WimA schreef:ejvl schreef:WimA schreef:
Degenen die nu durven stellen dat het "hebbende begerig gemaakt" geschiedt mogen dat even uitleggen. In ieder geval ken ik geen oudvader die dat doet/durft.
Wat bedoel je precies met deze zin WimA?
Dat is een foutje in de zin, er hoort te staan:
Degenen die nu durven stellen dat het "hebbende begerig gemaakt" geschiedt
in een dode mogen dat even uitleggen.
Dat doe ik graag!
Wim je bekijkt Psalm 65 door je eigen theologische bril. Ik zou de Paulinische leer als uitgangspunt vasthouden.
In de uitleg van Calvijn staat bij Psalm 65:10: Gij hebt het land bezocht en hebt het besproeid; Gij hebt het grootelijks verrijkt; de beek Gods is vol waters; Gij zult hun koren bereiden, omdat Gij het aldus bereidt.
‘Besproeid’. Ten opzichte van dit zijn de uitleggers het niet eens, daar sommigen het afleiden van een werkwoord hetwelk begeren of verlangen betekent, terwijl anderen het afleiden van het werkwoord drenken. De eersten stellen den zin aldus: Heere, nadat Gij het aardrijk door langdurige warmte hebt uitgedroogd, hebt Gij het ten laatste bezocht. Maar de andere vertaling is vloeiender: O God! Gij bezoekt het aardrijk door het te besproeien. En de tekst heeft dus ook beteren samenhang met hetgeen er onmiddellijk op volgt: Gij verrijkt het grootelijks, hetgeen er, naar men duidelijk zien kan, tot meerdere uitbreiding bij is gevoegd.
Met jouw stelling ‘hebbende begerig gemaakt’ geschiedt niet in een dode, ben je mijns inziens bezig met inlegkunde. Dit strookt zeker niet met de Paulinische leer zoals wij die kunnen kennen uit de Romeinenbrief.
Wat jij hierboven doet is juist de kwaal van de leer van de embryokerken, die ds. Kort op een Bijbelse manier aan de kaak stelt. Het lijkt mij zaak dat we dicht bij de Schrift moeten blijven en de kanttekeningen moeten gebruiken.
Johannes 5:25 leert ons: 25 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt,26 en is nu, wanneer de doden zullen27 horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben,28 zullen leven.29
Dat is, die geestelijk dood zijn door de misdaden en zonden; Ef. 2:1,5.
Namelijk alzo dat zij die ook door het geloof hebben aangenomen; Joh. 1:12.
Dat is, een nieuw geestelijk leven krijgen, hetwelk genaamd wordt de eerste opstanding; Openb. 20:6. Zie van dit geestelijke leven Rom. 6:4; Gal. 2:20.
Dat is, het goddelijke wezen, hetwelk in zichzelven het leven is, en ene oorzaak en een fontein des levens in allen. Zie Ps. 36:10.
En dat is datgeen wat ds. Kort doet en ons voorhoudt. Schrift met Schrift vergelijken.