Als God iets belooft, staat het vast. Als Hij zegt: "Bidt en u zal gegeven worden" dan betekend dat ook: "Als ik bidt, zal mij gegeven worden". Dat is een werkelijkheid. Gods werkelijkheid. Die werkelijkheid ontkennen, is het ontkennen van de Schrift.Willem schreef:Tegelijkertijd hoeft men maar om zich heen te kijken om te zien dat niet een ieder die in de kerk heeft gebeden behouden is. Die heeft dus niet zo tot hem gewend. Dat Augustinus de spanning aanvoelde met zijn beroemde citaat "Geef Heere, wat gij beveelt, en beveel dan wat Gij wilt" staat buiten kijf. Maar dit is wel een gebed en niet de feitelijke constatering: "Als ik vraag, geeft U". Om dat te weten is nu juist geloof nodig. Deze uitspraak is door een gelovige gedaan. Net zoals het Onze Vader een gebed is. En niet iedereen die maar zegt: "Geef ons heden ons dagelijks brood" heeft op grond van dit bidden reden om te beweren: God heeft, door mijn gebed, nu belooft dat ik vandaag brood zal hebben. Want de Hebreeën zegt nu juist dat het zonder geloof onmogelijk Gode te behagen. Heb 11 vs 6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.
Daarmee ontken ik niet dat wij zulks slechts door het geloof, vernieuwd door de Geest, kunnen doen. Ik benoem slechts iets, wat de Schrift ook benoem, en wat jij (zie geciteerde posting) expliciet ontkent.
Willem, je redeneert puur vanuit de mens. Vanuit "de gelovige" en "de prediker"Willem schreef: Ezau bad ook. Heb 12 vs 17. Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht.
Dat wij volledig afhankelijk zijn van God, dat alleen Zijn "Ik zal" beloften ervoor zorg dragen dat er mensen gezaligd worden is bijbels. Dit impliceert echter niet dat men beloften - met een persoonlijke, particuliere bestemming - aan de ongelovige hoorders kan prediken. En dat zie ik hier Memento doen. Maar het is niet aan de prediker om ongelovigen iets te beloven. De Heiligen Geest maakt van ongelovigen gelovigen en dan zijn de beloften - door het geloof - ja en amen. De ongelovigen predikt men: Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. De Heiligen Geest werkt het geloof. En zonder deze werkingen van de Heiligen Geest is alle prediking - hoezeer ook naar het Woord - een reuke ten dode.
1. Niet de prediker, maar God belooft. De prediker geeft slechts Gods beloften door zoals deze in de Schrift staan, hij belooft zelf niets.
2. Wanneer de Schrift een belofte tot het gehele volk Israël doet komen (zoals ook vele "onvoorwaardelijke" beloften exact, woordelijk, hetzelfde adres hebben als voorwaardelijke beloften), kan je niet spreken van een "persoonlijke, particuliere bestemming". Wie de context van veel beloften leest, zal zien dat ze juist aan een ongelovig en afdwalend volk gedaan zijn, waarvan helaas velen in hun afkeer van God volhard hebben en zo verloren gegaan zijn. Wat jij voorstelt is om het adres van die beloften aan te passen, zodat ze ipv tot het gehele volk slechts tot de bekeerden komen. M.i. pas je dan de Schrift aan aan je theologie. Als de Schrift beloften tot het hele volk geeft, moet m.i. de prediker dat ook doen. Ook al is het een werkelijkheid, dat ze slechts in hen die gelovig geworden zijn in vervulling gaan.
3. Ik zelf volg Calvijns onderscheiden tussen aanbod en vervulling. De beloften komen tot allen, maar worden in de gelovigen vervuld. Ik denk dat dit de Schrift het meest recht doet. Zo hoeven we niet krampachtig in allerlei beloften het "adres" aan te passen, maar kunnen we het adres tot allen rustig laten staan, zonder af te doen aan de betrouwbaarheid van God en de werkelijkheid dat niet aan allen aan wie de belofte is aangeboden ook de vervulling ervan smaken.