HSV Studiebijbel Gen 1:27 schreef:
1:27 Er is discussie geweest over de uitdrukking beeld van God. Veel geleerden wijzen naar de gangbare overtuiging in het oude Nabije Oosten dat de koning de onzichtbare representant van de godheid was. Op die manier regeerde de koning in naam van de god. Echter, v.26 verbindt het beeld van God met de uitoefening van heerschappij over alle andere schepselen van de zee, de hemel en de aarde. Daaraan kan men zien dat de mensheid hier bekleed wordt met autoriteit om als Gods vertegenwoordiger of onderkoning over de aarde te regeren (zie aant. bij v. 28). Andere geleerden onderstrepen het patroon van mannelijk en vrouwelijk. Zij trekken de conclusie dat de mensheid Gods beeld uitdrukt in relaties, in het bijzonder in de goed functionerende gemeenschap, zowel binnen het huwelijk als breder in de maatschappij. Doorgaans werd het beeld beschouwd als de mogelijkheden die mensen apart zetten van de dieren – mogelijkheden waardoor mensen op God lijken. Het gaat hier om karakteristieken als rede, moraal, taal, de mogelijkheid van het aangaan van liefdevolle en betrokken relaties, en creativiteit in alle vormen van kunst. Al deze inzichten kan men samenvatten door vast te stellen dat de overeenkomsten (de mens lijkt in zekere zin op God) het de mensheid mogelijk maken God te vertegenwoordigen door te regeren en waardevolle relaties met God, met elkaar en met de rest van de schepping op te bouwen. Dit ‘beeld’ en deze waardigheid geldt voor beide ‘mannelijke en vrouwelijke’ menselijke wezens. (Deze zienswijze is uniek in de context van het oude Nabije Oosten. In Mesopotamië schiepen de goden de mensen uitsluitend om werkzaamheden voor hen te verrichten.) De Hebreeuwse term ’adam, vertaald als mens, is dikwijls een algemene term die zowel mannelijk als vrouwelijk aangeeft. Soms heeft deze echter betrekking op de man in onderscheid van de vrouw (2:22, 23, 25; 3:8, 9, 12, 20): dan wordt het de eigennaam ‘Adam’ (Gen. 2:20; 3:17, 21; 4:1; 5:1). In dit stadium wordt de mensheid als soort apart gezet van alle schepselen en gekroond met glorie en eer als beheerser van de aarde (vgl. Ps. 8:6-9). De gebeurtenissen die Gen. 3 beschrijft, hebben echter een belangrijke betekenis voor de positie van de mensheid in de schepping.
Deze uitleg van Genesis 1:27 komt overeen met de ESV Study Bible. De essentie van de uitleg is te vinden in de passage:
'
Doorgaans werd het beeld beschouwd als de mogelijkheden die mensen apart zetten van de dieren – mogelijkheden waardoor mensen op God lijken. Het gaat hier om karakteristieken als rede, moraal, taal, de mogelijkheid van het aangaan van liefdevolle en betrokken relaties, en creativiteit in alle vormen van kunst. Al deze inzichten kan men samenvatten door vast te stellen dat de overeenkomsten (de mens lijkt in zekere zin op God) het de mensheid mogelijk maken God te vertegenwoordigen door te regeren en waardevolle relaties met God, met elkaar en met de rest van de schepping op te bouwen.'
Ik blijf dit toch een verarming vinden. Ik beargumenteer dit vanuit de volgende punten:
1) Wat ik mis in deze beschrijving is de expliciete vermelding van de deugden en krachten van de ziel, hoe de mens ook DAARIN naar Gods beeld geschapen is. Dan gaat het om de mededeelbare eigenschappen van God, zoals Zijn goedheid, rechtvaardigheid, heiligheid, welke eigenschappen God ook in de mens gelegd heeft.
2) Wat ik verder mis is de volmaaktheid en ongeschondenheid van dit beeld Gods. Zoals het in deze uitleg geformuleerd wordt, kan deze beschrijving evenzeer toegepast worden op de gevallen mens. Ik lees hier niets over het specifieke van het beeld Gods vóór de zondeval. Wel staat er in de slotzin iets over Genesis 3, maar dat is uiterst mager en blijft bij de uitwendige kant van het beeld Gods.
3) Verder wordt er in deze uitleg gesproken over de diverse opvattingen over Gods beeld alsof dit allemaal min of meer gelijkwaardige mogelijkheden zijn om tot uitleg te komen. Maar ik vind hier niet de uitlegkundige regel toegepast, dat Schrift met Schrift vergeleken moet worden. En dan zou de uitleg inderdaad óók moeten gaan over de diverse teksten in het Nieuwe Testament die over het beeld Gods gaan. Deze teksten worden in de uitleg in het geheel niet genoemd, laat staan besproken, Schrift wordt NIET met Schrift vergeleken, en de consequenties die deze vergelijking in dit geval zouden opleveren worden NIET getrokken.
Dit zijn even mijn observaties over deze uitleg van Genesis 1:27.
Dan bij Genesis 5:3: daar wordt het 'naar het beeld Gods' en 'naar zijn (Adams) beeld' gelezen als volstrekt in elkaars verlengde. Er wordt niet bij stilgestaan dat er een essentieel verschil is ontstaan ten opzichte van Genesis 1, zoals in de kanttekening bij de Statenvertaling zo duidelijk verwoord:
kanttekening SV schreef:Tegen Gods beeld en gelijkenis, naar dewelke Adam geschapen was, wordt hier nu gesteld Adams beeld en gelijkenis, naar dewelke Seth geboren is. Gods beeld was volmaakt, maar na den val was Adams beeld gans verdorven; waardoor nu alle mensen die natuurlijk uit Adam geboren worden, zondig, ellendig, en den dood onderworpen zijn. Zie Rom. 5:12.
Zie maar wat we in de HSV Studiebijbel vinden:
studiebijbel HSV schreef:verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld. In de normale gang van zaken bij een geslachtsregister zou men hier de zin 'verwekte Seth' hebben verwacht. Het aanvullende materiaal levert de gedachte op dat Seth lijkt op Adam. Terwijl dit inhoudt dat Seth evenals Adam naar het beeld van God is geschapen, suggereert het ook dat hij zijn vader weerspiegelt
Ook hier zie ik dus een duidelijke verarming. Want de kanttekening in de SV komt wel degelijk uit de tekst zelf op: 'naar zijn beeld, naar zijn gelijkenis' is namelijk een duidelijke heenwijzing naar Genesis 1:26, 27, waarbij er wel een heel belangrijk verschil is tussen Genesis 1 en Genesis 5.