Tot en met de laatste opmerking ben ik het met je eens. Alleen met je laatste opmerking niet. Laten we God alsjeblieft eens vrij. Hij werkt bij de één dan weer zus, en bij de ander dan weer zo. Kennelijk vind je het laatste te gemakkelijk, en daarmee oordeel je wéér over mensen die dat wél zo hebben meegemaakt. Dat is dus mijn grote bezwaar. Je kunt wel zo je bedenkingen hebben, maar aan de vruchten kent men de boom. Een oudvader (ik zal even opzoeken welke dat was) zei eens dat zolang het aan de vruchten niet te zien is of hij zichzelf bedriegt, we aan moeten nemen dat hij/zij bekeerd is. Het oordeel is aan God. Laten we dat dan óók eens doen, en niet ons hele leven de meetlat van onszelf of van een bekend iemand naast dat van de ander leggen.... Dan ben je niet meer bevreesd dat de ánder een schijngeloof heeft, maar ben je bang voor jezelf.Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Om nog even helder te maken waar ik een gevaar zie voor oppervlakkig geloof of schijngeloof, heb ik een oude posting gekopieerd. De niet-gequote tekst is van mij.Wanneer God het hart van de zondaar opent voor Zijn Woord, in dit geval Zijn vrijsprekend woord in het Evangelie, dan is dat middellijk. Dat is geen visioen, maar je zou het wel kunnen vergelijken met een vierschaarbeleving. Volgens mij is dat zelfs wat men de ‘vierschaarbeleving’ of ‘bewuste rechtvaardigmaking’ noemt.Als je stelt dat Gods Geest het hart van de zondaar moet openen voor Zijn Woord, dan is dat nog steeds middellijk. Als we echter leren dat God werkt door bijvoorbeeld een visioen of door een vierschaarbeleving, dan verlaten we het middellijke pad en leren we dat God onmiddellijk werkt.Prof. Wisse maakt zich hier niet schuldig aan het leggen van een sjabloon over de Schrift. Het gaat hier over het sjabloon ván de Schrift. Begint de Bijbel niet met Gen. 1, 2 en 3? Is dat niet het sjabloon dat steeds terugkeert in de Schrift: de mens een zondaar, die door God wordt opgezocht? Als de Heilige Geest het Woord van God wáár maakt voor ons, dan wordt het in de eerste plaats wáár dat we van nature zonder God en zonder Christus zijn, geen hoop hebbende. In dat licht moeten we Joh. 7:37 lezen (Wie dorst heeft, kome, etc.).Maakt prof Wisse zich hier niet schuldig aan het leggen van een schema/sjabloon over de Schrift?
De Heere Jezus roept namelijk uit: Wie wil, kome en neme van het water des levens om niet. Wie dorst heeft, die kome.
Ik lees daar niet van een aanvaarden van enig vonnis.
De kantt. St.V. zegt bij dorst: “Dat is, uit het gevoel van zijne ellende verlangt daarvan verlost te worden.” Uit welke ellende?Ziehier een tweetal bijbelplaatsen.Wordt de uitroep van David zo geen voorwaarde voor de openbaring van Christus?
2 Kron. 7:12-14. Zo Ik de hemel toesluite, dat er geen regen zij, of zo Ik de sprinkhanen gebiede het land te verteren, of zo Ik pest onder Mijn volk zende; en Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigen en bidden, en Mijn aangezicht zoeken en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen en hun zonden vergeven en hun land genezen.
Hos. 5:15 Ik zal heengaan en keren weder tot Mijn plaats, totdat zij zichzelven schuldig kennen en Mijn aangezicht zoeken; als hun bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.
Zo werkt God dus.Is dat de bijbelse bekering?Zou het ook zó kunnen gaan, dat ik ziende op het kruis, tot de erkentenis kom dat Hij daar hing in mijn plaats? Dat het mijn schuld is dat Hij gekruisigd werd, ja tot zonde gemaakt is, waardoor mij genezing geworden is?
Dat we dat doen, nadat we tot het kruis genaderd (getrokken) zijn?
Hart. Gr.,