Roddelen

[Jongere]

'Er kwam ook een overlegging bij hen op, wie van hen de meeste was' (Luk. 9:46)'

Wij weten, wie deze gedachte in de christelijke gemeenschap zaait. Maar misschien bedenken we niet voldoende, dat geen enkele christelijke gemeenschap kan samenkomen, zonder dat al spoedig deze gedachte opduikt als het zaad van de tweedracht. Nauwelijks zijn mensen bij elkaar, of ze moeten beginnen met elkaar te bekijken, te beoordelen en in te delen. Daarmee ontstaat dan al in het begin van de christelijke gemeenschap een onzichtbare, vaak ook onbewuste, harde strijd op leven en dood. 'Er kwam ook een overlegging bij hen op' - dat is al voldoende om de gemeenschap kapot te maken.
Daarom is het voor elke christelijke gemeente van het eerste ogenblik af een levensvoorwaarde, dat zij deze gevaarlijke vijand in de gaten heeft en uitroeit. Hier valt geen tijd te verliezen, want al dadelijk bij de ontmoeting met anderen zoekt de mens naar de strijdpositie, die hij tegenover de ander met succes kan innemen. (...)
Dat kan allemaal in de fatsoenlijkste en ook vroomste vorm gebeuren. Het komt er maar op aan, dat een christelijke gemeenschap weet, dat vast en zeker ergens een 'overlegging bij hen opkwam, wie de meeste zou zijn'. Het is de strijd van de natuurlijke mens om rechtvaardiging van zijn eigen ik. Hij vindt die slechts door zichzelf met de ander te vergelijken, in het oordeel en het gericht over de ander. Zelfrechtvaardiging en oordelen horen bij elkaar, zoals de rechtvaardiging uit de genade en het dienen bij elkaar horen.
Onze kwade gedachten bestrijden wij soms het beste als we ze zonder meer verbieden in woorden naar buiten te treden. Zoals het beslist waar is, dat de geest van zelfrechtvaardiging alleen vanuit de geest van de genade kan worden overwonnen, zo staat het ook vast, dat bepaalde negatieve gedachten over anderen binnen de perken worden gehouden en onderdrukt wanneer men ze nooit het recht geeft om openlijk te worden uitgesproken, tenzij als belijdenis van schuld. (...) Wie zijn tong in bedwang houdt, beheerst ziel en lichaam (Jak. 3:3).
Daarom zal het een absoluut vaststaande regel zijn voor elk christelijk gemeenschapsleven dat het verboden is om achter iemands rug om, over een ander te praten. (...) het stiekeme praten over de ander blijft ongeoorloofd, ook waar het de schijn heeft van hulp en goede bedoeling. Juist onder die dekmantel zal altijd weer de geest van broederhaat insluipen, als hij probeert schade te berokkenen.

[Bona Fide]

Roddelen is spreken over iemand zonder dat de persoon in kwestie bij het gesprek aanwezig is; meestal in ongunstige zin. Dat laatste hoeft dus niet.

Met andere woorden: stel dat ik jou ken en dat ik over jou een positief verhaal ophang tegen een ander waar jij niet bij bent, dan roddel ik. Dat was ik me tot nu toe niet bewust. De toevoeging (die je denk ik van wikipedia hebt) "meestal in ongunstige zin" klopt volgens mij niet.

Dit zegt van Dale van roddelen: opzettelijk slechte dingen van iem. vertellen; kwaadspreken, lasteren
Lijkt me beter te kloppen.

Die heb ik inderdaad van wiki.
"In ongunstige zin" is eigenlijk hetzelfde als "opzettelijk slechte dingen van iem. vertellen".

Dat laatste ben ik me je eens. Ik reageerde m.n. op je post daarvoor, deze woorden: "Dat laaste hoeft dus niet" (d.w.z. in ongunstige zin over iemand spreken).
I.p.v. "... meestal in ongunstige zin", zou ik willen stellen: "... altijd in ongunstige zin".