





http://nieuwsuur.nl/video/191191-reddin ... esvol.html
33 mijnwerkers zaten opgesloten in een ondergrondse gevangenis in Chili, en konden zichzelf niet meer helpen. Wat waren deze mijnwerkers uit Chili uitzinnig van blijdschap en vreugde, toen ze, na 69 dagen opgesloten te hebben gezeten in een kopermijn ong. 600 meter onder de grond, met hulp van boven de grond eindelijk werd bevrijd. Wat zullen deze mannen hun redders dankbaar zijn geweest. Sommigen hadden zelfs de tranen in hun ogen, toen ze na ruim 2 maanden hun vrouwen en kinderen weer in hun armen mochten sluiten.

http://nos.nl/video/189653-ina-post-vrijgesproken.html
Na een slopende rechtsprocedure van gedurende 24 jaar tegen de verpleegster Ina Post, sprak het gerechtshof in Den Bosch haar afgelopen woensdag dan toch uiteindelijk vrij van de vele aanklachten door het OM tegen haar geponeerd. Dit soort dingen zie je niet meer zo vaak, lezer. Toen het gerecht haar vrijsprak, was ze zeer ontroerd en innerlijk uitzinnig van blijdschap. Ze moest vechten tegen haar tranen van vreugde.
Met welke ogen en door welke bril hebben wij deze beelden bekeken? Maakt u soms ook weleens een geestelijke toepassing? Moest u ook denken aan het moment dat uw ziel in en door Christus voor eeuwig gered was geworden, en op grond van Zijn volbrachte werk werd vrijgesproken? Opmerken is ook hierin beter dan het vette der rammen. Iemand die nooit gevoeld heeft dat hij geestelijk gevangen zat in de klauwen des satans, geketend aan de macht der zonden, kan zich ook niet voorstellen wat het is om bevrijd te zijn uit de gevangenis der zonden. Daar konden deze mijnwerkers (naar het aardse) wel van getuigen. Iemand die niet weet wat het is wanneer Gods heilige wet hem ten dode toe vervloekt en verdoemt, niet weet wat het is wanneer de satan en zijn geweten hem aanklaagt, kan zich ook de uitzinnige blijdschap en vrede niet voorstellen wanneer hij van al deze aanklachten uiteindelijk toch wordt vrijgesproken door een weg van recht. Dat is een blijdschap die alle verstand te boven gaat, lezer. Deze verpleegster werd vrijgesproken, en deze mijnwerkers werden nog bevrijd uit dat donkere hol. Velen in onze dagen staan (geestelijk) al te juichen wanneer ze door Gods heilige wet aangeklaagd en veroordeeld zijn geworden. Weer anderen zijn verblijd wanneer ze gezien hebben dat ze in een duistere gevangenis zitten. Hoe komt het dan, dat ze zo dwaas denken en redeneren? Wel, omdat ze misleid zijn geworden door valse onderwijzers en dwaalleraren. Die vertellen hun dat hun schuldbekendmaking hun verlossing alrede is! Hoe anders was dit bij deze 33 mijnwerkers. Zij konden pas juichen en dankbaar zijn toen ze verlost waren geworden uit dat donkere onderaardse hol. In dit aardse beeld van verlossing ligt een prachtig beeld van hoe het is en gaat in het geestelijke. Het zal wat wezen, wanneer al deze geestelijke aanklachten op uw sterfdag tegen u en mij zullen blijven getuigen, het zal wat wezen wanneer er nooit bloed over onze kerfstok gesprenkeld is. Dan zult u straks voor eeuwig weg moeten zakken in de ondergrondse put van het eeuwige hellevuur. Dan zal er geen hulp van Boven meer mogelijk zijn, lezer. Dan zult u voor eeuwig in deze donkere gevangenis moeten verkeren, waar de worm nimmer sterft. Ik kan maar nooit vergeten wat Thomas Boston uit liefde geschreven heeft tot waarschuwing tot zijn naaste over de eeuwige rampzaligheid.
Daarnaast zal ik ook nooit vergeten toen God mij in Zijn hemels gericht kwam te trekken, en ik daar iets van Zijn toorn over mijn verdreven zonden kreeg in te leven. Totdat het moment aanbrak dat mijn Heiland daar ging staan waar ik niet meer kon bestaan voor God. In Zijn volbrachte werk had God Zijn toorn en gramschap over mijn zonden geblust, lezer. Welk een vreugde en blijdschap was er ook toen in mijn hart. Vrij, voor eeuwig vrij! Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich, Psalm 30 vers 6. Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard te zijn, 2 Kor. 5:11.