In het RD is een artikelen serie gewijd aan het boek "Volkskerk in de marge" van ir. J. van der Graaf. Kritiek is geuit door ds. C.J. Meeuse.
Hierop heeft Ir. van der Graaf wederom gereageerd, door o.a. te schrijven:
De belijdenisgeschriften ontstonden als formulieren van enigheid binnen een nog ongedeelde kerk. Ze waren het hart, dat de bloedsomloop van het ene lichaam bepaalde. Scheur het lichaam en het hart is dood, het bepaalt niet meer de bloedsomloop. Zo werd de belijdenis tot een statuut, een reglement voor een keur van deelkerken, die elkaar niet meer konden bereiken omdat het water te diep was. Zouden de vele scheidingen niet mede de secularisatie hebben bevorderd?
Zelf haalt ds. Meeuse artikel 28 van de NGB aan, waar wordt gezegd dat men zich moet afscheiden van hen die niet van de kerk zijn. Hij vergeet erbij te vermelden dat daarop volgt dat men zich niet mag afscheiden van degenen die van de kerk zijn. Wie zijn dan „van de kerk” en wie niet? (zie ook art. 29).
Bijzonder schrijnend is de oproep van ds. Meeuse dat „alle gereformeerde gemeenten die er nog binnen de PKN zijn” zich zouden moeten afscheiden „en samengaan moeten zoeken met andere gemeenten die kenmerken van de ware kerk openbaren.” Het oude liedje. Ik neem aan dat Meeuse onder die andere gemeenten ook de gemeenten rekent in zijn eigen (ware) kerkverband.
Wat vinden de forumleden ervan ??
