Mijn Bijbel leert het anders: "Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden."jakobmarin schreef:Met de leer van ds. Moerkerken lijkt het er wel op dat je verbonden kan zijn met Christus, zonder Hem te kennen. Dat je wedergeboren kunt zijn, zonder dat zelf te weten.
En ik vraag me af, of dit zo terug te vinden is in de bijbel.
Is de zondaar wedergeboren, dan is sprake van genadeleven. In dat genadeleven onderscheidt ds Moerkerken drie standen: kinderen, jongelingen en vaders. De pas wedergeborenen zijn kinderen in de genade. Als de eerste kentekenen van de wedergeboorte noemt ds Moerkerken: “een hartelijke droefheid naar God over de zonde.” En hij vervolgt: “Hoe wonderlijk is toch dat werk Gods! Zo’n nieuwgeboren kindeke weet niet dat het wedergeboren is. Ach, het is zo ongelukkig. Zijn ogen zijn geopend voor zijn ontzettende val, voor zijn rampzalige staat. Hij ziet de kloof tussen God en zijn ziel die hij nooit meer kan helen. Zoals een kind in de natuur schreiend geboren wordt, zo schreien deze kinderkens dagen en nachten om God, Die zij missen. Dan klaagt het ganse huis van Israël de Heere achterna (1 Sam. 7:2). Zij hebben tegen God gezondigd, tegen een goeddoend en tegen een rechtvaardig God, Die hen nooit heeft kwaad gedaan. De spiegel van Gods vlekkeloze wet roept hun benauwde harten dag en nacht toe: onrein, onrein! Bang is dat leven van de kinderkens veelal. Zij moeten sterven, en dat is God ontmoeten. O, dat gaat niet. Bang is dat leven, ja, en toch soms ook zoet. Zij zouden nooit meer naar de wereld terug willen. Al zit de dood en de bloedwreker op hun hielen, zij begeren hun vroegere rust niet terug, toen zij dood waren voor de dood. Zij hebben soms toch zulke goede en zoete gedachten van God, van een God Die zij niet kennen en op Wie zij toch een zielsbetrekking hebben. Al zou Hij hen doden, zij kunnen soms geen kwaad meer van Hem denken. O, hoe krijgen zij toch die God tot hun God, tot hun deel? ‘Heere, zou ik nog bekeerd kunnen worden? Zoudt Gij naar zó een nog om willen zien?’ Soms krijgen ze wat adem in Gods huis. Dan verwachten zij klappen en zij krijgen bemoedigingen. Dan worden hun wangen soms nat van tranen.”
Een kind in de genade bezit dus wel het geloof als een genadegave (dit noemt men de hebbelijkheid van het geloof) waardoor hij met Christus wordt verenigd of Hem ingelijfd, maar hij mist nog de oefeningen (ook wel genoemd de dadelijkheid) van het geloof. Dit betekent, dat hij weliswaar met Christus is verenigd, maar Hem nog niet kent! “Jezus is hem een verborgen Persoon,” aldus ds Moerkerken. Maar er zijn ook jongelingen in de genade. En “wat heeft de jongeling nu wat het kindeke mist? We menen dat tussen het leven van het nieuwgeboren kindeke en dat van de jongeling de openbaring van Christus aan het hart ligt. Een mens kan dus reeds geruime tijd op de weg zijn, voor de Heere Jezus hem geopenbaard wordt. Dit is naar de Schrift.” Ds Moerkerken noemt dan als voorbeelden de moordenaar aan het kruis, de bloedvloeiende vrouw en Rachab de hoer.
bron : http://www.afwachtenofverwachten.nl/GGpositie2.htm
En wie durft hier te zeggen dat wedergeboorte en/of rechtvaardigmaking buiten de bewuste geloofskennis aan Christus omgaan?
Dit moet worden toegeschreven aan het geweten van een ontwaakte, maar nog dode zondaar.Afgewezen schreef:Ds. Moerkerken stelt dit, want, zegt hij (in een ander artikel), anders zou je het zoeken en bidden, het schreien over de zonde, moeten toeschrijven aan de natuur van de mens en dat kan niet. Dus moet dit voortvloeien uit Christus.