Blijmoedig ook onderstaand is een werkelijkheid. (Matth 7)blijmoedig schreef:Hier ben ik het volledig mee eensFjodor schreef: Door het geloof in Christus worden we één met Christus en krijgen we deel aan dat wat Hij voor ons verdiend heeft. We krijgen deel aan Zijn dood, aan Zijn leven, aan Zijn rechtvaardigheid, aan Zijn naastenliefde, aan Zijn liefde voor de Vader, aan Zijn heiligheid, aan Zijn eeuwig leven, en dat alles volkomen volmaakt.
Omdat we die positie hebben, en God daar eeuwig dankbaar voor zijn, willen we God en onze naaste ook steeds meer lief gaan hebben.
(Zonder geloof zal ons liefhebben ons veroordelen tot de eeuwige dood, want onze gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed voor God)![]()
Met dit punt heb ik meer moeite. Dan is het alsof we aan het eind van ons leven alleen maar kunnen hopen dat we behouden zijn. Terwijl wij door onze doop en belijdenis toch tot een nieuw leven met de Heere Jezus zijn opgestaan, en daaruit mogen leven. Ik denk dat we de Heere God ook om geloof mogen bidden, en houd daarbij vast aan wat geschreven staat in de bergrede: "Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dat het goede geven aan wie hem daarom vragen". Waarbij ten diepste de Heere Jezus dit verlangen tot geloof werkt, omdat uit Hem, door Hem, en tot Hem alle dingen zijn. En waarbij we in tijden van twijfel met de man uit Marcus 9:24 mogen uitroepen: "Ik geloof Heere! Kom mij in mijn ongeloof te hulp!". Ik geloof, nee ik weet zeker dat de Heere God Zijn kinderen dan niet met lege handen zal laten staan.Fjodor schreef:Het punt bij vraag 2 is dat mensen wel kunnen zeggen dat ze geloven, terwijl ze in werkelijkheid helemaal niet geloven. Ze kunnen wel zeggen lief te hebben uit dankbaarheid, maar misschien hebben ze in werkelijkheid niet uit dankbaarheid lief.
21 ¶ Niet een iegelijk, die tot Mij zegt : Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan?
23 En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen : Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!
24 Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft;
25 En er is slagregen nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond.
26 En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet , die zal bij een dwazen man vergeleken worden , die zijn huis op het zand gebouwd heeft;
27 En de slagregen is nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, en het is gevallen, en zijn val was groot.