Daar is wel onduidelijkheid over! Er wordt in dit topic van alles uit zijn verband gerukt,gescheiden enz om maar één zaak te bereiken: Te bewijzen dat je een waar gelovige kunt zijn buiten Christus. Niemand kan mij uitleggen waar in de Bijbel zulk een geloof zaligmakend genoemd wordt. Niemand kan mij uitleggen waarom dat zo'n geweldig nieuws is dat wij buiten de kennis van Christus al leven.Anker schreef:Huisman neemt afstand van het standpunt van Brakel. Inderdaad omdat Brakel in het hoofdstuk over de wedergeboorte (31) stelt dat we de wedergeboorte te laat stellen als we die samen laten vallen met de bewuste kennis van Christus. Alleen is in deze topic deze leer, wat ook in de GG geleerd wordt, afgedaan als niet te herleiden uit de geschriften der vaderen en een nieuwe leer uit de 20e eeuw. Dat klopt dus niet. Ik heb ook Smytegelt geciteerd.Wilhelm schreef:
Toch geloof ik Huisman, dat dit die ‘knoop’ is waar we niet uit komen.
Brakel schrijft wel degelijk over mensen die zaken van genade herkennen en ervaren in het leven maar die het tijdstip van wedergeboorte niet aan kunnen wijzen in hun leven.
Deze bemoedigd hij door te stellen dat ze zich daarmee niet moeten vermoeien.
Brakel stelt zelfs dat we de wedergeboorte te vroeg stellen als we deze laten samenvallen met de eerste ontdekking van onze verdorven staat, maar te laat als we deze samen laten vallen met de bewuste omhelzing van Christus.
Dus de vraag is terecht of je afstand neemt van de visie van Brakel, of dat je erkent dat er in de wedergeboorte een ondoorgrondelijkheid ligt die niet te bevatten is voor ons mensenverstand.
Doet er niets aan af dat alleen iemand die Christus kent een waar gelovige is. Maar daar is geen onduidelijkheid over.
Ik ben het natuurrlijk wel eens met Brakel omdat hij de onzalige scheiding tussen habitus en actus niet maakt maar ze gelijk laat vallen. Brakel is een in dit topic gewraakte samenvaldrijver. Wat ds Moerkerken geloof noemt noemt Brakel voorbereidingen. Eigenlijk best onvoorstelbaar dat de embryo-aanhangers op dit forum denken Brakel aan hun kant te hebben
XII. Vóór de eerste daad des geloofs is de mens dood, hoe vele voorbereiden de
bewegingen hij ook mocht ontvangen hebben. Als wij voorbereiding stellen, zo weet,
dat wij daardoor niet verstaan beginselen des levens, verre van daar; in alle de
voorbereidingen is en blijft de mens dood, en zijn daden kunnen God niet behagen,
hoe deugdzaam dat ze schijnen.
Het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs, geloof en
leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des
levens; want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun Leven is,
en het geloof is het middel van vereniging met Christus
......
XIII. Zo iemand mij vraagt: waaraan bij zijn eerste begin van wedergeboorte zal
kennen?
Ik antwoord: van de eerste daad des geloofs.
Vraagt men verder: wanneer men de eerste daad des geloofs oefent, en of men de tijd
niet moet of kan weten?
Ik antwoord: men behoeft die tijd niet te weten, en men kan hem ook niet vast weten.
Begint men van de eerste heftige overtuiging, men had toen, naar alle
waarschijnlijkheid, het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des
geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijkheid deed, zo rekent men te
laat, want naar alle waarschijnlijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht,
dat men de nette tijd van het begin des geloofs en der wedergeboorte niet of zeer
zelden weten kan. Ook is het niet nodig zulks te weten, 't is genoeg, als men op goede
gronden uit het Woord Gods en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan,
dat men gelooft en wedergeboren is, waarvan wij in het vervolg zullen spreken.
Men moet niet menen, dat iedere daad zo op elkander en op zo een orde na elkaar in de
ziel komt en volgt, als wij ze hier beschreven hebben. Neen, wij kunnen het niet
tegelijk zeggen, en daarom moeten wij het een na het andere stellen.
Maar al de bovengeschreven bewegingen werken dikwijls in de ziel door elkander; nu
komt het een meest op het hart, dan het andere, en soms alle in éne oefening. Zodat
niemand ook over de orde zwarigheid moet maken, of in het terugzien hoe bij
werkzaam geweest is, of in het beginnen. En ofschoon niemand door een andere weg
geleid wordt, als ik hier in deze vierde aanmerking voorgesteld heb, die bekommere
zich daardoor ook niet; des Heeren handelingen zijn wonder verschillend.