Hoewel ik nog steeds met stomheid ben geslagen dat mijn eerder ponering, zoals hieronder verwoord, niet heeft geleid tot een expliciete ontkenning van deze opvatting - eerder het tegendeel, @memento en @huisman geloven dit blijkbaar idd zo- verklaart het wel allerlei remonstrantse wind van leer terwijl men toch de belijdenisgeschriften ook volledig onderschrijft. Dat kon ik nooit goed begrijpen maar op deze manier kan men het theologisch wel juist krijgen.memento schreef:@Willem: Je koppelt Woord en Geest los. In de gereformeerde theologie zijn die 2 altijd onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Ook al snappen wij niet hoe dat precies werkt. De Bijbel is er duidelijk over dat het geen automatisme is: velen verzetten zich vol vijandschap tegen dat Woord en weigeren ervoor te buigen. Maar tegelijkertijd zien we, dat de rechte bediening van het Woord vrucht draagt. Hoe dat precies werkt? Ik weet het niet. Ik snap het ook niet. Net zoals ik niet snap, hoe dorre doodsbeenderen opeens levend worden wanneer ze het Woord van God horen (zie hoe absurd: doden die horen).
Het woordeke "onvoorwaardelijk" in de zin "algemeen welmenend aanbod van genade" betekent in deze optiek: Dat alle hoorders die het Woord van God horen gelijkelijk worden behandeld, zonder onderscheid. Een soort van Wet gelijke behandeling. Dat is natuurlijk een hele andere betekenis dan die de oudvaders en de gereformeerde leer geven aan dit woord. Die geven daarmee aan dat niemand - hoe slecht en zondig ook in zichzelf - moet afzien van tot God te gaan.
Met eerbied gesproken, de werking van de Heiligen Geest - het levendmaken van dode zondaren - wordt middels deze opvatting gedegradeerd tot een "kracht of apparaat" wat met een afstandbedieningsbediening - de prediking van Gods Woord - wordt "aangezet". Als het Woord recht wordt gepredikt doet de Heiligen Geest Zijn werk ook beter. Dat verklaart telkenmale de opmerking: Als het Woord recht wordt gesproken doet de Heiligen Geest zijn werk. Het levendmaken van zondaren.
De prediking van het Woord creert blijkbaar een bepaalde "fluidum" wat alle hoorders omvat. In dit "fluidum" is de Heiligen Geest werkzaam in alle hoorders. Die hoorders worden van dood zo'n beetje "half-levend" gemaakt, iig zijn ze dan voldoende in staat om de keuze te maken om in geloof God om genade te smeken of dit te weigeren.
Op deze manier kan men de oorzaak dat mensen in geloof de genade aangrijpen bij God houden. Hij maakt immers, door het Woord, de zondaar levend. De mensen die in vijandschap deze genade weigeren kan men in deze theorie verwijten de mogelijkheid niet te hebben aangegrepen daar ze toch ook onder hetzelfde Woord hebben gezeten en dezelfde werking van de Heiligen Geest hebben ondergaan.
Deze werking van de Heiligen Geest die gebeurd bij de prediking van het Woord heeft als diepste oorzaak Gods vrije en verkiezende genade, met dien verstande dat deze alle hoorders wordt aangeboden. Het onderscheid tussen uit- en inwendige roeping is hiermee volledig weggevallen.
De prediker heeft hiermee dezelde status als Mozes gekregen in de strijd tegen de Amelekieten. Zolang Mozes zijn armen hoog hield werden de Amelekieten teruggedreven. Zo ook de prediker, als hij het Woord brengt, doet de Heiligen Geest zijn werk in hoorders.
Willem schreef:Het lijkt erop dat er een bepaald "automatisme" wordt veronderstelt tussen de prediking van het Woord en de daaraan gepaarde werking van de Heiligen Geest. Dat de prediking van het Woord direct ook betekent, door Gods onbegrijpende en verkiezende genade, dat de levenmakende werking van de Heiligen Geest werkzaam is in de hoorders. Vandaar telkenmale de opmerking: Gods Woord maakt levend, want men koppelt de werking van de Heiligen Geest hier direct aan. Zie ook onderstaande zinssnede [....Op Gods Woord gaan zij iets doen....]. Echter, mensen gaan pas wat doen op het horen van Gods Woord als de Heiligen Geest ermee gepaard gaat het werkt in het hart. En niet alle hoorders van het Woord ontvangen toch deze werking? (inwendige roeping)?
m.i. wordt de taak van de prediker hier wel heel erg belangrijk gemaakt als men verondersteld dat het uitdragen van het Woord Gods de werking van de Heiligen Geest mede inhoudt in de harten van de hoorders. Dat het aanbod van genade dan als diepste oorzaak Gods onbegrijpende en verkiezende genade heeft erkent men dan wel. Tegelijkertijd zegt men dat deze onbegrijpende en verkiezende genade tot allen komt en dat deze genade ervoor zorgt dat men het aanbod kan aannemen of verwerpen.
Daarmee wordt het onderscheidt tussen de uit- en inwendige roeping ontkent en gesuggereerd dat de inwendige roeping - door Gods onbegrijpende en verkiezende genade - tot allen komt die het Woord horen en dat sommigen op het horen van Gods Woord iets gaan doen en gehoor geven aan de roeping en anderen, alhoewel evenzo goed het Woord gehoord hebbende, door hun vijandschap en blindheid deze roeping verwerpen.
De laaste zinsnnede uit onderstaande post: "Uitgedroogde doodsbeenderen worden levend, als Gods Woord tot hen klinkt" geeft dit ook weer aan. Dorre doodsbeenderen (of doden) worden niet levend als Gods Woord tot hen klinkt. Die worden pas levend als aan dat Woord de Heiligen Geest wordt gepaard. En dat is geen automatische koppeling zoals hier blijkbaar wordt veronderstelt.