Hansie schreef:Bert Mulder schreef:Hansie schreef:Wat Jesaja schreef was aan de Israelieten.Niet aan de Gemeente.
''Oog om oog , tand om tand'' werd ook ""de andere wang toekeren".
Dus je wil me vertellen dat het Oude Testament niet Gods Woord aan ONS is, maar alleen voor de joden?
http://www.cprf.co.uk/languages/dutch_hhgospelchap1.pdf
We hebben het hier niet over het OT, maar over wat Jesaja zei.
Een joodse profeet die het joodse volk op dat moment in het hebreeuws voorzegde omtrent het teken van Immanuel.
Welke uit de Joden is, wat het vlees betreft.
Hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften.
Rom 13:20.
En Jesaja waagt het te zeggen, Ik ben gevonden door wie mij niet zochten, Ik ben openbaar geworden aan wie naar mij niet vroegen.
Maar van Israel zegt hij:Den gansen dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk.
En zo gaat het nog een paar hoofdstukken lang verder over de verschillen tussen Joden en Gods heilsplan met hen en met de heidenen.
Dus will je ons vertellen dat het Gods doel is dat alle heidenen zalig worden? Dat Zijn belofte allen geldt? En wat doe je dan met deze teksten in het Nieuwe Testament, onder andere?
Galaten 3:
27 Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.
28 Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Christus Jezus.
29 En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.
Rom 9:
13 Gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.
14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre.
15 Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben.
16 Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods.
17 Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde.
18 Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil.
19 Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengenen, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
21 Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere?
22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid;
23 En opdat Hij zou bekend maken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid?
2 Kor. 2:
15 Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan;
16 Dezen wel een reuk des doods ten dode; maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam?
17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.