Unionist schreef: Wij christenhetero's moeten dan wel een arm om hem heenslaan en zeggen: "Wat heb je het moeilijk, broeder. Ik zal voor je bidden en als je me nodig hebt, sta ik voor je klaar".
En is die broeder of zuster dan werkelijk geholpen?
Ik betwijfel dat in hoge mate.
Unionist schreef: Wij christenhetero's moeten dan wel een arm om hem heenslaan en zeggen: "Wat heb je het moeilijk, broeder. Ik zal voor je bidden en als je me nodig hebt, sta ik voor je klaar".
En is die broeder of zuster dan werkelijk geholpen?
Ik betwijfel dat in hoge mate.
Hoe zou jij die broeder of zuster dan helpen?
Ik wantrouw iedereen die een theologie heeft. Ware theologie ademt en loopt. (Willem Barnard)
Unionist schreef: Wij christenhetero's moeten dan wel een arm om hem heenslaan en zeggen: "Wat heb je het moeilijk, broeder. Ik zal voor je bidden en als je me nodig hebt, sta ik voor je klaar".
En is die broeder of zuster dan werkelijk geholpen?
Ik betwijfel dat in hoge mate.
Hoe zou jij die broeder of zuster dan helpen?
Weinig zeggen, liefde laten voelen, bidden (zonder dit te zeggen), laten voelen dat je hem/haar begrijpt, steunt, en waar nodig zal helpen.
Unionist schreef: Wij christenhetero's moeten dan wel een arm om hem heenslaan en zeggen: "Wat heb je het moeilijk, broeder. Ik zal voor je bidden en als je me nodig hebt, sta ik voor je klaar".
En is die broeder of zuster dan werkelijk geholpen?
Ik betwijfel dat in hoge mate.
Hoe zou jij die broeder of zuster dan helpen?
Weinig zeggen, liefde laten voelen, bidden (zonder dit te zeggen), laten voelen dat je hem/haar begrijpt, steunt, en waar nodig zal helpen.
Geen woorden maar daden.
Bidt en Werkt!
En zo meer......
En....wees oprecht!
Hmm, maar daarmee verschilt jouw 'oplossing' toch niet echt wezenlijk van die van Unionist...
Ik wantrouw iedereen die een theologie heeft. Ware theologie ademt en loopt. (Willem Barnard)
Het enige verschil tussen jouw en mijn actie is dat ik hem vertel dat ik voor hem klaarsta en voor hem bid en jij laat het hem voelen.
Dan kies ik toch voor mijn optie, tenzij hij doof is natuurlijk. Want stel je voor dat hij mijn nonverbale communicatie niet oppikt. Dat scheelt toch een hoop troost.
Bij 7500 postings kom ik weer terug (en af en toe tussendoor als ik zin heb)
Unionist schreef:Wat is er mis met én woorden én daden?
Het enige verschil tussen jouw en mijn actie is dat ik hem vertel dat ik voor hem klaarsta en voor hem bid en jij laat het hem voelen.
Dan kies ik toch voor mijn optie, tenzij hij doof is natuurlijk. Want stel je voor dat hij mijn nonverbale communicatie niet oppikt. Dat scheelt toch een hoop troost.
Oké U., we begrijpen elkaar best.
De nuance die ik probeerde aan te brengen was dat de te helpen persoon meer gebaat is bij zichtbare daden en onzichtbaar bidden, dan bij nog onzichtbare daden en beloofd gebed.
Voor mij is een belofte net zoveel waard als een daad. Het gaat tenslotte vooral om de liefde die je betoont en daarbij is de intentie heel belangrijk.
En ik hoop niet dat iemand tegen wie ik zeg dat ik voor hem klaar sta en voor hem zal bidden, denkt: Eerst zien, dan geloven.
Bij 7500 postings kom ik weer terug (en af en toe tussendoor als ik zin heb)
Marnix schreef:Maar wat houdt dat in de praktijk in Unionist? Dat je als hetero niet mag zeggen dat een relatie verboden is als je zelf wel een relatie hebt?
Want dat is het verschil. Voedsel is voedsel, of je arm bent of rijk. Maar een man/vrouw relatie en een man/man relatie zijn twee verschillende dingen, er vanuit gaande dat de Bijbel het een wel goedkeurt en het andere niet.
Jezus accepteert zondaars maar niet de zonde en je ziet wel telkens de oproep als iemand bij Hem komt om met de zonde te breken. Maar dan wel in die volgorde en niet andersom (eerst maar eens met de zonde breken en dan word je geaccepteerd.)
Ik denk dat we onszelf hierin niet zomaar met Jezus kunnen vergelijken. Als Hij zei: Ga heen en zondig niet meer, dan was dat een machtsword en een pleitgrond. Als ik zeg: ga heen en zondig niet meer, dan is dat nogal makkelijk gezegd. Dat komt mij een beetje voor als "Ga heen en word warm".
Wat ik al een heel topic lang probeer te betuigen, is het volgende:
Homosexualiteit is zonde.
Een christenhomo heeft het met die zonde moeilijk.
Wij hetero's moeten dan niet uit een ivoren toren "Foei. Mag neit" gaan roepen.
Wij christenhetero's moeten dan wel een arm om hem heenslaan en zeggen: "Wat heb je het moeilijk, broeder. Ik zal voor je bidden en als je me nodig hebt, sta ik voor je klaar".
Is dat nou zo'n probleem om te begijpen?
Nee. Maar wat als die persoon zegt: Ik wil er niet mee breken, het is oneerlijk dat ik geen relatie aan mag gaan, dat hebben mensen bedacht en ik weiger dat te geloven? Dan moet je toch die persoon accepteren en helpen en liefhebben.... maar daarmee de zonde nog niet gedogen? Het is dan toch liefdevol om tegen zijn denkwijze in te gaan? Daar ging het mij om in mijn reactie.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Ik vind het sowieso moeilijk om nu te reageren op allerlei hypothetische vragen. Ik dnek dat het heel sterk afhangt van hoe jouw relatie met die persoon is. Is het je kind of een broeder uit de gemeente, dat maakt nog wel verschil.
Bij 7500 postings kom ik weer terug (en af en toe tussendoor als ik zin heb)
Unionist schreef:Ik vind het sowieso moeilijk om nu te reageren op allerlei hypothetische vragen. Ik denk dat het heel sterk afhangt van hoe jouw relatie met die persoon is. Is het je kind of een broeder uit de gemeente, dat maakt nog wel verschil.
Waarom? In beiden gevallen is het toch zaak de persoon lief te hebben en te accepteren maar de zonde niet? En dat is toch een hele andere houding dan zeggen "ga heen en hou je warm" en niet de middelen geven daarvoor?
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Dat klopt. Maar de één liefhebben is toch weer anders dan de ander liefhebben.
Althans, het uit zich anders.
Ik kan me zo voorstellen dat ik op een gegeven moment tegen iemand uit de gemeente zeg: als je in deze zonde volhardt, is het beter dat ik geen contact meer met je heb. Tegen mijn eigen kind zou ik zoiets nooit zeggen.
Bij 7500 postings kom ik weer terug (en af en toe tussendoor als ik zin heb)
Unionist schreef:Dat klopt. Maar de één liefhebben is toch weer anders dan de ander liefhebben.
Althans, het uit zich anders.
Ik kan me zo voorstellen dat ik op een gegeven moment tegen iemand uit de gemeente zeg: als je in deze zonde volhardt, is het beter dat ik geen contact meer met je heb. Tegen mijn eigen kind zou ik zoiets nooit zeggen.
Hmhm, dat kan ik me voorstellen... en dat is denk ik ook wel een bijbelse houding.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Vanochtend stond er een interessant stuk in de Volkskrant over Refo-homo's.
Geen weg terug
de Volkskrant, Voorkant, 15 november 2007 (pagina 15)
Door Anja Sligterfotografie Joost van den Broek
Vanouds tobben christelijke homoseksuelen met hun geaardheid. Maar steeds meer ‘refo-homo’s’ komen, tegen de tijdgeest in, uit de kast. ‘God, wat moet ik hier toch mee?’ Door Anja Sligter, fotografie Joost van den Broek
Mattheo van der Molen: ‘Het voelt zo ontzettend goed.’, Erik Bolks: ‘Ik was depressief zonder dat ik wist waarvan.’, René Venema: ‘Ik hield wel van suffe meidendingen.’, Robert Daverschot: ‘Ik kon het heel goed heel ver wegstoppen.’
Mattheo van der Molen (21) staat in de deuropening van zijn galerijflat die uitkijkt over Kampen. Op de valreep zegt hij: ‘Ik hoop dat andere christenhomo’s iets aan mijn verhaal hebben.’
De hbo-student Industrial Management heeft net in zijn kleurrijke kamer verteld over zijn homogevoelens, zijn ouders, God en de kerk. Hij wil met die openheid anderen ‘het ondraaglijke lijden’ besparen. De krant waarin het komt, kent hij niet, maar dat maakt hem ook niet uit – als het maar naar buiten komt.
In de Hervormde Kerk is Van der Molen lid van de gereformeerde bond, een zogenoemde zwartekousenkerk waarin psalmen op hele noten wordt gezongen, de vertaling van de Bijbel uit 1600 dateert en de erfzonde zwaar op de kerkleden drukt. Tegen Bijbelse regels in heeft hij sinds een paar maanden een vriend. ‘Ik wist niet dat liefde zo meeslepend kon zijn. Ik houd het geen dag zonder hem uit.’
Ze hebben samen Gods zegen gevraagd en ‘rust’ gekregen. ‘Het voelt zo ontzettend goed. Niet alleen het lichamelijke, maar al die kleine dingetjes, zoals niet meer in het donker thuiskomen.’
Hij reageerde als eerste op een interviewverzoek aan de leden van ContrariO, een vereniging van gereformeerde homoseksuelen. Nog diezelfde dag volgden Erik Bolks (33), Robert Daverschot (25) en René Venema (29). Ook zij groeiden op met een strikte Schriftlezing, maar dan in de vrijgemaakt-gereformeerde kerk, waar de leden ‘meer in de dankbaarheid van verlossing leven’, aldus Bolks.
Al een paar jaar lijkt de kurk van de fles. Tegen de meer intolerante tijdgeest in komen in reformatorische kring steeds meer homo’s uit de kast. De vier jonge mannen onderscheiden zich nauwelijks van andere trotse gays. Het enige verschil is dat zij geloven en dat blijven doen, al wijzen hun kerken praktiserende homo’s af. Van der Molen: ‘Niets is zo belangrijk als mijn geloof. Als ik dat zou moeten missen, zou ik het niet meer weten.’
Afzonderlijk van elkaar hebben ze dezelfde missie: het onderwerp móet bespreekbaar worden; in de kerk, op school, in de politiek. Geen enkele gereformeerde jongere mag er alleen mee rondtobben. Hun eigen geschiedenissen maken duidelijk dat een rigide opstelling grote gevolgen heeft voor het zelfbeeld en emotionele ontwikkeling van jonge christenhomo’s. Allevier kenden ze lange perioden van depressie; twee gingen ervoor in therapie, één deed een zelfmoordpoging. Desondanks kwamen ze er sterk uit.
Hun vroegste jeugd was gelukkig, maar wel totaal verzuild. Ze zaten op gereformeerde scholen, gingen naar gereformeerde kerken, koren, toneel- en jeugdverenigingen. Daarbuiten hadden ze geen vrienden. Nooit waren ze tegendraads; ze waren alleen overduidelijk anders dan andere jongens.
‘Ik mocht ook anders zijn: ik speelde met meisjes. Na zes broers was ik het halve zusje.’ René Venema is leraar Nederlands op een christelijke school in Harderwijk en woont in een lichte eengezinswoning aan de rand van Zwolle. Hij had het ‘geluk’ dat hij op de middelbare school als ‘mooiste jongetje van de klas’ veel meisjes aantrok. ‘Ik had de ene verkering na de andere. Ik hield wel van die suffe meidendingen.’
Ook Robert Daverschot was een jongen ‘zonder lawaai of poeha’. De engelachtige projectmanager internetcommunicatie woont in het hartje van Amsterdam in een op de millimeter nauwkeurig ingericht appartementje. ‘Ik was gefascineerd door jongens, maar niet verliefd. Ik vond ze zo stoer bij gym.’ Op de middelbare school werd hij uitgescholden voor flikker. Zijn fantasieën gingen inderdaad niet over meisjes. ‘Ik kon het ook heel goed heel ver wegstoppen.’
Alleen de supergevoelige Mattheo van der Molen kon er niet omheen. ‘Het was vanaf mijn 13de nadrukkelijk aanwezig, al gaf ik het geen naam. Op mijn 14de was ik voor het eerst verliefd. Ik probeerde altijd achter hem te zitten.’ Na de opmerking ‘Wat zit je te kijken?’, in het kleedhok, meed hij het gezamenlijk uitkleden bij gymnastiek. ‘Dat hele gevoel van mij moest ik stilhouden. Ik ging soms met de fiets naar buiten en schreeuwde het uit: God, wat moet ik hier toch mee? Hoe moet ik verder?’
Renovatiearchitect Erik Bolks had niets in de gaten. Hij herinnert zich alleen Kees, van de lagere school. ‘Hij had zulke mooie ogen.’ In zijn studententijd in Delft kwam ‘het rare in hem’ als een last naar boven. ‘Het heeft vier tot vijf jaar geduurd voordat ik uit de kast kwam. Ik was depressief zonder dat ik wist waarvan.’
Bolks bewoont een rommelige bovenwoning in Den Haag met oude leren banken en een vol wasrek erachter. Tijdens zijn master lag hij dagen in bed en haalde vier studiepunten in een jaar. ‘Niemand had het door, ik was de getapte gast. In werkelijkheid was het een hel, ik was diep ongelukkig.’ In de zomer van 2000 zat hij op het strand en ontdekte: ik kijk alleen maar naar jongens. Toen ging het snel. ‘In het weekend was ik bij mijn ouders. In de kerk was een preek over seksualiteit. Ik knapte en huilde tranen met tuiten. Mijn moeder vroeg of ik erover wilde praten, waarop ik zei: mam, ik denk dat ik geen hetero ben.’ Zij bood aan te helpen, en zijn vader probeerde hem gerust te stellen. ‘Je moet niet denken dat een huwelijk er niet meer inzit’, zei hij.
Tussen het zelf doorhebben en het vertellen, zaten bij René Venema en Robert Daverschot veel meer jaren. Zij waren vooral bang te worden afgewezen door hun ouders. Maar toen Daverschot op stage in Sevilla opeens de geest kreeg en een brief schreef, ontmoette hij alleen respect. Venema’s moeder haalde zelfs opgelucht adem. Eindelijk, zei ze. René Venema ontdekte dat iedereen om hem heen erop had zitten wachten. ‘Het was zelfs een onderwerp geweest op mijn verjaardag. Het hele gezelschap had, terwijl ik koffie haalde, openlijk getwijfeld: is ie het nu, of is ie het niet?’
Alleen voor Mattheo van der Molen had zijn coming out consequenties. ‘Mijn ouders voelen zich tekortgeschoten. Zij willen geen contact.’ Hij raakte in 2006 zo verstrikt, dat hij een maandvoorraad pillen innam. ‘De reden van mijn zelfmoordpoging was voor de jongeren in mijn kerk een openbaring. Er is veel voor mij gebeden en zij zijn achter mij gaan staan.’
Juist na zijn coming out ging het met Daverschot mis. In gezelschap van mensen die het nog niet wisten, had hij paniekaanvallen. ‘Ik dacht: ze hebben mij door.’ Therapie gaf lucht en verschafte vooral inzicht in zijn verknipte zelfbeeld. ‘In de ogen van christenen ben je vies en slecht. Maar ook bij anderen heerst veel negativisme over homo’s.’ Een dominee hielp hem de Bijbel ‘in zijn geheel’ te lezen, dus ook de liefdevolle passages.
Eigenlijk zwijgt de Bijbel in alle talen over homoseksualiteit. Slechts op één plek – in het joodse wetboek Leviticus – is de duidelijkste tekst te vinden: mannen wordt daar verboden met elkaar te vrijen. Daarom mogen homo’s er in bijbelvaste kerken wel ‘zijn’, als ze het maar niet ‘doen’. Bolks: ‘Het model komt uit een boek van professor Douma en de kerken hebben het omarmd als de juiste methode. Een homo is niet per definitie zondiger dan een hetero. Pas als hij het in de praktijk brengt, verandert het voor hen.’
Mattheo van der Molen had zich al neergelegd bij de eeuwige eenzaamheid. ‘Mijn leven zou een leven worden van onthouding. Er zat niks anders op.’ Ook Bolks was zich er pijnlijk van bewust dat het volgens de kerk de opdracht was om alleen te blijven. ‘Je hebt, vergeleken met je leeftijdgenoten, geen toekomst, geen gezin, geen kinderen. Dat vond ik het ergst: zes kinderen was mijn ideaal.’
Pas nadat Van der Molen op zijn koor in contact kwam met een getrouwde homo, is hij anders gaan denken. Ook Bolks en Venema vinden dat het ondoenlijk is je gevoel te blokkeren. Daverschot is er niet uit. ‘Het is te gemakkelijk om te zeggen: God is liefde, en niets aan de hand.’ Bolks kiest juist de aanval. ‘In Leviticus staat ook dat gelovigen geen geschubde vis mogen eten en dat een man niet naast een ongestelde vrouw mag slapen. Daar houdt niemand zich aan.’
De refo-homo’s zijn uit de kast – en meer dan dat. Ouderlingen voeren gesprekken met hen, kerken betwijfelen of zij wel aan het avondmaal mogen deelnemen. Maar wat henzelf bezighoudt, is: hoe krijgt een relatie dezelfde exclusiviteit? Mattheo van der Molen heeft de prins op het witte paard te pakken. Maar Erik Bolks greep al drie keer mis. Zijn verkeringen duurden niet langer dan vier maanden. ‘Eigenlijk te kort, hè.’ Volgens zijn ideaalbeeld had hij moeten wachten met seks tot na ‘een soort huwelijk’; het echte huwelijk bestaat alleen tussen man en vrouw. ‘Ik wacht op die ene vent voor mij, en wil ook graag huisje, boompje, beestje. Maar klopt dat heteroplaatje wel voor homo’s?’
Voor René Venema was er na zijn coming out geen weg terug. Hij ontmoette een leuke man en werd verliefd. ‘Toen we zoenden, klopte het helemaal.’ Hij kocht samen een huis en liet zich registreren. Pas na de koop van het huis sliepen ze voor het eerst samen. Maar het liep fout. Na een jaar lag hij in scheiding. ‘We kenden elkaar niet goed genoeg. Onze karakters zaten te dicht bij elkaar, we wilden allebei voor elkaar zorgen. We zaten bij wijze van spreken aan dezelfde theedoek te trekken.’
Ook Robert Daverschot had vorig jaar een vriend. Het was drie keer aan en uit. ‘Ik kan er niet lichtvoetig mee omgaan.’ Liefde had hem moeten overtuigen, maar dat deed het niet genoeg. Hij wil wel experimenteren, maar zijn kwetsbaarheid én zijn onervarenheid houden hem tegen. ‘Eigenlijk moet er iemand zijn die mij een schop onder zijn kont geeft, want ik ben een passievol mens.’
René Venema vindt dat streng-gereformeerden – homo of hetero – veel moeten durven uitproberen. ‘Je moest eens weten hoeveel vrienden die jong en onervaren trouwden, mij na mijn scheiding vertelden over soortgelijke problemen. Een beerput ging open.’ Hijzelf zit niet meer op de ware te wachten. Hij heeft een geweldige baan, een huis, een heerlijke familie en een missie. ‘Het is echt geen toeval dat ik homo ben én docent op een christelijke school.’