Dat laatste kan, dat is een keuze, een persoonlijke afweging. Geen objectief te stellen muzikaal principe of compositorische regel.Hendrikus schreef:Als wij nu een melodie zingen uit de 16e eeuw, hoeven we niet alle "verworvenheden" van de tussenliggende eeuwen los te laten op die 16e-eeuwse melodie. We kunnen gewoon zingen wat de componist destijds heeft bedoeld.
Precies, dat is het. Wij gebruiken melodieën die voortgekomen zijn uit de renaissance.Op het moment dat je latere verworvenheden gaat meenemen (langzamer zingen, het ritme veranderen of nivelleren tot isoritmiek) kun je zeggen dat het een andere melodie is geworden, die je anders harmoniseert en waarin ook andere melodische wendingen passen.
Door te blijven stellen dat we 16e eeuwse melodieën gebruiken, zet je de discussie op het verkeerde been. Want wij hebben inderdaad 21e eeuwse melodieën intussen, mét verhogingen etc.
Zover ik weet zingen de Hollanders vanaf de invoering in de tijd van Datheen én op langgerekte tonen vol uithalen en sinds de 18e eeuw met verhogingen. In die tijd was het electronium nog niet eens voorafgegaan door het harmonium.Met andere woorden: verhogingen die in de renaissance niet pasten, kunnen in een laatbarokke esthetiek wel passen. Maar dan moet je wel consequent zijn, en niet 16e-eeuwse melodieën met 18e-eeuwse verhogingen zingen, ze harmoniseren met 19e-eeuwse accoorden en dat alles op een 21e-eeuws electronicum begeleiden. Dat wordt een zootje.
Wat is het probleem met smaakvolle barokke akkoorden, wollige klanken á la Bastiaans, zwoele sound in de sfeer van Jan Zwart op een pneumaat, Distleriaans op een neo-barok orgel?
Stijlbewust, jazeker, maar wel evenwichtig in de argumentatie waarom een stijl wel of niet uitgangspunt moet of kan zijn.