Je naaste liefhebben of toch haten?

[saphira]

Poeh zeg...gelukkig denkt God niet zo zwart wit als jij.

Volgens mij begrijp je mn post niet

Nee?

[Rens]

Poeh zeg...gelukkig denkt God niet zo zwart wit als jij.

Hoe weten WIJ nou hoe Hij denkt? Want Zijn gedachten zijn hoger dan de onze...etc

[saphira]

Poeh zeg...gelukkig denkt God niet zo zwart wit als jij.

Hoe weten WIJ nou hoe Hij denkt? Want Zijn gedachten zijn hoger dan de onze...etc

Ik weet hoe Hij over mij denkt en wat voor gedachten Hij over mij heeft.
Jij niet?

[Rens]

Poeh zeg...gelukkig denkt God niet zo zwart wit als jij.

Hoe weten WIJ nou hoe Hij denkt? Want Zijn gedachten zijn hoger dan de onze...etc

Ik weet hoe Hij over mij denkt en wat voor gedachten Hij over mij heeft.
Jij niet?

Mijn vraag hield verband met het niet zwart/wit denken van God...niet over het strikt persoonlijke

[saphira]

Ik weet één ding zeker en dat is dat God niet zwart-wit denkt.
Anders zouden Zijn gedachten niet hoger genoemd worden dan de onze!

[jakobmarin]

God had ook een afkeer van sommige personen....Hij "haatte" bijvoorbeeld Ezau....

Dat is bij ons al meerdere keren ter sprake geweest. In deze context betekent "haten" niet "brrr, wat heb ik een bloedhekel aan die vent" maar heeft het meer de betekenis van "op de tweede plaats stellen".

Op de tweede plaats stellen bleek aantoonbaar onjuist te zijn, na een langdurige discussie. Helaas wordt dat dan weer even vergeten.

op de 2e plaats stellen: zo komt haten wel voor in de bijbel en kan prima toegepast worden op Ezau!

1joh2: Maar die zijn broeder haat, is in de duisternis, en wandelt in de duisternis (betekenis haten)
Lukas14: Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja, ook zelfs zijn eigen leven die kan Mijn discipel niet zijn. (op de 2e plaats stellen, zie volgende tekst)
math 10: Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.

[Sola Scriptura]

ps 5



5 Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt,
geen boze zal bij U vertoeven;
6 de verdwaasden houden geen stand voor uw ogen,Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid; 7 Gij richt te gronde de leugensprekers,
de HERE verafschuwt de man van bloed en bedrog.