Gedichten
Re: Gedichten
Ik voel me machteloos - ik ben zo moe;
ach, lieve God, hoe moet ik verder gaan?
Alles doet pijn - nog nauw'lijks kan ik staan,
ik kan alleen maar struik'lend naar U toe.
Is het zó lang geleden, dat U zei:
'Wie tot Mij komt, laat ik niet hulp'loos gaan,
want Ik hoor ied're zucht, zie ied're traan;
leg heel je last van zorgen maar op Mij.'
Ik bid en bid, Maar God, U bent zo ver -
hoort U mij wel? Vraag ik U toch te veel?
De woorden blijven steken in mijn keel -
't is nacht, Heer. Toon mij toch één enk'le ster!
N. Benschop
ach, lieve God, hoe moet ik verder gaan?
Alles doet pijn - nog nauw'lijks kan ik staan,
ik kan alleen maar struik'lend naar U toe.
Is het zó lang geleden, dat U zei:
'Wie tot Mij komt, laat ik niet hulp'loos gaan,
want Ik hoor ied're zucht, zie ied're traan;
leg heel je last van zorgen maar op Mij.'
Ik bid en bid, Maar God, U bent zo ver -
hoort U mij wel? Vraag ik U toch te veel?
De woorden blijven steken in mijn keel -
't is nacht, Heer. Toon mij toch één enk'le ster!
N. Benschop
Re: Gedichten
Lente
Voorzichtig beginnen te spelen
binnen een groenende koelte
de bloemen met name te groeten
en van harte te ontsluiten
aarzelende kamers.
Het brood met elkaar te delen,
de koele beekval te voelen.
En in de avond te wachten
de bevende witte vlinders;
de kamperfoelie gaat open.
© Ida Gerhardt
Voorzichtig beginnen te spelen
binnen een groenende koelte
de bloemen met name te groeten
en van harte te ontsluiten
aarzelende kamers.
Het brood met elkaar te delen,
de koele beekval te voelen.
En in de avond te wachten
de bevende witte vlinders;
de kamperfoelie gaat open.
© Ida Gerhardt
Logisch-reformatorisch meubelconsulent -- bij 500 berichten houd ik het hier echt helemaal voor gezien, en dan kom ik de dag daarop weer terug op het forum
Gedichten
I once was a stranger to grace and to God,
I knew not my danger, and felt not my load;
Though friends spoke in rapture of Christ on the tree,
Jehovah Tsidkenu was nothing to me.
I oft read with pleasure, to sooth or engage,
Isaiah's wild measure and John's simple page;
But e'en when they pictured the blood-sprinkled tree
Jehovah Tsidkenu seem'd nothing to me.
Like tears from the daughters of Zion that roll,
I wept when the waters went over His soul;
Yet thought not that my sins had nail'd to the tree,
Jehovah Tsidkenu 'twas nothing to me.
When free grace awoke me, by light from on high,
Then legal fears shook me, I trembled to die;
No refuge, no safety in self could I see,
Jehovah Tsidkenu my Saviour must be.
My terrors all vanished before the sweet name;
My guilty fears banished, with boldness I came
To drink at the Fountain, life-giving and free,
Jehovah Tsidkenu is all things to me.
Jehovah Tsidkenu! my treasure and boast,
Jehovah Tsidkenu! I ne'er can be lost;
In Thee I shall conquer by flood and by field,
My Cable, my Anchor, my Breast-plate and Shield!
Even treading the valley, the shadow of death,
This "watchword" shall rally my faltering breath;
For while from life's fever my God sets me free,
Jehovah Tsidkenu, my death song shall be.
R.M. Mc Cheyne (1837)
I knew not my danger, and felt not my load;
Though friends spoke in rapture of Christ on the tree,
Jehovah Tsidkenu was nothing to me.
I oft read with pleasure, to sooth or engage,
Isaiah's wild measure and John's simple page;
But e'en when they pictured the blood-sprinkled tree
Jehovah Tsidkenu seem'd nothing to me.
Like tears from the daughters of Zion that roll,
I wept when the waters went over His soul;
Yet thought not that my sins had nail'd to the tree,
Jehovah Tsidkenu 'twas nothing to me.
When free grace awoke me, by light from on high,
Then legal fears shook me, I trembled to die;
No refuge, no safety in self could I see,
Jehovah Tsidkenu my Saviour must be.
My terrors all vanished before the sweet name;
My guilty fears banished, with boldness I came
To drink at the Fountain, life-giving and free,
Jehovah Tsidkenu is all things to me.
Jehovah Tsidkenu! my treasure and boast,
Jehovah Tsidkenu! I ne'er can be lost;
In Thee I shall conquer by flood and by field,
My Cable, my Anchor, my Breast-plate and Shield!
Even treading the valley, the shadow of death,
This "watchword" shall rally my faltering breath;
For while from life's fever my God sets me free,
Jehovah Tsidkenu, my death song shall be.
R.M. Mc Cheyne (1837)
Re: Gedichten
NAAR DE EINDTIJD
Wanneer de boze geesten, los gelaten,
een aanval doen op al wat heilig is;
wanneer de oorlog woedt in vele staten
en niemand in zijn land meer veilig is;
wanneer de mensen sterven op de straten,
omdat er in het land geen voedsel is;
de grote steden woest zijn en verlaten,
een oord van weedom en van droefenis:
Heft dan uw hoofden opwaarts: Hij zal komen
met koninklijke kracht en heerlijkheid.
Ziet naar de vijgenboom en al de bomen:
Zij spruiten uit, straks is het zomertijd.
De macht van satan wordt, voorgoed ontnomen,
en Christus heerst tot in der eeuwigheid.
Marinus Nijsse
Bron: Jongerenblad Daniël, 20 mei 1977
Wanneer de boze geesten, los gelaten,
een aanval doen op al wat heilig is;
wanneer de oorlog woedt in vele staten
en niemand in zijn land meer veilig is;
wanneer de mensen sterven op de straten,
omdat er in het land geen voedsel is;
de grote steden woest zijn en verlaten,
een oord van weedom en van droefenis:
Heft dan uw hoofden opwaarts: Hij zal komen
met koninklijke kracht en heerlijkheid.
Ziet naar de vijgenboom en al de bomen:
Zij spruiten uit, straks is het zomertijd.
De macht van satan wordt, voorgoed ontnomen,
en Christus heerst tot in der eeuwigheid.
Marinus Nijsse
Bron: Jongerenblad Daniël, 20 mei 1977
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
GROEI
"Geef Heere", sprak ik in t'gebed
"Mij groei in liefde en gena,
meer helderheid in hoe Gij redt
meer ernst, wanneer ik tot U ga".
God Zelf sprak mij de woorden voor;
Zijn antwoord kwam, zoals verwacht -
maar toch, wel langs een weg waardoor
ik haast tot wanhoop werd gebracht.
Ik hoopte dat het uur zou slaan,
waarin Zijn overmachtig woord
mijn zonden fel te keer zou gaan,
en alles wat mijn rust verstoort.
Dat uur sloeg niet. God gaf mij wel
besef van mijn verborgen kwaad.
Ook hebben machten uit de hel
mijn ziel gekweld, vol wrok en haat.
Het scheen zelfs dat Gods eigen hand
mijn last nog meer verzwaren zou.
Verzengde alles wat ik had geplant
opdat ik ootmoed leren zou.
"Waarom o God " vroeg ik vermoeid,
"Wilt Gij mijn dood en treft mij dit?"
Gods antwoord was: Mijn kind zo groeit
in jou t'geloof waarom je bidt.
John Newton
"Geef Heere", sprak ik in t'gebed
"Mij groei in liefde en gena,
meer helderheid in hoe Gij redt
meer ernst, wanneer ik tot U ga".
God Zelf sprak mij de woorden voor;
Zijn antwoord kwam, zoals verwacht -
maar toch, wel langs een weg waardoor
ik haast tot wanhoop werd gebracht.
Ik hoopte dat het uur zou slaan,
waarin Zijn overmachtig woord
mijn zonden fel te keer zou gaan,
en alles wat mijn rust verstoort.
Dat uur sloeg niet. God gaf mij wel
besef van mijn verborgen kwaad.
Ook hebben machten uit de hel
mijn ziel gekweld, vol wrok en haat.
Het scheen zelfs dat Gods eigen hand
mijn last nog meer verzwaren zou.
Verzengde alles wat ik had geplant
opdat ik ootmoed leren zou.
"Waarom o God " vroeg ik vermoeid,
"Wilt Gij mijn dood en treft mij dit?"
Gods antwoord was: Mijn kind zo groeit
in jou t'geloof waarom je bidt.
John Newton
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Re: Gedichten
Je lippen, die ik heb gekust,
Je haren, donker en verward,
En dan je hart, je jonge hart,
Waaraan 'k zo heerlijk heb gerust ...
Ik denk: het heeft zo moeten zijn.
Soms is 't, alsof je bent gestorven.
Wie weet, hoe ver, in leed en pijn,
Wij zullen hebben rondgezworven,
Voordat wij weer tezamen zijn.
Jacques Presser (Hij schreef dit gedicht nadat zijn vrouw in 1943 door de S.S. werd weggevoerd. Zij is nooit meer teruggekomen.)
Je haren, donker en verward,
En dan je hart, je jonge hart,
Waaraan 'k zo heerlijk heb gerust ...
Ik denk: het heeft zo moeten zijn.
Soms is 't, alsof je bent gestorven.
Wie weet, hoe ver, in leed en pijn,
Wij zullen hebben rondgezworven,
Voordat wij weer tezamen zijn.
Jacques Presser (Hij schreef dit gedicht nadat zijn vrouw in 1943 door de S.S. werd weggevoerd. Zij is nooit meer teruggekomen.)
Logisch-reformatorisch meubelconsulent -- bij 500 berichten houd ik het hier echt helemaal voor gezien, en dan kom ik de dag daarop weer terug op het forum
Re: Gedichten
Noem de namen. Fluister, schreeuw
al luistert bijna niemand meer.
De velden blijven volgekruist
tot aan de horizon;
onder dezelfde noemer
één voor één verwoord.
Wie noemt de naamlozen?
Na veertig, vijftig, zestig jaar
nog altijd geen bericht,
geen landkaart uit te vaardigen
met tekens bij de kuilen,
geen handvol eigen grond
waarin zij zijn bewaard –
Het boek blijft open. Fluister,
schreeuw – en luister naar de stilte
waarin alle namen zijn gehoord.
Louise Broekhuysen
al luistert bijna niemand meer.
De velden blijven volgekruist
tot aan de horizon;
onder dezelfde noemer
één voor één verwoord.
Wie noemt de naamlozen?
Na veertig, vijftig, zestig jaar
nog altijd geen bericht,
geen landkaart uit te vaardigen
met tekens bij de kuilen,
geen handvol eigen grond
waarin zij zijn bewaard –
Het boek blijft open. Fluister,
schreeuw – en luister naar de stilte
waarin alle namen zijn gehoord.
Louise Broekhuysen
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Re: Gedichten
Willem van Oranje maakt een vast verbond met de Potentaat der potentaten!
Toch bijzonder dat we nog dit lied ons volkslied mogen noemen:
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den Vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.
Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.
Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.
Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vrezen
mijn edel bloed gewaagd.
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
Uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verrassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.
Als David moeste vluchten
voor Saül den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.
Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.
Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.
Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.
Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven
en heeft het niet begeerd.
Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.
Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.
Toch bijzonder dat we nog dit lied ons volkslied mogen noemen:
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den Vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.
Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.
Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.
Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vrezen
mijn edel bloed gewaagd.
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
Uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verrassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.
Als David moeste vluchten
voor Saül den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.
Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.
Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.
Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.
Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven
en heeft het niet begeerd.
Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.
Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.
Re: Gedichten
Een vreemde vrouw is in de kerk gelopen
Vanmorgen, even vóór het zegenwoord
Zij had geen zondagsmantel kunnen kopen,
Maar had van buren ‘Jezus’ naam gehoord.
De koster had er overheen gekeken
En even ergens anders op gelet:
Ze zocht langs vreemden en het had geleken
Of hier het Evangelie ‘rangen’ kende en verschil.
Zo had ze banken afgezocht, een teken,
Een vage hand gaf haar een plaats te leen,
En dankbaar was ze neergestreken,
Net op ’t moment dat satan ook verscheen.
En al haar vreugde werd tot waas verweven,
Toen naast haar koud ’n stem verwijtend sneed:
‘U zit op ’t kussen van een ander, leest u even:
‘gereserveerd’, ik weet niet of u ’t weet’.
Toen koos de vrouw de uitgang langs de toren,
Haar wijze ogen vroegen maar niet meer.
En buiten kon zij d’anderen horen zingen:
‘God heb ik lief, want die getrouwe Heer…..’
Weet iemand van wie dit gedicht is?
Vanmorgen, even vóór het zegenwoord
Zij had geen zondagsmantel kunnen kopen,
Maar had van buren ‘Jezus’ naam gehoord.
De koster had er overheen gekeken
En even ergens anders op gelet:
Ze zocht langs vreemden en het had geleken
Of hier het Evangelie ‘rangen’ kende en verschil.
Zo had ze banken afgezocht, een teken,
Een vage hand gaf haar een plaats te leen,
En dankbaar was ze neergestreken,
Net op ’t moment dat satan ook verscheen.
En al haar vreugde werd tot waas verweven,
Toen naast haar koud ’n stem verwijtend sneed:
‘U zit op ’t kussen van een ander, leest u even:
‘gereserveerd’, ik weet niet of u ’t weet’.
Toen koos de vrouw de uitgang langs de toren,
Haar wijze ogen vroegen maar niet meer.
En buiten kon zij d’anderen horen zingen:
‘God heb ik lief, want die getrouwe Heer…..’
Weet iemand van wie dit gedicht is?
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Re: Gedichten
Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
Re: Gedichten
Ja wel bekend, voor zover ik weet is het dit?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Mijn rechterbuurman
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heen gegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af hoe hij is weggegaan...
Hij was een trouw ‘genoot’ en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.
Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.
En dat is zo gebeurd, er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?
Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt.
–het brood voor heden en de huur voor morgen–
en dat verzekering niet alle schaden dekt.
Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen
zij deze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor de dood.
Want ’k vrees dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?
Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworden,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
Beste Dia-DIA- schreef:Ja wel bekend, voor zover ik weet is het dit?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Mijn rechterbuurman
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heen gegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af hoe hij is weggegaan...
Hij was een trouw ‘genoot’ en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.
Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.
En dat is zo gebeurd, er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?
Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt.
–het brood voor heden en de huur voor morgen–
en dat verzekering niet alle schaden dekt.
Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen
zij deze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor de dood.
Want ’k vrees dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?
Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworden,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
Heel hartelijk bedankt!
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
Re: Gedichten
graag gedaan. En het gedicht heeft een inhoud die we allen wel ter harte mogen nemen.samanthi schreef:Beste Dia-DIA- schreef:Ja wel bekend, voor zover ik weet is het dit?samanthi schreef:Wie kent het hele gedicht van mijn rechter buurman is vannacht gestorven?
Mijn rechterbuurman
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
hij had een maagkwaal en is heen gegaan.
Hij had zich hier een goed bestaan verworven,
ik vraag me af hoe hij is weggegaan...
Hij was een trouw ‘genoot’ en zorgzaam vader,
zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan.
Een boos gezwel zat op een hoofdslagader,
geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan.
Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven
een joch van drie en een nog jonge vrouw;
een assurantiepolis op zijn leven,
dat was dan voor ’t geval hij sterven zou.
En dat is zo gebeurd, er was geen vechten tegen,
het flitsend mes van de chirurg ten spijt.
Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen
gewogen in de waag der eeuwigheid?
Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen
slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt.
–het brood voor heden en de huur voor morgen–
en dat verzekering niet alle schaden dekt.
Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen
zij deze schade zelfs niet heeft begroot.
Ik had ook, toen ’t nog kon, hem moeten zeggen
zich te verzekeren voor de dood.
Want ’k vrees dat hij alleen en zeer verlaten
het Goddelijk gericht moet ondergaan.
Wat kan in dit gericht een mens nog baten
als Jezus Zelf niet voor hem in wil staan?
Maar hoe dit zij, welk deel hij heeft verworden,
het is voorbij, voor hem is ’t pleit beslecht.
Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven,
en ik, ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd!
Heel hartelijk bedankt!
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Re: Gedichten
DE LEEUWERIK
Een leeuw’rik heeft gevonden
Een wormpje in den grond.
En 't loflied opgezongen.
Vroeg in den morgenstond.
Nu ruischt hij uit de voren
Met hemelwaartsche vlucht.
En laat zijn liedje hoor en.
Klapwiekend in de lucht.
Hij zwiert in kring op kringen
Al dwarlend op en neer,
Eji brengt met vroolijk zingen
Zyn dank tot God den Heer’.
O, Heer’! maak ons te zamen
Zoo tot uw' lof bereid;
Dan zal ons niet beschamen
Des leeuw’riks dankbaarheid.
Een leeuw’rik heeft gevonden
Een wormpje in den grond.
En 't loflied opgezongen.
Vroeg in den morgenstond.
Nu ruischt hij uit de voren
Met hemelwaartsche vlucht.
En laat zijn liedje hoor en.
Klapwiekend in de lucht.
Hij zwiert in kring op kringen
Al dwarlend op en neer,
Eji brengt met vroolijk zingen
Zyn dank tot God den Heer’.
O, Heer’! maak ons te zamen
Zoo tot uw' lof bereid;
Dan zal ons niet beschamen
Des leeuw’riks dankbaarheid.
© -DIA- 33.950 || ©Dianthus »since 03.10.2008«