huisman schreef: Ik lees ook ergens het volgende: (dit zijn eigenlijk de drie verklaringen die je steeds weer vindt.)
We zitten hier inderdaad met een probleem. Er zijn verschillende oplossingen voorgesteld om uit de moeilijkheid te komen.
De eerste is deze dat men denkt aan een overschrijffout. Aangezien Jeremia het over een pottenbakker gehad heeft ( zie Jr.18 en19) en bij hem ook de koop van een akker voorkomt (Jr.32) gaat men er van uit dat een overschrijver
i.p.v. Zacharia de naam van Jeremia heeft geplaatst.
Een tweede oplossing komt hier heel dicht bij. Men gaat er dan vanuit, dat Mattheüs oorspronkelijk alleen de woorden 'wat gesproken is door de profeet' had staan, maar dat een latere overschrijver (om dezelfde reden als hierboven genoemd) de naam van Jeremia inlaste (dit is aannemelijker dan dat een overschrijver Zacharia door Jeremia zou hebben vervangen).
Een derde verklaring neemt aan dat Mattheüs wel degelijk Jeremia heeft geschreven, maar dat hij daarmee het hele profetenboek (de tweede bundel van de Joodse bijbel) heeft bedoeld.
Zoals de naam Psalmen staat voor alle vijf psalmboeken, zo zou de naam van Jeremia staan voor alle profeten.
Men haalt daarbij Mt.16: 14 aan waar sprake is van: Jeremia of een van de profeten. In de Talmoed staat Jeremia namelijk als nr.1 van de profeten genoteerd.
Een vierde oplossing is deze, dat men het citaat bij Mattheüs beschouwt als een samentrekking van Jr.32 en Zc.11: 32.
Mijzelf komt de tweede en nog meer de derde verklaring het aannemelijkst voor.
Voor mij valt de overschrijffout (oplossing 1 en 2 die je noemt) af. Daar zijn geen manuscripten van gevonden. Terwijl we wel heel veel oude manuscripten hebben. Van soortgelijke overschrijffouten hebben we altijd wel een manuscript wat de andere lezing ondersteund. Kortom, dat het hier om een overschrijffout gaat, terwijl daarvoor geen enkel feitelijk bewijs is, terwijl dat feitelijke bewijs wel te verwachten is (we hebben immers heel veel oude manuscripten) is het m.i. geen goede oplossing. Principieel wijs ik het trouwens af, om zonder daarvoor manuscripten aan te kunnen dragen als onderbouwing, de tekst van de Bijbel aan te gaan passen, omdat we er inhoudelijk problemen mee hebben. En dat is toch wat oplossing 1 en 2 doen.
Mogelijkheid 3 zou kunnen. Het probleem is, dat we daarvoor geen analogiën hebben. Je kan niet zeggen: Kijk, daar en daar doen de evangelisten of vroege christenen het ook zo. Ook deze oplossing blijft sterk hypothetisch. De Talmoed is aardig, maar deze is van
ruim ná de apostolische tijd (400 na Christus). Dat de Talmoed het doet, wil nog niet zeggen dat het ten tijde van Mattheüs ook zo ging.
Mogelijkheid 4 is m.i. de meest voor de hand liggende oplossing. Mattheüs (men leze bv het commentaar van Gundry) ziet de hele profetie uit het OT als één grote voorzegging van de komst van Jezus de Messias. Hij voegt vaker meerdere verwijzingen/citaten vanuit het OT samen tot één citaat. Met maar één doel: Aan te tonen dat Jezus hetgeen voorzegd is door de profeten vervuld heeft.