Abortus en euthanasie zijn allebei een soort toonbeelden geworden van christelijke standpunten in Nederland. Ik ben het daar uiteraard mee eens en zie deze 'voorrechten' liefst snel weer verdwijnen.
Maar als je in een beslissing moet meewegen dat het kabinet de abortuswetgeving niet afschaft, dán lijkt voor mij weinig meer mogelijk. Want met evenveel recht mag je dan een regering niet steunen die vloeken niet verbiedt, toch?
Mijn punt is: als je een regering niet kunt steunen omdat ze iets niet doen wat ze zouden moeten doen (dat gaat dan nog iets verder dan actief anti-christelijk beleid invoeren) dan lijkt voor mij de grens uiteindelijk heel ver weg te liggen. En mag je eigenlijk alleen nog de theocratische overheid steunen. Met andere woorden: dan is christelijke politiek in een overheid die zo is georganiseerd als de onze niet meer mogelijk.
Dat mag je natuurlijk vinden (je bent dan lang niet de enige), maar ik ben benieuwd óf je dat vindt. Want de grenzen liggen niet zo duidelijk.
Komt het niet ook doordat we met ons stelsel (met héél veel partijen met allemaal afgebakende opvattingen, tot de dieren toe) ruimte hebben voor dit soort vragen? Als er twee partijen zouden zijn, dan zou de hele politiek wellicht meer gericht zijn op grotere discussies, op achterliggende idealen. Geen van beide partijen zou in ons land dan denk ik puur christelijk zijn (binnen die partijen zou die discussie dan worden gevoerd). Persoonlijk zou ik zeker een van die partijen steunen. Ik denk ook dat er christenen zullen zijn die dan niets meer zouden steunen.
Ik neig uiteindelijk toch meer naar 'roeien met de riemen die we hebben'. Ik ben me ervan bewust dat dat makkelijk af te schieten is met een strikt principiële argumentatie. Maar ik weet niet of we in onze samenleving zo kunnen handelen. Misschien zijn er, vanwege de gebrokenheid van deze wereld door de zonde, inderdaad keuzes te maken die 'minder slecht' zijn dan andere keuzes.
Ik zit me af te vragen of de tweerijkenleer van Luther hier iets over kan zeggen. Als ik het onderstaande citaat zie, neigt Willem meer naar de lijn van Calvijn. Ik neig misschien wel meer naar Luther (zeg ik voorzichtig, ik heb hier nog heel weinig over gedacht). Omdat we heel vaak zullen moeten samenleven met een meerderheid van mensen die niet christelijk is.
Deze gedachte, die we ook bij Augustinus vinden, vormt bij Luther een wezenlijk onderdeel van zijn theologie. Het geestelijke rijk betreft het persoonlijke leven van ‘de ware christen’, het wereldlijke rijk het maatschappelijke en politieke leven. Een ware christen handelt ook zonder beteugeling door de overheid wel verantwoord, maar van andere mensen geldt dat niet. Daarom moet de overheid de orde handhaven en de ongebondenheid bestrijden.
Luther ziet een duidelijk verschil tussen de moraal van de overheid en die van de individuele christen. Calvijn daarentegen gaat uit van de gedachte van het drievoudig gebruik van de wet. Gods wet dient om de mens aan zijn zonde te ontdekken, als leefregel voor de ware gelovigen en als norm voor de menselijke samenleving. Politici worden zodoende gesteld onder de kritiek van Gods wet, terwijl in de lutherse traditie de politiek gemakkelijk tot een autonome sector wordt.