Afwachten of Verwachten?
Dat hoor ik graag, Limosa, ik hoor van alle kanten dat de jeugd veel interesse heeft in Gods Woord, meer dan 10-20 jaar geleden. Ik ben daar ontzettend blij om. De Heilige Geest werkt zichtbaar onder de jeugd. Juist zij hebben behoefte aan een goede begeleiding en geestelijk voedsel. Laten we de schijven van onze knieen bidden om geloof en heel veel bekeringen!
Gisteren het boek in handen gehad. Wist niet dat het zó dik was!!!
Dit boek ga ik zéker aanschaffen, begon hier en daar er wat in te lezen en kreeg toen zeker de behoefte het hele boek te gaan lezen (las bijv. de paragraaf over J.W. Kersten en L. Huisman).
Nu begrijp ik ook dat sommige forumleden hier aangaven geschrokken te zijn van het boek. Ik schokte mij eigenlijk ook als ik gedeelten las van bevindelijke predikanten over hoe je het móet meemaken. Ik kan het niet anders zien dan een regelrechte dwaalleer, niet minder dan de Maria verering in de R.K.-kerk.
Blij dat dit boek is uitgebracht.
Dit boek ga ik zéker aanschaffen, begon hier en daar er wat in te lezen en kreeg toen zeker de behoefte het hele boek te gaan lezen (las bijv. de paragraaf over J.W. Kersten en L. Huisman).
Nu begrijp ik ook dat sommige forumleden hier aangaven geschrokken te zijn van het boek. Ik schokte mij eigenlijk ook als ik gedeelten las van bevindelijke predikanten over hoe je het móet meemaken. Ik kan het niet anders zien dan een regelrechte dwaalleer, niet minder dan de Maria verering in de R.K.-kerk.
Blij dat dit boek is uitgebracht.
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
De eerste (?) openlijke reactie (Saambinder 81e jaargang nr. 50, 18-09-03):
Mhg,
Pim.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onder Vuur
Nieuwe publicaties
Onze gemeenten liggen de laatste tijd onder vuur. Dat is niets nieuws, maar het is wel onaangenaam. Zelfs indien dat vuur voor een groot deel bestaat uit losse flodders, die weinig inhoud hebben, maar wel veel verwarring stichten. Dat laatste is zeker het geval.
Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Jeruzalem zal wel weten waarop ik doel. Weliswaar dienden reeds op onze Generale Synoden van 1971, 1977 en 1986 bezwaarschriften die de prediking betroffen, maar de laatste tijd is het toch anders. Waarom anders? In de eerste plaats: gedurende de laatste zes jaar verschijnen met zekere regelmaat publicaties die de prediking zoals die onder ons gangbaar is, op de korrel nemen. Hadden in 1997 en in 2000 die publicaties nog de vorm van paperbacks, zeer recent verschenen twee meer omvangrijke boeken, waarin fundamentele bezwaren worden ingebracht tegen bepaalde onderde- len van de in onze gemeenten gang- bare verkondiging. Het betreft het boek van ds. H.J. Hegger, Vader ik klaag u aan en het bijna 1100 pagina 's tellende werk van dr. K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten. In de tweede plaats: kwamen de bezwaren voorheen veelal van mensen die zich buiten of aan de rand van onze gemeenten bevonden, in de laatste tijd zijn het soms ook ambtsdragers van ons kerkverband die hun bezwaren publiek maken. In de derde plaats: auteurs die menen dat de prediking die ons lief is bezijden de waarheid van Schrift en belijdenis is, kunnen niet zelden rekenen op krachtige steun van bepaalde media. Met name de periodiek CV Koers en het Nederlands Dagblad voelen zich geroepen om met zekere regelmaat de 'misstanden' in ons kerkverband aan de orde te stellen. Publicaties waarin die zogenaamde misstanden aan de orde of aan de kaak worden gesteld, kunnen zich op de warme belangstelling van deze media verheugen.
Hardnekkige karikaturen
Dit alles stemt verdrietig. Niet het minst de hardnekkige wijze waarop men niet moede wordt van de prediking in onze gemeenten karikaturen te tekenen. U wilt enkele voorbeelden? Hier komen ze. Wij zouden een 'stappenplan' (wat een ellendig woord toch!) preken, waarbij Gods kinderen telkens een trapje hoger op de ladder van het geestelijk leven zouden worden geleid. Wij zouden leren dat men slechts mag geloven, indien men mag weten een uitverkorene te zijn. Wij zouden bang zijn de mensen toe te roepen dat zij tot Christus mogen komen zoals zij zijn. Ten diepste zouden wij wel eens bezorgd kunnen zijn dat er tevéél mensen tot Christus zouden gaan. Wij zouden, zeker voor onze jongeren, beletselen opwerpen om tot Jezus te komen en de weg der bekering veel ingewikkelder maken dat zij naar Schrift en belijdenis zou zijn. Wij zouden vuurbang van sommige jongerenavonden zijn, omdat jonge mensen daar het Evangelie kunnen vernemen dat zij 's zondags node missen. Wij zouden prediken dat een mens eigenlijk net zo graag naar de hel zou moeten willen gaan als in Gods gemeenschap te worden hersteld. Wij zouden de ruimte missen van de oude Engelse puriteinen en de oude Schotten en wij zouden hen in feite maar wantrouwen, al roemen wij hen met de lippen. Daarbij zouden de kerkelijke 'leiders' (alsof wij een bedrijf met een directie zouden vormen!) hardnekkig op hun strepen staan en hun machtspositie tegen alle kritiek fel en bitter verdedigen, bang om hun invloed te verliezen. De predikanten in onze gemeenten zouden vooral in de laatste twintig jaar heel anders zijn gaan preken, bekrompener, krampachtiger, wettischer. Daar zou onze Theologische School in niet geringe mate debet aan zijn…..
Niet serieus?
Zo zou ik nog een poosje door kunnen gaan, maar dat lust mij niet. Wat is er op dit alles te zeggen? Jezelf verdedigen is altijd een moeizaam werk. Dat kan een ander beter doen. Een paar dingen wil ik hier echter wel opmerken. In de eerste plaats dit: de publicaties waarop ik zojuist doelde, zullen zeker in De Saambinder niet onweersproken blijven. We koesteren niet de illusie dat wij het in die besprekingen een ieder naar de zin zullen maken. Maar we zullen serieus met de zaken omgaan. Dat is trouwens onze gewoonte. In het Nederlands Dagblad van 23 augustus werd op de voorpagina (!) het reeds genoemde boek aangekondigd van dr. K. van der Zwaag. De heer Aangeenbrug van de uitgeverij die het omvangrijke boek het licht deed zien, liet weten van kerkelijke zijde 'een serieuzere reactie' te verwachten dan destijds op de boeken van prof. J. Blaauwendraad is geko men. Zo'n uitspraak vind ik niet fair. Ik kan mij niet herinneren dat op enige publicatie zó uitvoerig is ingegaan in ons blad als op de twee boeken van Blaauwendraad. Dat men van de tegenpartij geen gelijk krijgt, wil toch niet zeggen dat deze niet serieus met de zaken is omgegaan?
Wat wil men?
Vervolgens: mij persoonlijk houdt de vraag reeds lang bezig wat men toch met deze dingen wil bereiken. Misschien werd het antwoord op deze vraag wel gegeven door de heer Van der Zwaag, toen hem in een interview in het Reformatorisch Dagblad van 4 september j .1. de vraag werd voorgelegd wat zijn grootste wens is. Het antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: 'Dat op de diverse kansels in onze reformatorische gezindte iets mag doorklinken van een gewijzigde visie. En dat de predikanten durven te staan in de vrijheid van het Woord, los van een specifieke traditie van een bepaald kerkverband' .
Dit antwoord is duidelijk en tevens onthullend: de prediking moet zich wijzigen. Dit houdt onder meer in dat de prediking van de standen in het genadeleven, die ontsproten zou zijn aan de bekeringsgeschiedenis- sen die in het gezelschapsleven van de 1ge eeuween steeds grotere rol zijn gaan spelen, veranderen moet. Maar het houdt nog veel méér in. Ik laat het aan de recensent van het boek van de heer Van der Zwaag over om daar dieper op in te gaan. Maar op deze plaats wil ik wel zeggen dat men veel van ons vragen mag, maar niet dat wij de inhoud van onze prediking wijzigen. Men mag van ons vragen een erkenning dat onze prediking gebrekkig is. Men mag van ons vragen dat wij belijden dat wij nooit rijk, nooit heerlijk genoeg hebben gesproken van God in Christus. Dat behoeft men ons van buiten niet te zeggen: dat gevoelen wij na elke preek van binnen wel. Maar men mag niet van ons vragen dat wij inhoudelijk een andere boodschap brengen dan die, welke onze gemeenten altijd heeft gekenmerkt.
De vrijheid van het Woord?
De wens van de heer Van der Zwaag dat een predikant zou moeten durven staan in de vrijheid van het Woord, los van een specifieke traditie van een bepaald kerkverband, vind ik onmogelijk en ook bedenkelijk. Onmogelijk, omdat hier iets gevraagd wordt wat van niemand gevraagd kán worden. Ook de Erskines -om maar iets te noemen- stonden in Schotland in de traditie van hun eigen kerkverband. Daar schaamden zij zich niet voor. Bedenkelijk vind ik deze uitspraak ook, omdat een tegenstelling wordt gemaakt die er niet mag zijn. Er mág geen tegenstelling zijn tussen de 'vrijheid van het Woord' en de traditie van een kerkverband. De traditie waar wij binnen onze Gereformeerde Gemeenten aan hechten, is die van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Het is óók de traditie die daarná gekomen is. Ons kerkverband kent immers haar eigen ontstaansgeschiedenis. Wij schamen ons daarvoor niet. Persoonlijk heb ik nog nooit in mijn leven op een van de kansels van ons kerkverband een tegenstelling gevoeld tussen de 'vrijheid van het Woord' en de identiteit van de gemeenten waarmee ik mij van harte verbonden weet. En ik ben ervan overtuigd dat dat met mijn broeders in de bediening niet anders ligt.
Capelle aan den IJssel,
ds. A. Moerkerken
Mhg,
Pim.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onder Vuur
Nieuwe publicaties
Onze gemeenten liggen de laatste tijd onder vuur. Dat is niets nieuws, maar het is wel onaangenaam. Zelfs indien dat vuur voor een groot deel bestaat uit losse flodders, die weinig inhoud hebben, maar wel veel verwarring stichten. Dat laatste is zeker het geval.
Wie geen vreemdeling is in kerkelijk Jeruzalem zal wel weten waarop ik doel. Weliswaar dienden reeds op onze Generale Synoden van 1971, 1977 en 1986 bezwaarschriften die de prediking betroffen, maar de laatste tijd is het toch anders. Waarom anders? In de eerste plaats: gedurende de laatste zes jaar verschijnen met zekere regelmaat publicaties die de prediking zoals die onder ons gangbaar is, op de korrel nemen. Hadden in 1997 en in 2000 die publicaties nog de vorm van paperbacks, zeer recent verschenen twee meer omvangrijke boeken, waarin fundamentele bezwaren worden ingebracht tegen bepaalde onderde- len van de in onze gemeenten gang- bare verkondiging. Het betreft het boek van ds. H.J. Hegger, Vader ik klaag u aan en het bijna 1100 pagina 's tellende werk van dr. K. van der Zwaag, Afwachten of verwachten. In de tweede plaats: kwamen de bezwaren voorheen veelal van mensen die zich buiten of aan de rand van onze gemeenten bevonden, in de laatste tijd zijn het soms ook ambtsdragers van ons kerkverband die hun bezwaren publiek maken. In de derde plaats: auteurs die menen dat de prediking die ons lief is bezijden de waarheid van Schrift en belijdenis is, kunnen niet zelden rekenen op krachtige steun van bepaalde media. Met name de periodiek CV Koers en het Nederlands Dagblad voelen zich geroepen om met zekere regelmaat de 'misstanden' in ons kerkverband aan de orde te stellen. Publicaties waarin die zogenaamde misstanden aan de orde of aan de kaak worden gesteld, kunnen zich op de warme belangstelling van deze media verheugen.
Hardnekkige karikaturen
Dit alles stemt verdrietig. Niet het minst de hardnekkige wijze waarop men niet moede wordt van de prediking in onze gemeenten karikaturen te tekenen. U wilt enkele voorbeelden? Hier komen ze. Wij zouden een 'stappenplan' (wat een ellendig woord toch!) preken, waarbij Gods kinderen telkens een trapje hoger op de ladder van het geestelijk leven zouden worden geleid. Wij zouden leren dat men slechts mag geloven, indien men mag weten een uitverkorene te zijn. Wij zouden bang zijn de mensen toe te roepen dat zij tot Christus mogen komen zoals zij zijn. Ten diepste zouden wij wel eens bezorgd kunnen zijn dat er tevéél mensen tot Christus zouden gaan. Wij zouden, zeker voor onze jongeren, beletselen opwerpen om tot Jezus te komen en de weg der bekering veel ingewikkelder maken dat zij naar Schrift en belijdenis zou zijn. Wij zouden vuurbang van sommige jongerenavonden zijn, omdat jonge mensen daar het Evangelie kunnen vernemen dat zij 's zondags node missen. Wij zouden prediken dat een mens eigenlijk net zo graag naar de hel zou moeten willen gaan als in Gods gemeenschap te worden hersteld. Wij zouden de ruimte missen van de oude Engelse puriteinen en de oude Schotten en wij zouden hen in feite maar wantrouwen, al roemen wij hen met de lippen. Daarbij zouden de kerkelijke 'leiders' (alsof wij een bedrijf met een directie zouden vormen!) hardnekkig op hun strepen staan en hun machtspositie tegen alle kritiek fel en bitter verdedigen, bang om hun invloed te verliezen. De predikanten in onze gemeenten zouden vooral in de laatste twintig jaar heel anders zijn gaan preken, bekrompener, krampachtiger, wettischer. Daar zou onze Theologische School in niet geringe mate debet aan zijn…..
Niet serieus?
Zo zou ik nog een poosje door kunnen gaan, maar dat lust mij niet. Wat is er op dit alles te zeggen? Jezelf verdedigen is altijd een moeizaam werk. Dat kan een ander beter doen. Een paar dingen wil ik hier echter wel opmerken. In de eerste plaats dit: de publicaties waarop ik zojuist doelde, zullen zeker in De Saambinder niet onweersproken blijven. We koesteren niet de illusie dat wij het in die besprekingen een ieder naar de zin zullen maken. Maar we zullen serieus met de zaken omgaan. Dat is trouwens onze gewoonte. In het Nederlands Dagblad van 23 augustus werd op de voorpagina (!) het reeds genoemde boek aangekondigd van dr. K. van der Zwaag. De heer Aangeenbrug van de uitgeverij die het omvangrijke boek het licht deed zien, liet weten van kerkelijke zijde 'een serieuzere reactie' te verwachten dan destijds op de boeken van prof. J. Blaauwendraad is geko men. Zo'n uitspraak vind ik niet fair. Ik kan mij niet herinneren dat op enige publicatie zó uitvoerig is ingegaan in ons blad als op de twee boeken van Blaauwendraad. Dat men van de tegenpartij geen gelijk krijgt, wil toch niet zeggen dat deze niet serieus met de zaken is omgegaan?
Wat wil men?
Vervolgens: mij persoonlijk houdt de vraag reeds lang bezig wat men toch met deze dingen wil bereiken. Misschien werd het antwoord op deze vraag wel gegeven door de heer Van der Zwaag, toen hem in een interview in het Reformatorisch Dagblad van 4 september j .1. de vraag werd voorgelegd wat zijn grootste wens is. Het antwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: 'Dat op de diverse kansels in onze reformatorische gezindte iets mag doorklinken van een gewijzigde visie. En dat de predikanten durven te staan in de vrijheid van het Woord, los van een specifieke traditie van een bepaald kerkverband' .
Dit antwoord is duidelijk en tevens onthullend: de prediking moet zich wijzigen. Dit houdt onder meer in dat de prediking van de standen in het genadeleven, die ontsproten zou zijn aan de bekeringsgeschiedenis- sen die in het gezelschapsleven van de 1ge eeuween steeds grotere rol zijn gaan spelen, veranderen moet. Maar het houdt nog veel méér in. Ik laat het aan de recensent van het boek van de heer Van der Zwaag over om daar dieper op in te gaan. Maar op deze plaats wil ik wel zeggen dat men veel van ons vragen mag, maar niet dat wij de inhoud van onze prediking wijzigen. Men mag van ons vragen een erkenning dat onze prediking gebrekkig is. Men mag van ons vragen dat wij belijden dat wij nooit rijk, nooit heerlijk genoeg hebben gesproken van God in Christus. Dat behoeft men ons van buiten niet te zeggen: dat gevoelen wij na elke preek van binnen wel. Maar men mag niet van ons vragen dat wij inhoudelijk een andere boodschap brengen dan die, welke onze gemeenten altijd heeft gekenmerkt.
De vrijheid van het Woord?
De wens van de heer Van der Zwaag dat een predikant zou moeten durven staan in de vrijheid van het Woord, los van een specifieke traditie van een bepaald kerkverband, vind ik onmogelijk en ook bedenkelijk. Onmogelijk, omdat hier iets gevraagd wordt wat van niemand gevraagd kán worden. Ook de Erskines -om maar iets te noemen- stonden in Schotland in de traditie van hun eigen kerkverband. Daar schaamden zij zich niet voor. Bedenkelijk vind ik deze uitspraak ook, omdat een tegenstelling wordt gemaakt die er niet mag zijn. Er mág geen tegenstelling zijn tussen de 'vrijheid van het Woord' en de traditie van een kerkverband. De traditie waar wij binnen onze Gereformeerde Gemeenten aan hechten, is die van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Het is óók de traditie die daarná gekomen is. Ons kerkverband kent immers haar eigen ontstaansgeschiedenis. Wij schamen ons daarvoor niet. Persoonlijk heb ik nog nooit in mijn leven op een van de kansels van ons kerkverband een tegenstelling gevoeld tussen de 'vrijheid van het Woord' en de identiteit van de gemeenten waarmee ik mij van harte verbonden weet. En ik ben ervan overtuigd dat dat met mijn broeders in de bediening niet anders ligt.
Capelle aan den IJssel,
ds. A. Moerkerken
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Zo ben je snel uitgepraat natuurlijk..... Wat moet je hier nou op zeggen???Men mag van ons vragen een erkenning dat onze prediking gebrekkig is. Men mag van ons vragen dat wij belijden dat wij nooit rijk, nooit heerlijk genoeg hebben gesproken van God in Christus. Dat behoeft men ons van buiten niet te zeggen: dat gevoelen wij na elke preek van binnen wel.
Mhg,
Pim.
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
En toen Petrus te Antiochie gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was.De wens van de heer Van der Zwaag dat een predikant zou moeten durven staan in de vrijheid van het Woord, los van een specifieke traditie van een bepaald kerkverband, vind ik onmogelijk en ook bedenkelijk. Onmogelijk, omdat hier iets gevraagd wordt wat van niemand gevraagd kán worden.
Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Is het nu ontsproten uit de bekeringsgeschiedenissen en de geschriften van de laatste 150 jaar of uit Gods Woord?Dit antwoord is duidelijk en tevens onthullend: de prediking moet zich wijzigen. Dit houdt onder meer in dat de prediking van de standen in het genadeleven, die ontsproten zou zijn aan de bekeringsgeschiedenis- sen die in het gezelschapsleven van de 1ge eeuween steeds grotere rol zijn gaan spelen, veranderen moet. Maar het houdt nog veel méér in. Ik laat het aan de recensent van het boek van de heer Van der Zwaag over om daar dieper op in te gaan. Maar op deze plaats wil ik wel zeggen dat men veel van ons vragen mag, maar niet dat wij de inhoud van onze prediking wijzigen. Men mag van ons vragen een erkenning dat onze prediking gebrekkig is. Men mag van ons vragen dat wij belijden dat wij nooit rijk, nooit heerlijk genoeg hebben gesproken van God in Christus. Dat behoeft men ons van buiten niet te zeggen: dat gevoelen wij na elke preek van binnen wel. Maar men mag niet van ons vragen dat wij inhoudelijk een andere boodschap brengen dan die, welke onze gemeenten altijd heeft gekenmerkt.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Wij zouden een 'stappenplan' (wat een ellendig woord toch!) preken, waarbij Gods kinderen telkens een trapje hoger op de ladder van het geestelijk leven zouden worden geleid.
Wij zouden leren dat men slechts mag geloven, indien men mag weten een uitverkorene te zijn.
Wij zouden bang zijn de mensen toe te roepen dat zij tot Christus mogen komen zoals zij zijn.
Wij zouden, zeker voor onze jongeren, beletselen opwerpen om tot Jezus te komen en de weg der bekering veel ingewikkelder maken dat zij naar Schrift en belijdenis zou zijn.
Wij zouden vuurbang van sommige jongerenavonden zijn, omdat jonge mensen daar het Evangelie kunnen vernemen dat zij 's zondags node missen.
Wij zouden prediken dat een mens eigenlijk net zo graag naar de hel zou moeten willen gaan als in Gods gemeenschap te worden hersteld.
Wij zouden de ruimte missen van de oude Engelse puriteinen en de oude Schotten en wij zouden hen in feite maar wantrouwen, al roemen wij hen met de lippen.
Daarbij zouden de kerkelijke 'leiders' (alsof wij een bedrijf met een directie zouden vormen!) hardnekkig op hun strepen staan en hun machtspositie tegen alle kritiek fel en bitter verdedigen, bang om hun invloed te verliezen.
De predikanten in onze gemeenten zouden vooral in de laatste twintig jaar heel anders zijn gaan preken, bekrompener, krampachtiger, wettischer.
Inderdaad! Ik ben benieuwd hoe de recencent van "Afwachten of Verwachten" dit gaat weerleggen. Want in dit boek worden deze zaken alleen maar bevestigd. Die recencent krijgt me hier ff een klus in de schoenen geschoven . . .
[edit]
opmaak aangepast
[/edit]
[Aangepast op 22/9/03 door limosa]
Wij zouden leren dat men slechts mag geloven, indien men mag weten een uitverkorene te zijn.
Wij zouden bang zijn de mensen toe te roepen dat zij tot Christus mogen komen zoals zij zijn.
Wij zouden, zeker voor onze jongeren, beletselen opwerpen om tot Jezus te komen en de weg der bekering veel ingewikkelder maken dat zij naar Schrift en belijdenis zou zijn.
Wij zouden vuurbang van sommige jongerenavonden zijn, omdat jonge mensen daar het Evangelie kunnen vernemen dat zij 's zondags node missen.
Wij zouden prediken dat een mens eigenlijk net zo graag naar de hel zou moeten willen gaan als in Gods gemeenschap te worden hersteld.
Wij zouden de ruimte missen van de oude Engelse puriteinen en de oude Schotten en wij zouden hen in feite maar wantrouwen, al roemen wij hen met de lippen.
Daarbij zouden de kerkelijke 'leiders' (alsof wij een bedrijf met een directie zouden vormen!) hardnekkig op hun strepen staan en hun machtspositie tegen alle kritiek fel en bitter verdedigen, bang om hun invloed te verliezen.
De predikanten in onze gemeenten zouden vooral in de laatste twintig jaar heel anders zijn gaan preken, bekrompener, krampachtiger, wettischer.
Inderdaad! Ik ben benieuwd hoe de recencent van "Afwachten of Verwachten" dit gaat weerleggen. Want in dit boek worden deze zaken alleen maar bevestigd. Die recencent krijgt me hier ff een klus in de schoenen geschoven . . .
[edit]
opmaak aangepast
[/edit]
[Aangepast op 22/9/03 door limosa]
Publicaties waarin die zogenaamde misstanden aan de orde of aan de kaak worden gesteld, kunnen zich op de warme belangstelling van deze media verheugen.
Tja, in eigen kring is een open discussie hierover schijnbaar niet gewenst. Binnenkort: Studiedag over de toe-eigening des heils. Maar hier ontbreken degenen over wie het gaat. En dan klagen dat anderen er over schrijven . . . ??
Tja, in eigen kring is een open discussie hierover schijnbaar niet gewenst. Binnenkort: Studiedag over de toe-eigening des heils. Maar hier ontbreken degenen over wie het gaat. En dan klagen dat anderen er over schrijven . . . ??
Al die losse flodders van tegenwoordig!
Het is wel heel makkelijk om al die beschuldigingen, van "wij zouden...." op te nemen in je stuk en het verder te laten liggen. Met alle achting voor ds. Moerkerken, maar ik vind dit op een hele interessante manier helemaal niets inhoudelijks zeggen. Het oordelen van dr. van der Zwaag op een uitspraak in de krant en daarbij ook niets zeggen over zijn boekwerk is ook erg makkelijk. De opmerking over de Erskines in hun situatie te vergelijken met de zijne, die lijn kan en mag volgens mij in het geheel niet getrokken worden. De kerkelijke situatie was toen geheel anders als in onze tijd met zijn hele grote verdeeldheid.
Groet, Hans
Het is wel heel makkelijk om al die beschuldigingen, van "wij zouden...." op te nemen in je stuk en het verder te laten liggen. Met alle achting voor ds. Moerkerken, maar ik vind dit op een hele interessante manier helemaal niets inhoudelijks zeggen. Het oordelen van dr. van der Zwaag op een uitspraak in de krant en daarbij ook niets zeggen over zijn boekwerk is ook erg makkelijk. De opmerking over de Erskines in hun situatie te vergelijken met de zijne, die lijn kan en mag volgens mij in het geheel niet getrokken worden. De kerkelijke situatie was toen geheel anders als in onze tijd met zijn hele grote verdeeldheid.
Groet, Hans
Antwoorden op de belangrijkste levensvragen
Afwachten of verwachten. De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief
Dr. K. van der Zwaag.
Uitg. Groen, Heerenveen 2003. 1098 blz., geb., E
door prof. dr. W. van 't Spijker
De titel hierboven is ontleend aan de fundamentele uitspraak die dr. K. van der Zwaag aan het eind van zijn werk neerschrijft. “De klassieke gereformeerde traditie is naar onze mening nog steeds springlevend en geeft een actueel antwoord op de belangrijkste levensvragen: hoe vind ik een rechtvaardig God en hoe komt de ziel tot haar eeuwige zaligheid?â€
Afwachten of verwachten. De toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief
Dr. K. van der Zwaag.
Uitg. Groen, Heerenveen 2003. 1098 blz., geb., E
door prof. dr. W. van 't Spijker
De titel hierboven is ontleend aan de fundamentele uitspraak die dr. K. van der Zwaag aan het eind van zijn werk neerschrijft. “De klassieke gereformeerde traditie is naar onze mening nog steeds springlevend en geeft een actueel antwoord op de belangrijkste levensvragen: hoe vind ik een rechtvaardig God en hoe komt de ziel tot haar eeuwige zaligheid?â€
Je kunt hiervan zeggen:Oorspronkelijk gepost door PimZo ben je snel uitgepraat natuurlijk..... Wat moet je hier nou op zeggen???Men mag van ons vragen een erkenning dat onze prediking gebrekkig is. Men mag van ons vragen dat wij belijden dat wij nooit rijk, nooit heerlijk genoeg hebben gesproken van God in Christus. Dat behoeft men ons van buiten niet te zeggen: dat gevoelen wij na elke preek van binnen wel.
Mhg,
Pim.
Het is een dooddoener van de eerste orde. Een predikant heeft een enorme verantwoordelijkheid om het WOORD te verkondigen. En dat dat gebrekkig gebeurt is geen excuus om niet iedere keer bij jezelf te onderzoeken of je als predikant nog in de lijn van het WOORD bent. En al helemaal niet om onderbouwde kritiek met zo'n zielig stukje in de Saambinder plat te slaan.
Mensen, ik maak me ernstig zorgen om de kerk in Nederland. We zijn allemaal de kerk, maar als ik om me heen luister, dan is er honger naar Christus. Gods Geest werkt, vooral in de jeugd. En gelukkig wordt Gods Woord nog verkondigd en gelukkig wordt er nog voedsel uitgedeeld, maar juist deze tijd zullen de kerken er werkelijk alles aan moeten doen om met een open oor en een open oog in de gemeente te staan. Net als Jezus, naast de mensen, niet verwijtend, maar hen leiden tot de overste Leidsman en Voleinder van het geloof: Jezus Christus. Met minder kunnen we niet!
Ook hier geldt weer: laten we schijven uit onze knieen bidden om Gods Heilige Geest. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel. God laat zich verbidden. We moeten eerst zelf vervuld worden met Gods Geest, ook daar is voortdurend gebed en onderzoek van het Woord voor nodig. Pas dan kunnen we vurig bidden voor de kerk en de gemeente.
[Aangepast op 22/9/03 door Lecram]
"De heer Aangeenbrug van de uitgeverij die het omvangrijke boek het licht deed zien, liet weten van kerkelijke zijde 'een serieuzere reactie' te verwachten dan destijds op de boeken van prof. J. Blaauwendraad is gekomen. Zo'n uitspraak vind ik niet fair. Ik kan mij niet herinneren dat op enige publicatie zo uitvoerig is ingegaan in ons blad als op de twee boeken van Blaauwendraad. "
Ik kan mij niet herinneren dat het fair is boeken in de Saambinder eenzijdig af te kraken, zonder de auteur de gelegenheid te geven te reageren! En dat tot tweemaal toe!
Groet, Hans
Ik kan mij niet herinneren dat het fair is boeken in de Saambinder eenzijdig af te kraken, zonder de auteur de gelegenheid te geven te reageren! En dat tot tweemaal toe!
Groet, Hans