Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang.
De pijn voor jou zal dan waarschijnlijk in deze quote zitten. Principiëel ben ik het hier echter wel mee eens. Als je zalig gesproken wordt omdat je aan de kenmerken voldoet ( ellendekennis, honger naar het Woord, afkeer van de zonde) is dat niet anders dan dat je zalig gesproken wordt omdat je binnen het verbond bent.
Hier heb je kort door de bocht opmerking 1: niemand spreekt zalig, maar de noodzakelijkheid van Christus te leren kennen wordt juist allerweg geleerd.
Bij allebei komt Christus in het verhaal niet voor.
Wat een leugen! Daarvan zul je ook eens verantwoording af moeten leggen. Besef je wat je schrijft?
Van jouw tweede quote kan ik alleen maar gissen waar jij op af wil dingen. Ik denk dat in onze kring er vele malen sterker geaccentueerd wordt op de beleving van onder Gods recht verloren gaan dan in de Bijbel terug te vinden is. Ik ben benieuwd waar je precies op wilt afdingen.
Ik zag een eerdere recensie van ds. P. de Vries waar hij dit punt (in andere woorden) als dwaling betiteld. Maar m.i. is het een vast en onopgeefbaar Bijbels principe dat wij met de moordenaar aan het kruis moeten gaan leren uitroepen: wij toch rechtvaardig, ontvangen straf hetgeen wij verdiend hebben......, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Termen als "Gods recht liever krijgen dan de eigen zaligheid" klinken heel zwaar. Maar de zaak die bedoelt wordt is m.i. heel eenvoudig, namelijk wat de moordenaar aan het kruis hier leerde. Dat men het eens wordt, accepteert, dat de zonden die bedreven zijn hen het voorwerp van de toorn Gods maken. Dat is ware boetvaardigheid. Die Bijbelse waarheid mogen we niet verlaten. Jammer dat zo'n geleerd man als dr. P. de Vries niet door die termen heen prikt.
Laatst gewijzigd door Erasmiaan op 14 feb 2013, 10:44, 1 keer totaal gewijzigd.
Erasmiaan schreef:Hier heb je kort door de bocht opmerking 1: niemand spreekt zalig, maar de noodzakelijkheid van Christus te leren kennen wordt juist allerweg geleerd.
Ds. Moerkerken leert duidelijk dat 'het kindeke in de genade' Christus niet kent, maar wel wedergeboren en bekeerd is.
Erasmiaan schreef:
sunlover schreef: Bij allebei komt Christus in het verhaal niet voor.
Wat een leugen! Daarvan zul je ook eens verantwoording af moeten leggen. Besef je wat je schrijft?
Dit sluit aan op de vorige opmerking. Als De Saambinder in het verleden een keer schrijft over iemand die een bekeringsverhaal kwam vertellen op het Curatorium, waarbij hij na drie kwartier de naam van Christus nog niet had genoemd, is dat een (onbedoeld!!) gevolg van de leer van Comrie. Die man was gewoon na drie kwartier nog steeds niet verder dan de stand van het kindeke, hij was aan de jongeling nog niet toegekomen.
Erasmiaan schreef:Ik zag een eerdere recensie van ds. P. de Vries waar hij dit punt (in andere woorden) als dwaling betiteld. Maar m.i. is het een vast en onopgeefbaar Bijbels principe dat wij met de moordenaar aan het kruis moeten gaan leren uitroepen: wij toch rechtvaardig, ontvangen straf hetgeen wij verdiend hebben......, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Termen als "Gods recht liever krijgen dan de eigen zaligheid" klinken heel zwaar. Maar de zaak die bedoelt wordt is m.i. heel eenvoudig, namelijk wat de moordenaar aan het kruis hier leerde. Dat men het eens wordt, accepteert, dat de zonden die bedreven zijn hen het voorwerp van de toorn Gods maken. Dat is ware boetvaardigheid. Die Bijbelse waarheid mogen we niet verlaten. Jammer dat zo'n geleerd man als dr. P. de Vries niet door die termen heen prikt.
Helemaal mee eens, zolang dit maar de weg is waarlangs, en niet een door de zondaar vervulde voorwaarde waarop hij roemt. De suggestie dat het tweede bedoeld zou worden, wordt inderdaad door ds. De Vries gewekt.
Erasmiaan schreef:
Ik zag een eerdere recensie van ds. P. de Vries waar hij dit punt (in andere woorden) als dwaling betiteld. Maar m.i. is het een vast en onopgeefbaar Bijbels principe dat wij met de moordenaar aan het kruis moeten gaan leren uitroepen: wij toch rechtvaardig, ontvangen straf hetgeen wij verdiend hebben......, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Termen als "Gods recht liever krijgen dan de eigen zaligheid" klinken heel zwaar. Maar de zaak die bedoelt wordt is m.i. heel eenvoudig, namelijk wat de moordenaar aan het kruis hier leerde. Dat men het eens wordt, accepteert, dat de zonden die bedreven zijn hen het voorwerp van de toorn Gods maken. Dat is ware boetvaardigheid. Die Bijbelse waarheid mogen we niet verlaten. Jammer dat zo'n geleerd man als dr. P. de Vries niet door die termen heen prikt.
Niet voor niets heeft Koelman tegen de stelling "Gods recht liever krijgen dan eigen zaligheid" gewaarschuwd. Dat was echt niet omdat hij niet door die term kon heen prikken.
We moeten inderdaad onze zonden zó leren kennen dat we aan Christus' voeten terecht komen. Maar de gewraakte terminologie gaat over "hoe zwaar moet die boetvaardigheid dan zijn?" En daarin leert de Bijbel, naar mijn mening, toch echt heel verschillende wegen. Bij Manasse ging dat anders dan bij Zacheüs.
In de Redelijke Godsdienst van Brakel lees ik die verschillende wegen wel. Je hoort dat niet vaak meer.
Maar dan nog moeten we toch onder God komen? Moeten we toch leren dat we straf verdienen? Zolang we dat niet accepteren hebben we toch ook geen Zaligmaker nodig?
Ik begrijp ds. De Vries niet. Lees hier eens van Koelman:
Erasmiaan schreef:
Ik zag een eerdere recensie van ds. P. de Vries waar hij dit punt (in andere woorden) als dwaling betiteld. Maar m.i. is het een vast en onopgeefbaar Bijbels principe dat wij met de moordenaar aan het kruis moeten gaan leren uitroepen: wij toch rechtvaardig, ontvangen straf hetgeen wij verdiend hebben......, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Termen als "Gods recht liever krijgen dan de eigen zaligheid" klinken heel zwaar. Maar de zaak die bedoelt wordt is m.i. heel eenvoudig, namelijk wat de moordenaar aan het kruis hier leerde. Dat men het eens wordt, accepteert, dat de zonden die bedreven zijn hen het voorwerp van de toorn Gods maken. Dat is ware boetvaardigheid. Die Bijbelse waarheid mogen we niet verlaten. Jammer dat zo'n geleerd man als dr. P. de Vries niet door die termen heen prikt.
Niet voor niets heeft Koelman tegen de stelling "Gods recht liever krijgen dan eigen zaligheid" gewaarschuwd. Dat was echt niet omdat hij niet door die term kon heen prikken.
We moeten inderdaad onze zonden zó leren kennen dat we aan Christus' voeten terecht komen. Maar de gewraakte terminologie gaat over "hoe zwaar moet die boetvaardigheid dan zijn?" En daarin leert de Bijbel, naar mijn mening, toch echt heel verschillende wegen. Bij Manasse ging dat anders dan bij Zacheüs.
In de Redelijke Godsdienst van Brakel lees ik die verschillende wegen wel. Je hoort dat niet vaak meer.
Heeft Koelman daar niet gewezen op het toevallen van Gods recht? Van nature zal een mens zich liever doodvechten dan God toe te vallen. Maar als God met een mens gaat
afrekenen worden toch alle gronden onder hem vandaan gehaald, en valt hij God toe,
en kan niet anders verwachten dat hij in de hel neerzinkt. Dáár vecht een mens tegen zolang hij dat kan, want echt, er zijn geen gewillige mensen die daar komen. Het is een vechten om in leven te blijven. Maar het is Gods werk om door te trekken en daar, waar hij niet anders verwacht dan eeuwig verloren te gaan, daar openbaart Zich de Christus. Is dit tegen het Woord? Ik weet niet in welke context of Koelman dit gebruikte, maar we mogen
toch aannemen dat hij daar geen vreemdeling van was?
Erasmiaan schreef:Maar dan nog moeten we toch onder God komen? Moeten we toch leren dat we straf verdienen? Zolang we dat niet accepteren hebben we toch ook geen Zaligmaker nodig?
Natuurlijk. Anders heeft het plaatsvervangend werk van de Zaligmaker geen waarde.
Maar wat zou de reden zijn dat Koelman en andere oudvaders zo hebben benadrukt dat Gods eer en de zaligheid van de mens niet strijdig zijn en dat we dus niet in onszelf moeten zoeken of we onze doemwaardigheid wel genoeg hebben leren kennen?
@DIA, het is wel jammer dat je nu zegt dat je de context waarin Koelman dit zegt, niet weet. Vorige week heb ik nl. een uitgebreid stuk van Koelman naar je toegestuurd in de hoop dat je dat zou lezen. Ik vond het in elk geval voor mezelf erg nuttig.
Erasmiaan schreef:Maar dan nog moeten we toch onder God komen? Moeten we toch leren dat we straf verdienen? Zolang we dat niet accepteren hebben we toch ook geen Zaligmaker nodig?
De Heilige Geest moet plaatsmaken voor de Zaligmaker.Van nature is er voor de Borg geen plaast in ons leven. In dat plaastmakende werk zit wel een zekere orde(ellendekennis voorop) maar daar zou ik als leem in de handen van de Potterbakker niet al te stellige uitspraken over durven doen. Daarvoor is het werk van de Geest te Goddelijk en te veelkleurig.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Erasmiaan schreef:Maar dan nog moeten we toch onder God komen? Moeten we toch leren dat we straf verdienen? Zolang we dat niet accepteren hebben we toch ook geen Zaligmaker nodig?
De Heilige Geest moet plaatsmaken voor de Zaligmaker.Van nature is er voor de Borg geen plaast in ons leven. In dat plaastmakende werk zit wel een zekere orde(ellendekennis voorop) maar daar zou ik als leem in de handen van de Potterbakker niet al te stellige uitspraken over durven doen. Daarvoor is het werk van de Geest te Goddelijk en te veelkleurig.
Tip: lees Koelman eens, zoals hierboven geplaatst.
-DIA- schreef:Heeft Koelman daar niet gewezen op het toevallen van Gods recht? Van nature zal een mens zich liever doodvechten dan God toe te vallen. Maar als God met een mens gaat
afrekenen worden toch alle gronden onder hem vandaan gehaald, en valt hij God toe,
en kan niet anders verwachten dat hij in de hel neerzinkt. Dáár vecht een mens tegen zolang hij dat kan, want echt, er zijn geen gewillige mensen die daar komen. Het is een vechten om in leven te blijven. Maar het is Gods werk om door te trekken en daar, waar hij niet anders verwacht dan eeuwig verloren te gaan, daar openbaart Zich de Christus. Is dit tegen het Woord? Ik weet niet in welke context of Koelman dit gebruikte, maar we mogen
toch aannemen dat hij daar geen vreemdeling van was?
Kijk DIA, dit bedoelde ik eerder al, het kan inderdaad zo lopen dat een mens verwacht in de hel neer te zinken, dit is echter geen standaard, geen voorwaarde, geen mijlpaal, niet dat iederee perse moet leren.
Net wat eilander eerder zei, bij Manasse ging het anders als bij Zacheus, en zo gaat het bij ieder kind van God anders, en de één zal het wel leren, de ander in veel mindere mate, en daarom moet een mens mijns inziens ook niet hangen naar een zo diep mogelijke ellende of zelfs daarom bidden.
De één gaat er dieper door dan de ander, iedereen beleefd er iets van, maar ik weet zeker dat er kinderen Gods zijn die niet zo diep gegaan zijn dat ze dachten in de hel neer te zinken of zoiets, zeker kan het beleefd worden, maar het is geen standaard of iets dergelijks, de wegen kunnen ook zo anders zijn, het stuk der ellende is zo veelkleurig en afwisselend...
Erasmiaan schreef:Maar dan nog moeten we toch onder God komen? Moeten we toch leren dat we straf verdienen? Zolang we dat niet accepteren hebben we toch ook geen Zaligmaker nodig?
De Heilige Geest moet plaatsmaken voor de Zaligmaker.Van nature is er voor de Borg geen plaast in ons leven. In dat plaastmakende werk zit wel een zekere orde(ellendekennis voorop) maar daar zou ik als leem in de handen van de Potterbakker niet al te stellige uitspraken over durven doen. Daarvoor is het werk van de Geest te Goddelijk en te veelkleurig.
Tip: lees Koelman eens, zoals hierboven geplaatst.
Ik ben het wel met Koelman eens maar reageerde eigenlijk op deze uitdrukking "Gods recht liever krijgen dan eigen zaligheid"
Dat is wat anders dan wat wij in de Schriift lezen over de eerste vrucht van het nieuwe hart namelijk een walg van jezelf krijgen. b.v. Ezech 36
26 En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.
27 En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.
......
31 Dan zult gij gedenken aan uw boze wegen en uw handelingen, die niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf hebben over uw ongerechtigheden en over uw gruwelen .
Dus ik zeg dat de eerste vruchten van de nieuwe geboorte bestaan in kennis van je ellendige staat zoals b.v. ook Asaf het verwoord. "22 Toen was ik onvernuftig, en wist niets ; ik was een groot beest bij U." Maar de gezelschaps uitdrukkingen die bij deze stand horen vind ik minder Schriftuurlijk.
Heb ik ook voor jou een tip:
Lees preek 1 uit de geestelijke mens van Costerus over Joh 3:3
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Wat is het probleem met het toevallen van Gods recht? De Vries zal dit zeker niet ontkennen, alleen onderschrijf dan ook eens dat Koelman spreekt over Gods genade. Wie het toevallen scheidt van de genade in Christus die dwaalt! Ook bij de moordenaar zagen we beide.
hervormde schreef:Wat is het probleem met het toevallen van Gods recht? De Vries zal dit zeker niet ontkennen, alleen onderschrijf dan ook eens dat Koelman spreekt over Gods genade. Wie het toevallen scheidt van de genade in Christus die dwaalt! Ook bij de moordenaar zagen we beide.
Het is geen probleem, wel hoe diep en hoe ver het "moet" gaan.
Iedere christen zou zeggen dat ze uit zichzelf verloren gaan en dat het louter en alleen genade is als ze gered zijn, dus onverdiend, en dat is mijns inziens al het toevallen van het recht Gods, God is niets verplicht.
belijden dat we rechtvaardig verloren gaan, is van een totaal andere orde dan verloren willen gaan.
Hoe diep moet het eerste gaan? Die vraag stellen is verkeerd, want ze wordt door Christus geleerd en daar wordt ook om genade gebeden. Laten we niet filosoferen over een orde, maar elkaar de vraag stellen: kent u beide? De belijdenis van het rechtvaardig oordeel en het gebed om genade in Christus?
/
Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang.
De pijn voor jou zal dan waarschijnlijk in deze quote zitten. Principiëel ben ik het hier echter wel mee eens. Als je zalig gesproken wordt omdat je aan de kenmerken voldoet ( ellendekennis, honger naar het Woord, afkeer van de zonde) is dat niet anders dan dat je zalig gesproken wordt omdat je binnen het verbond bent.
Hier heb je kort door de bocht opmerking 1: niemand spreekt zalig, maar de noodzakelijkheid van Christus te leren kennen wordt juist allerweg geleerd.
Bij allebei komt Christus in het verhaal niet voor.
Wat een leugen! Daarvan zul je ook eens verantwoording af moeten leggen. Besef je wat je schrijft?
Van jouw tweede quote kan ik alleen maar gissen waar jij op af wil dingen. Ik denk dat in onze kring er vele malen sterker geaccentueerd wordt op de beleving van onder Gods recht verloren gaan dan in de Bijbel terug te vinden is. Ik ben benieuwd waar je precies op wilt afdingen.
Ik zag een eerdere recensie van ds. P. de Vries waar hij dit punt (in andere woorden) als dwaling betiteld. Maar m.i. is het een vast en onopgeefbaar Bijbels principe dat wij met de moordenaar aan het kruis moeten gaan leren uitroepen: wij toch rechtvaardig, ontvangen straf hetgeen wij verdiend hebben......, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. Termen als "Gods recht liever krijgen dan de eigen zaligheid" klinken heel zwaar. Maar de zaak die bedoelt wordt is m.i. heel eenvoudig, namelijk wat de moordenaar aan het kruis hier leerde. Dat men het eens wordt, accepteert, dat de zonden die bedreven zijn hen het voorwerp van de toorn Gods maken. Dat is ware boetvaardigheid. Die Bijbelse waarheid mogen we niet verlaten. Jammer dat zo'n geleerd man als dr. P. de Vries niet door die termen heen prikt.
Omdat er persoonlijk naar mij gereageerd, reageer ik terug, ondanks dat ik me in een aantal reacties, die tussen deze berichten staan, kan vinden. Allereerst moet je misschien iets voorzichtiger zijn in het dagen van medemensen voor Gods rechterstoel. Het is goed mogelijk dat jouw waarneming verschilt van de mijne, maar gaat het in mijn ogen wat ver om mij dan te dagen voor Gods rechterstoel. Voor ons beiden geldt dat we al onze gedachten en woorden voor Gods rechterstoel moeten kunnen verantwoorden. Als je dat bedoelt dan ben ik het natuurlijk helemaal met je eens.
Ik vind het een moeilijke zaak, maar ik meen toch in de praktijk te zien dat juist in heel behoudende kringen meer als kinderen van God worden gezien die allerlei ervaringen hebben als zondekennis en hele verhalen uit hun geestelijk leven kunnen vertellen dan hen die deze diepe ervaringen niet hebben maar voor wie Christus alles is. Misschien komt het wel omdat ik zelf ook vaak veel woorden heb, maar ik word vaak het meest jaloers op mensen die weinig woorden hebben, maar bij wie je aan alles kunt merken dat Christus alles voor hen is. Sommige van dit soort mensen hebben niet hele ervaringen van zondekennis en van het recht van God maar die weten toch dat ze zondaar zijn en waarom ze Christus nodig hebben. Christus vond hen in de prediking of tijdens het lezen van Gods Woord en door de werking van de Heilige Geest mochten ze Hem aannemen. Ze kunnen niet allemaal vertellen dat Gods recht hen liever geworden is dan hun eigen zaligheid, het diepe besef van Gods toorn hebben ze nooit ervaren, de ervaring van onder Gods recht verloren te zijn gegaan kennen ze niet maar een ding weten ze wel, namelijk dat Christus voor hen dierbaar is en en adt Hij hun zonden wegdroeg. Me dunkt meer is er niet nodig althans Bijbels gezien niet.
Je zegt dat de noodzakelijkheid van Christus allerwege geleerd wordt. Het is mijn vrees dat dit vaak een mondbelijdenis is en dat het vaak als hogere stand in het genadeleven wordt gezien. Dan komt het voor dat mensen die Christus aangenomen hebben maar een andere toeleidende weg hebben ervaren weggezet worden als onbekeerd en zij die Christus nog niet kennen maar de juiste toeleidende weg ervaren hebben daarvan wordt dan gezegd dat de Geest zaligmakend aan het werk is. Dit tweede stelt Kort terecht in zijn boek aan de kaak. Bijbels gezien kan er volgens mij niet over zaligmakend werk gesproken worden voordat de ziel Christus aangrijpt.
De moordenaar aan het kruis wordt genoemd maar van zijn ervaringen weten we weinig. We horen hem eerst spotten, vervolgens een bestraffing van de mede-moordenaar, een schuldbelijdenis en een roep om genade dat door Heere Jezus verhood wordt. Hij heeft zijn eigen doemwaardigheid geaccepteerd en beleden dat ben ik met je eens. Maar dat is iets anders dan het liefkrijgen van Gods deugden boven de eigen zaligheid. Dat heeft de moordenaar ook niet gedaan en het is terecht dat de Vries dit onderscheidt van de Bijbelse boetvaardigheid. Het is niet terecht om de Vries te verwijten om niet door deze term heen te prikken omdat degenen die dit taalgebruik bezigen wel degelijk iets anders bedoelen.
Het boek van ds. Kort is een moedig boek. Zelf stelt hij dat zelfkritiek niet de sterkste kant is van de gereformeerde gezindte. Echter, zelfkritiek is nodig en gezond. Helaas is heel herkenbaar dat zich bevindelijk noemende predikanten doen alsof zij de waarheid in pacht hebben. Kritiek op hun opvattingen wordt zonder meer als verzet tegen God Zelf afgedaan, terwijl zij inzichten huldigen die niet sporen met de belijdenisgeschriften, met de kanttekeningen van de Statenvertaling en met de theologie van reformatoren en puriteinen. Zijn oproep om Christus tot zaligheid te omhelzen en alle beschouwingen die daarvan afhouden, te verwerpen, kan niet luid genoeg klinken.
De afgelopen jaren zijn er meerdere boeken verschenen waarin kritische geluiden zijn geuit over theologieën in de rechterflank van de gereformeerde gezindte die door een veelheid van onderscheidingen in het geestelijke leven worden gekenmerkt. Het speerpunt van die boeken lag in het feit dat zo mensen van Christus worden afgehouden en in het donker gebracht. Kort ontkent dit niet, maar zijn speerpunt is anders. Dat is dat mensen de indruk gegeven kan worden dat zij een christen zijn, terwijl dit geenszins het geval is. Naar mijn diepe overtuiging zijn er van beide zaken voorbeelden te geven, namelijk dat oprechte christenen in het donker worden gehouden, omdat zij niet bij voortduur rechtstreeks op Christus worden gewezen, maar ook dat aan mensen – onder het mom dat er een woord voor bekommerden moet worden gesproken – zonder dat er grond voor is voet wordt gegeven aan de gedachte dat de Heere in hun leven is begonnen. Of het nu met een bepaalde verbondstheologie is of met een wat Kort noemt embryotheologie is, in beide gevallen kan men de zienswijze gaan verdedigen dat er geestelijk leven is zonder persoonlijke kennis van Christus en zonder de persoonlijke wetenschap dat men eerst verloren was en nu uit genade behouden. Kort noemt eenmaal de naam van dr. Woelderink. Hij wijst er dan op dat Woelderink zich tegen Kuypers visie van een rechtvaardiging van eeuwigheid keerde. Echter, hij had ook kunnen noemen dat Woelderink, wiens verbondstheologie zo’n kwalijke invloed heeft gehad in de Hervormde Kerk, Comrie hoger aansloeg dan Brakel en wel, omdat Comrie de eigenlijke rechtvaardiging buiten de ervaring hield, terwijl voor Brakel de eigenlijke rechtvaardiging altijd een ervaren rechtvaardiging is. Een ervaring die zich volgens Brakel trouwens over het gehele leven van een christen uitstrekt.
Voor wie ervan overtuigd is dat het geestelijke leven nooit bestaat buiten doorleefde kennis van Christus en van de vergeving van zonden in Zijn naam, zijn de verschillen tussen een verbondstheologie waarbij men niet tot nauwelijks recht doet aan de noodzaak van wedergeboorte en een embryotheologie waarbij wedergeboorte aanwezig wordt geacht zonder Christuskennis, van ondergeschikt belang. Zij zijn meer cultureel dan principieel. Kort verwoordt met zijn inzichten een lijn die vroeger veel sterker in de rechterflank van de gereformeerde gezindte te vinden was dan nu. Ik denk aan mijn eigen overgrootvader die bij een kleine gemeente behoorde die zich als een nooddak buiten de Hervormde Kerk zag. Van zijn drie zonen ging er één over naar de Gereformeerde Kerken – die in die jaren niet alleen leerstellig nog onverdacht gereformeerd waren maar ook nog een bevindelijke stroming herbergden. Een andere zoon ging over naar de Gereformeerde Gemeenten. Voor mijn overgrootvader maakte het – gezien het feit dat er in beide kerken ruimte was voor de zienswijze dat er van geestelijk leven sprake kon zijn buiten een daadwerkelijk gelovig omhelzen van Christus – weinig uit.
Het boek van Kort is een moedig boek. Tegelijkertijd moet wel worden geconstateerd dat het meer dan eens wat kort door de bocht is en zaken versimpeld worden. Om met het eerste te beginnen denk ik aan de relatie tussen de gereformeerde leer en de scholastiek. De scholastiek is, voor wie dat niet weet, theologie die de logica van Aristoteles gebruikt om de inhoud van de Bijbelse boodschap te ordenen. Kort spreekt louter negatief over de scholastiek. Vanuit Maccovius trekt hij via Comrie lijnen naar Kuyper, Kersten en Steenblok. Echter, de relatie tussen de scholastiek en de gereformeerde theologie is veel complexer en genuanceerder dan Kort doet voorkomen. Luther heeft tegen de kwalijke invloed van de aristotelische logica op de theologie geprotesteerd. Toen men evenwel de boodschap van de Reformatie op ordelijke wijze uiteen ging zetten, ontkwam men er niet aan de logica als hulpmiddel te gebruiken. Zowel Calvijn als Melanchthon maakten een voorzichtig gebruik van de scholastiek bij de verwoording van de leer van de rechtvaardiging. In de Bijbel zelf lezen we zowel dat wij gerechtvaardigd worden door Christus’ bloed als dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof. In de gereformeerde leer werd het bloed van Christus de materiële oorzaak van de rechtvaardiging genoemd en het geloof de instrumentele oorzaak. Hier zien we dat scholastiek in dienst staat van de verheldering en verwoording van de boodschap van het Evangelie.
Latere gereformeerden hebben een nog overvloediger gebruik gemaakt van de scholastiek dan Calvijn en zijn directe navolgers. Daarbij ging de een wel verder dan de ander. Zowel de Dordtse Leerregels als de Geloofsbelijdenis van Westminster zijn niet los te denken van de gereformeerde scholastiek. Dat doet echter niets af van hun waarde. Scholastiek moeten wij in eerste instantie slechts als een vorm of hulpmiddel zien om de Bijbelse boodschap te ordenen en te verhelderen. Echter, het gevaar is groot dat deze vorm een eigen leven gaat leiden en dat men los van de Schrift al redenerend tot allerlei inzichten komt. Dan gaat het mis. Wie echter alle gebruik van scholastiek afwijst, moet met de belijdenisgeschriften zelf al moeite krijgen. Dat geldt niet alleen de Dordtse Leerregels, maar ook de Heidelbergse Catechismus. Zo is de vormgeving van Zondag 5 en 6 niet los te zien van de mede door de scholastiek bepaalde denkwijze van de middeleeuwse theoloog Anselmus. Wat er staat, is daarmee niet minder waardevol en Bijbels.
Kort lijkt ook moeite te hebben met het onderscheid tussen wedergeboorte in engere en ruimere zin. Dit is echter een zinvol onderscheid. We kunnen over wedergeboorte in de zin van levenslange vernieuwing spreken. Dan is wedergeboorte een vrucht van het geloof en kan je, zoals dat ook te vinden is in de kanttekeningen van de Statenvertaling, over trappen in de wedergeboorte spreken. Wedergeboorte kan echter ook worden gezien als de inplanting van het geestelijke leven. Zo wordt er in de Dordtse Leerregels over gesproken. Zo opgevat is het een werk dat God zonder ons in ons werkt en gaat het – logisch gezien althans – aan het geloof vooraf. Pas als wij door Gods Geest zijn wedergeboren, kunnen en zullen wij daadwerkelijk geloven. Wie niet van wedergeboorte in engere zin wil weten, loopt wel heel groot gevaar het arminianisme in de hand te werken. Dat wil Kort allesbehalve. Meer dan eens lijkt het ook dat hij de consequenties van wat hij schrijft, niet goed overziet.
Wie Comrie recht wil doen, moet beseffen dat hij duidelijk wilde maken dat de grond van de rechtvaardiging helemaal buiten ons ligt en dat het geloof een genadegave van God is. Bezwaar is dat vanuit deze op zich Bijbelse gezichtspunten vervolgens los van concrete Schriftgegevens allerlei conclusies worden getrokken. Dat zien we al bij Comrie gebeuren, maar negentiende-eeuwse en latere navolgers van Comrie zijn veel verder gegaan. Zolang we – afgezien van kleine kinderen – maar vasthouden dat de hebbelijkheid van het geloof zich altijd uit in het daadwerkelijk omhelzen van Christus, is er tegen een onderscheid tussen hebbelijkheid en dadelijkheid van het geloof nog niet zoveel bezwaar in te brengen. Ik meen dat Comrie zelf dit meer heeft willen doen dan Kort laat voorkomen. Hij lijkt wel erg af te gaan op de interpretatie van drs. G.A. van den Brink en drs. W.J. van den Brink. Dr. Van Vlastuin en drs. D. Baarssen hebben laten zien dat hierop wel wat valt af te dingen.
Wanneer Comrie schrijft dat de Heere door Zijn Heilige Geest enige stralen van Zijn goddelijk licht inde ziel laat vallen en de zondaar de beminnelijkheid van Christus en de weg van verlossing doet verstaan, meent Kort dat in zo’n geval een mens nog een kind des toorns is. Dat kan ik hem echt onmogelijk nazeggen. Het beeld dat Comrie hier gebruikt, vinden wij ook bij Calvijn. In Institutie III, II, 19 schrijft Calvijn: ‘Want evenals wanneer iemand, die, in de gevangenis opgesloten, door een klein venster de stralen van de zon slechts van terzijde en als het ware ten halve ziet schitteren, wel beroofd is van het vrije aanschouwen der zon, maar toch met zijn ogen geen twijfelachtige glans opvangt en het gebruik daarvan ontvangt, zo worden wij, hoewel we gebonden zijn door de boeien van het aardse lichaam en met veel duisternis aan alle kanten worden omschaduwd, toch, ofschoon Gods licht slechts een weinig ons bestraalt om zijn barmhartigheid te doen zien, voldoende verlicht om een grondige gerustheid te verkrijgen.’
Als voorbeelden van hoe wel moet worden gepredikt, worden in een afzonderlijk hoofdstuk expliciet Van der Groe, Ledeboer, Kohlbrugge, Paauwe en Du Marchie van Voorthuizen genoemd. Ik maak hier enkele kanttekeningen. Ds. Du Marchie van Voorthuizen stelde weliswaar heel nadrukkelijk dat het nodig was van een bewuste overgang in Christus weet te hebben, maar hij kon zeggen dat wij voordat wij in Christus worden ingelijfd Gods verdoemend recht als zoet moeten leren ervaren en kussen. Kort noemt dit laatste niet, maar wie eerlijk wil zijn, mag dit niet verzwijgen. Het gaat hier om een zienswijze die door de gereformeerde vaderen heel nadrukkelijk is bestreden. Ik verwijs slechts naar Brakel en Koelman. Hier wordt namelijk van de zondaar iets verwacht wat alleen Christus kan en zelfs Die bad nog of deze drinkbeker aan Hem voorbij kon gaan. Van een zondaar wordt niet gevraagd Gods recht te kussen maar van de Sinaï naar Sion te vluchten. Zalig zijn we als we de Zoon leren kussen. Du Marchie van Voorthuizen heeft zelf vaak gezegd dat hij vergeleken bij de oudvaders slechts een walmend nachtpitje was. Zijn inzicht over het recht Gods is daarvan een duidelijk bewijs. Dat was trouwens ook een van de redenen dat zijn collega ds. C. Smits nogal kritisch was naar hem en dat meer dan eens ook publiek liet merken. Niet minder dan de embryotheologie is deze leer strijdig met de bloedtheologie. Ook geschriften en preken waarin dit inzicht wordt verdedigd, kan men beter ongelezen laten. Een christen roemt niet in zijn bereidheid onder Gods recht verloren te gaan (dat heeft in Gods gericht geen enkele waarde) maar in het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt.