Paulus spreekt in Ef. 4: 17 en vervolgverzen over de oude mens afleggen om de nieuwe mens aan te doen.
Wat is de praktijk daarvan eigenlijk?


Een antwoord van Paulus zelf dan maar.Aty schreef:Ik denk de laatste tijd veel na over het feit dat een christen moet leren 'dood te zijn voor de zonde en levend voor God in Christus. '
Paulus spreekt in Ef. 4: 17 en vervolgverzen over de oude mens afleggen om de nieuwe mens aan te doen.
Wat is de praktijk daarvan eigenlijk?Ik moet eerlijk zeggen dat ik ervaar dat die oude mens toch heel vaak de kop op steekt. Dit is een vraag van mij ( een eenvoudig iemand) Alsjeblieft geen moeilijk, dogmatisch antwoord
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods , naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods ?
25 Ik dank God, door Jezus Christus , onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.
Nee je moet geen scheiding maken maar juist worstelen met die twee "willen"Aty schreef:@ Paulus: Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.
Dus moet je scheiding maken in jezelf. Met je gemoed (?) dien je de wet.
Met je vlees ( lichaam) de zonde.
Ik zal vanavond Matthew Henry eens erbij pakken. Soms loop je even vast met iets.
En Matthew Henry begint zijn verklaring over dit Schriftgedeelte zo: Hier is een beschrijving van den strijd tussen genade en verdorvenheid des harten; tussen de wet van God en de wet der zonde.64) Ik dank God,
Namelijk dat Hij mij alrede zover door Christus verlost heeft van de heerschappij der zonde, dat ik nu, hoewel de zonde mij nog aankleeft, nochtans geen gewillige slaaf derzelve meer ben, maar daartegen strijd, en die door Christus’ Geest kan overwinnen; gelijk het besluit dan volgt, en het begin van het Rom. 8 medebrengt. Zie 1 Cor. 15:55,56,57.
65) Zo dan,
Dit is het besluit van dezen gehelen strijd.
66) met het gemoed de wet Gods,
Dat is, naar den inwendigen mens, Rom. 7:22, die de apostel nu erkent hij zelf te zijn, of zijn eigen te zijn, daar het vlees na de wedergeboorte maar een vreemd aanhangsel is, hetwelk allengskens versleten en weggeworpen moet worden.
Volgens mij verwoordt dit helder de strijd met de oude mens die nog zo vaak de kop op steekt. Het andere deel van je vraag gaat over dood zijn voor de zonde en dat is weer heel wat anders. In de eerste plaats gaat dat over je positie, wie je in Christus bent. Dat staat haakt op die oude mens, op je menselijke natuur zoals in Romeinen 7 is beschreven. Dat contrast zie je ook tussen wat Huisman hier citeert uit Romeinen 7, en in Romeinen 8. Dat begint met die positie:huisman schreef:Een antwoord van Paulus zelf dan maar.Aty schreef:Ik denk de laatste tijd veel na over het feit dat een christen moet leren 'dood te zijn voor de zonde en levend voor God in Christus. '
Paulus spreekt in Ef. 4: 17 en vervolgverzen over de oude mens afleggen om de nieuwe mens aan te doen.
Wat is de praktijk daarvan eigenlijk?Ik moet eerlijk zeggen dat ik ervaar dat die oude mens toch heel vaak de kop op steekt. Dit is een vraag van mij ( een eenvoudig iemand) Alsjeblieft geen moeilijk, dogmatisch antwoord
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods , naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods ?
25 Ik dank God, door Jezus Christus , onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.