O.k. Auto, dank voor de correctie. Inderdaad, bij een ontkenning, is goed te zien dat sprake is van een verbod (net als bij ons: 'Gij zult niet' duidelijk een verbod is).
Wat ik aangaf, geldt echter wel voor de niet-ontkennende geboden & beloften.
Voorbeelden waar beloften door de HSV zijn weggenomen en omgezet in geboden, zijn Exodus 14:14 en Jesaja 27:5.
In de SV komt het beloftekarakter duidelijk uit, maar wie het per se als gebod wil lezen, wordt in de SV niet belemmerd door 'zullen'. Daarentegen wordt men in de HSV wel belemmerd om deze verzen als beloften te lezen door het uitdrukkelijke 'moeten'.
Exodus 14:14
SV: 14 De HEERE zal voor ulieden strijden, en 16gij zult stil zijn.
16 Of hij zeggen wilde: Gijlieden zult niets daar toedoen, noch met woorden, noch met werken; de Heere zal voor u vechten. Of: Weest gijlieden maar stil, houdt op van murmureren tegen God en mij.
HSV: De HEERE zal voor u strijden, en ú moet stil zijn.
Het uitdrukkelijke persoonlijk voornaamwoord 'gij' in het Hebreeuws (in de HSV ú met accentteken), maakt de tegenstelling tussen het werk des HEEREN en het stil zijn van de Israëlieten alleen maar groter: 'Gij echter - Gij zult stil zijn.'
Nogmaals: de SV belemmert niet om hier zowel een belofte als een gebod in te zien (maar primair is het naar mijn overtuiging een belofte). De HSV belemmert echter wel om het als een belofte te lezen, terwijl dat naar mijn overtuiging (en ook volgens de eerste uitlegging in de kt, Calvijn, enz enz) toch primair de betekenis is.
Hoe rijk was deze belofte niet en hoe veel rijker daarmee de SV: Gij, Israëlieten, gij zult daaraan niets toedoen, noch met woorden, noch met werken. De HEERE zal het alles doen, Hij zal voor u strijden! Gij hebt slechts toe te zien!