Mogelijk ben ik daar schuldig aan omdat ik liefst alle bij elkaar horende zaken verwerk in één post om vooral de samenhang te laten zien. Dan loop je het risico dat er zaken worden gekoppeld aan antwoorden van een ander.Tiberius schreef:Dan moet je daarop antwoorden, niet op postings van mij, waarin het over andere zaken gaat. Het is onzinnig om aan mij een antwoord te geven, dat voor iemand anders (GJdeBruin) bedoeld is.
Laat ik mijn mening even heel kort samenvatten:
Wie zelfs niet gelooft in een mogelijkheid voor hem of haar persoonlijk, kan beter geen belijdenis doen. Wie het ondanks alle onmogelijkheid in zichzelf toch van de God van zijn of haar doop verwacht (dus niet van de doop zelf) heeft geen reden om geen belijdenis te doen. En daarmee verbonden om daarna ten avondmaal te gaan. Zo interpreteer ik de reformatoren en de nadere reformatoren. Waarbij er een verschuiving waar te nemen is in de tweede helft van de 17e eeuw. Daarin werden belijdenis en avondmaal toch meer verbonden met respectievelijk zoeken en vinden. Dat acht ik hooguit een accentverschil, gezien de inhoud die eraan gegeven werd en hier en daar nog steeds wordt gegeve. Er liggen op dit vlak binnen onze gezindte een aantal accentverschillen.
Maar ondanks die verschuiving en accentverschillen blijft de noodzaak om belijdenis te doen van het geloof waarvan ik weet en vertrouw dat God dat wil geven en bevestigen op Zijn tijd. Dat is immers de belofte van de Heilige Geest zoals in het doopformulier weergegeven. Het formulier van het Avondmaal zou tevens ter toetsing kunnen dienen voor het doen van belijdenis. Daarin staat ook een spanning en die wilde ik in deze discussie aanvoeren, om daarmee de aantijgingen, die ik tussen de regels bespeur aan het adres van bepaalde kerkverbanden, te ontkrachten.
Avondmaalsformulier schreef:Maar dit wordt ons, zeer geliefde Broeders en Zusters in den Heere, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het H. Avondmaal des Heeren gaan mocht, dan die zonder enige zonde ware. Want wij komen niet tot dit Avondmaal, om daarmede te betuigen, dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten ons zelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in den dood liggen. Daarom, al is het, dat wij nog vele gebreken en ellendigheid in ons bevinden, als namelijk: dat wij geen volkomen geloof hebben, dat wij ons ook met zulken ijver om God te dienen niet begeven, als wij schuldig zijn; maar dagelijks met de zwakheid van ons geloof, en de boze lusten van ons vlees te strijden hebben; nochtans, desniettegenstaande, overmits ons (door de genade des Heiligen Geestes) zulke gebreken van harte leed zijn, en wij begeren tegen ons ongeloof te strijden, en naar alle geboden Gods te leven; zo zullen wij gewis en zeker zijn, dat geen zonde, noch zwakheid die nog (tegen onzen wil) in ons overgebleven is, ons kan hinderen, dat ons God niet in genade zou aannemen, en alzo dezer hemelse spijze en drank waardig en deelachtig maken.