:
En men kan niet ontkennen, dat de kinderen der gelovigen - hetzij zij mét de ouders tot de Gemeente overgaan, of in de Gemeente geboren worden, daar zij daarmee ook het recht en lidmaatschap der Kerk verkrijgen - daarvoor gerekend moeten worden, volgens het formulier der belofte, Gen. 17 : 7
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"