Volmaaktheid in de menselijke sfeer.

Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Bert Mulder schreef:
Kaw schreef:
Bert Mulder schreef:Zoals er geschreven staat, ze hebben Mij niet gezocht. God heeft hun gezocht, en levendgemaakt, zodat ze konden horen. De zaligmaking begint ALTIJD met God.

Verder over Lukas, dat is duidelijk tot de kerk, dat is de gelovigen gericht.
Daarom klopt God niet aan ons hart? Omdat dit een remonstrantse redenatie zou zijn? Waarom komen beide teksten dan in 1 zin achter elkaar voor? "Ziet, [hier] ben Ik, ziet, [hier] ben Ik. Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg, die niet goed is, naar hun [eigen] gedachten. " Of wordt dit maar voor het gemak weg geredeneerd?
God klopt niet alleen aan het hart van Zijn volk, Hij geeft hen een nieuw hart. Uit genade alleen.
Waar ontken ik dat? En waarom kunnen de eerder aangehaalde bijbelteksten ook niet in dat perspectief gezien worden?
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Kaw schreef:God klopt niet alleen aan het hart van Zijn volk, Hij geeft hen een nieuw hart. Uit genade alleen.
Waar ontken ik dat? En waarom kunnen de eerder aangehaalde bijbelteksten ook niet in dat perspectief gezien worden?[/quote]

Omdat je dan in het moeras van Pelagius en Arminius verstrikt raakt.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Bert Mulder schreef:
Kaw schreef:
Bert Mulder schreef:God klopt niet alleen aan het hart van Zijn volk, Hij geeft hen een nieuw hart. Uit genade alleen.
Waar ontken ik dat? En waarom kunnen de eerder aangehaalde bijbelteksten ook niet in dat perspectief gezien worden?
Omdat je dan in het moeras van Pelagius en Arminius verstrikt raakt.
Dan verwerp jij delen van de bijbel. Het zijn wezenlijke onderdelen in de bijbel dat God ons roept tot een nieuwe gehoorzaamheid (bekering) en dat God bij ons aandringt. In andere woorden: Dat God klopt aan ons hart.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Kaw schreef:
Bert Mulder schreef:
Kaw schreef:
Bert Mulder schreef:God klopt niet alleen aan het hart van Zijn volk, Hij geeft hen een nieuw hart. Uit genade alleen.
Waar ontken ik dat? En waarom kunnen de eerder aangehaalde bijbelteksten ook niet in dat perspectief gezien worden?
Omdat je dan in het moeras van Pelagius en Arminius verstrikt raakt.
Dan verwerp jij delen van de bijbel. Het zijn wezenlijke onderdelen in de bijbel dat God ons roept tot een nieuwe gehoorzaamheid (bekering) en dat God bij ons aandringt. In andere woorden: Dat God klopt aan ons hart.
Je verwijt mij van hetgeen jij doet. Ik verwerp de Bijbelse leer niet, maar gij gij gij.

Je wilt blijkbaar samen gaan met Pelagius en Arminius.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Kaw
Berichten: 5448
Lid geworden op: 07 jun 2003, 08:42
Contacteer:

Bericht door Kaw »

Bert Mulder schreef:Je wilt blijkbaar samen gaan met Pelagius en Arminius.
Waarin? Dat ik zeg dat God aan ons hart klopt en van ons vraagt ons te bekeren? Ik beweer dat God dit elke keer doet wanneer iemand onder de prediking verkeerd of Gods Woord leest en nog onbekeerd is.
Ik zie de connectie niet met Pelagius en Arminius, tenzij je de leer van de hypercalvinisten aanhangt die verwerpen dat God van ons eist dat we ons bekeren en dat het niet nodig is om daar toe op te roepen.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Prediking en Zending zonder een Verzwakkend Aanbod
Door ds. Thomas Miersma, Thuis Zendeling


Het wordt soms gezegd, door de voorstanders van het aanbod, dat we, als 'Protestant Reformed Churches' geen zendingswerk kunnen doen of het de blijde boodschap kunnen prediken in evangelisatie. Niet alleen is dit niet waar, maar wil ik feitelijk aanwijzen dat het tegengestelde waar is. Het is mijn mening dat degenen die het op het aanbod houden het evangelie afknotten, de kracht en het woord van genade omverwerpen. Het zijn zij die het zendingswerk mankeren en de prediking van het evangelie verzwakken. Het zogenaamde vrije of welgemeende aanbod op het zendingsveld maakt het evangelie zwak, ondoeltreffend en bleek. Daarom is het, dat de prediking van het aanbod geen waar zendingswerk is. Als we deze thesis overwegen, moeten we is in aanmerking nemen wat de prediking van het evangelie, ook op het zendingsveld, werkelijk is.

I. Wat is preken.

De gezaghebbende verkondiging van Gods wonder in Christus.

In de eerste plaats is het de openbare en gezaghebbende verklaring van wat God in Christus gedaan heeft. Het is het glorieuze wonder van Christus gekruisigd en opgestaan, het welk verkondigd en gebracht moet worden aan al degenen die het horen willen. De predikant komt als een heraut en ambassadeur van Christus te zeggen "dus zegt de Heere". In die prediking, Christus is tentoongesteld in alle volheid van Zijn dood en opstanding, als het wonderlijke werk van Gods sovereine barmhartigheid, om zalig te maken en doeltreffend Zijn volk te verlossen van hun zonden. Het evangelie is de blijde boodschap van de God van onze zaligheid, dat God de beloften heeft vervuld, die Hij tot de vaders in het Oude Testament gebracht heeft, in Zijn Zoon Jezus Christus, en heeft volbracht de verzoening voor de zonden van Zijn volk. Het heeft betrekking op de voorwerpelijke verklaring van de feiten van het evangelie, als de waarheid van God in Christus, samen met de verschrikkelijke werkelijkheid van de zonden van de mens, van zijn verdorvenheid en onzuiverheid, en van zijn verschrikkelijke schuld voor een Heilige God.
• Verkondiging van de gehele raad van God als blijde boodschap.
Het blijde boodschap van het evangelie houdt de hele raad Gods in; het is niet beperkt tot de voorwerpelijke feiten van het kruis, tot wat in de dogmatiek de Christologie genoemd wordt. Het houdt in het wonder van Gods verkiezende genade en barmhartigheid, Zijn soeverein eeuwig welbehagen, Zijn eeuwig doel en heerlijkheid in Christus en Zijn kerk, en dat als goed nieuws. Het houdt ook de blijde boodschap in, dat God in Christus ten volle zalig maakt. Dat Christus, door de doeltreffende werking van de kracht van Zijn dood en opstanding, de wedergeboorte werkt en dode zondaren levend maakt, roept en bekeert mensen, werkt berouw en zaligmakende genade instort in mensen die dood waren in zichzelven, en gebonden in de zonde. Het houdt in alle loci van de dogmatiek, van theologie tot soteriologie tot eschatologie.
Verkondiging van het wonder.
Haar doel is het hele Woord van God te prediken, om voor te stellen hun diep ongelukkige en miserabele staat en toestand in zichzelven, en het wonder en de heerlijkheid van God in Christus te verkondigen, Wiens eigen arm zaligheid gewrocht heeft, en Wie zich vernederd heeft om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Het leidt men tot het staan in de aanwezigheid van God, en de heerlijkheid en het wonder van Zijn genade, om Hem te dienen uit een gebroken en verslagen hart, en in alle naarstigheid voor Hem te zoeken te wandelen, in nieuwheid van leven in ware dankbaarheid. Dat Woord van het evangelie is net zo veel tegenwoordig, in principe, wanneer men preekt over de heerlijkheid van Gods inzetting van het huwelijk, als wanneer men een preek houd over de dood van Jezus. Het is compleet, vol en oncompromitterend. Het verstopt niets in de kast van de theologie. Het is dat evangelie dat de kracht Gods is tot zaligheid. Het is een evangelie dat moet verkondigd worden als voorstellige feitelijke waarheid, als een evangelie van zekerheid, van wat zeker geloofd moet worden. Het is de prediking van Christus, zoals de apostel Paulus zegt tot de Galaten, "dewelke Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?" Gal. 3:1

Gebod en belofte

• Twee gezichtspunten in de prediking

Het is in het licht van dat heerlijke evangelie dat we ook twee uitzichten kunnen onderscheiden in de prediking, in navolging van de Dordtse Leerregels, dat van gebod en belofte. Het evangelie in de verkondiging confronteert de mens met de roeping tot bekering en geloof. Door de bijzondere werkelijkheid van zonde, en de heerlijkheid van Gods werk in Christus wordt men geconfronteerd met het gebod en de plicht van berouw en geloof. Dit gebod is niet alleen uitdrukkelijk in de prediking, maar ook juist in waarheid van de zonden des mensen begrepen, en in de heerlijkheid en het wonder van het evangelie. Die roeping is een ernstige roeping, want staande voor een Heilige God, diep ongelukkig en miserabel in zichzelven, en staande voor de heerlijkheid van Zijn wonder in Christus, moet men berouw hebben en geloven. Dat men dit niet van zichzelven kunnen, doordat ze gevallen zijn, verandert de ernstigheid van deze roeping niet. Ook doet de bijzonderheid van het evangelie op geen enkele manier af van de waarheid dat het goed en aangenaam is, in de ogen van deze Heilige God van het wonder, dat men zich zou bekeren en dat de geroepen tot Hem horen te komen.
Hebbende een tweevoudig effectDat gebod heeft echter, in het welbehagen van God, een tweevoudig effect op degenen die het horen. In het hart van de onrechtvaardigen en ongelovigen werkt het een verharding van hart, hardnekkigheid en rebellie. Het heerlijke evangelie van Christus is voor hen een reuk des doods ten dode. Ziende zien ze niet, en horende horen ze niet, maar verwerpen opzettelijk het evangelie en doen het weg. Het is voor hun een dwaasheid. Dus gehoorzamen zij het evangelie niet.
In het hart van Gods uitverkorenen, echter, werkt God door die eis van het evangelie de gehoorzaamheid van het geloof, genadiglijk roepende voort geloof en berouw, door de kracht van Zijn genade, en maakt in ons de gehoorzaamheid des geloofs levend. Dit wordt gewerkt, beide door de genade van God door de voorwerpelijke roeping van het evangelie, en het inwendig krachtdadig werk van de Geest in het hart. Het is een werk van God door de krachtdadige, onweerstaanbare roeping.
een particuliere belofte
Aan dat gebod heeft God de beloften van het evangelie samengevoegd, als het zekere woord van Zijn genade aan Zijn volk. Door de beloften noemt Hij Zijn schapen bij name en roept hen, naar aanleiding van hun geestelijke eigenschappen, tot de zekere geestelijke zegeningen die ze hebben in Christus. Door de beloften van het evangelie troost God die gebroken van hart zijn, and verzekert hen van de vergeving van zonden en het eeuwige leven. Hij spreekt Zijn woord als Jezus ook zeide tot de mens die geraakt was, "uwe zonden zijn u vergeven," Lukas 5:20. Deze beloften zijn onvoorwaardelijk en particulier, en dat juist omdat ze persoonlijk genoemd en bedoeld zijn, gegrond in het volkomen volbrachte werk van Christus. Ze zijn Gods zekere Woord tot Zijn volk. De beloften van het evangelie zijn dus niet gericht tot Gods volk als maar een aanbod dat aangenomen of verworpen kan worden, of als een cheque die gecasseerd wordt door ons geloven, maar als een kwitantie met onze naam erop, die gestempeld is met "ten volle betaald". Ze zijn op ons gericht als vermoeiden en belasten, als degenen die berouw en verdriet hebben om de zonde, als hongerende en dorstende naar de gerechtigheid, als heiligen die God vrezen. Zo roept Christus Zijn schapen bij name, en horen wij Zijn stem en volgen Hem.
Door dat gebod en particuliere belofte laat God niemand in de twijfel, noch de onrechtvaardigen en ook niet Zijn kinderen, als tot hun plicht, geestelijke staat of zekerheid van de waarheid van het evangelie. Het is in het licht van deze werkelijkheid van het evangelie, dat we moeten overwegen het welgemeende aanbod, of het zogenaamde vrije aanbod van het evangelie.
II. Het aanbod in de geschiedenis
Een semi-remonstrantse neiging, hypothetisch universalisme
De theorie van het aanbod behoort bij een zekere semi-remonstrantse neiging die aanwezig is in de gereformeerde en presbyteriaanse gemeenschap, sinds de tijd van de Synode van Dordrecht. Het is een poging om het voorwaardelijk universalisme van de remonstranten te verbinden met de waarheid van de sovereine particuliere genade van het Calvinisme. De beste beschrijving van deze dwaling is misschien om het hypothetisch universalisme te noemen.
Hypothetisch universalisme en verkiezing.
Deze synergisten werden eerst geleerd in de tijd van de Dordtse Synode door John Cameron in Frankrijk en Engeland, en beide toen en later door zijn vooraanstaande discipelen Amyraldus in Frankrijk, en Davenant, een Britse afgevaardigde aan de Synode van Dordrecht. In het originele formaat was het een poging om de gereformeerde en de remonstrantse leer van verkiezing samen te binden door te leren dat er twee verschillende besluiten van verkiezing zijn, de ene een remonstrants besluit dat God besloten heeft allen en iedereen zalig te maken op voorwaarde van geloof, en de tweede een semi-calvinistisch besluit, dat God besloten heeft de voorwaarden te vervullen, en enkel aan sommigen geloof te geven. Om het kort en bondig te zeggen, het is de notie dat God iedereen zalig wil maken, maar besloten heeft om enkel sommigen zalig te maken. Het is een tegenstrijdende tweespraak, dubbel spoor theologie. Haar algemene verkiezing is voorwaardelijk en remonstrants, en in het licht van de notie van een particulier besluit om sommigen zalig te maken, is het ook een veronderstelling. Deze beschouwing was tegengestaan door de Synode van Dordrecht, waar ze in de Leerregels leren, overal waar Gods voornemen genoemd wordt, dat God alleen voorgenomen heeft de uitverkorenen te bestemmen tot zaligheid.
Terwijl Amyraldus en zijn volgelingen na de Synode doorgingen deze notie te leren, werden zijn beschouwingen veroordeeld, onder de leiding van Francis Turretinus, in de Zwitserse Formula Consensus, als remonstrants en tegenstrijdig met Dordrecht. En wanneer de beschouwingen van Davenant en zijn volgelingen werden voorgestaan in Engeland, werden ze gelijkerwijs tegengestaan door John Owen in zijn boek The Death of Death in the Death of Christ.
Het is vooral in het gebied van de leer van het verbond, beide in verband met de prediking en de doop, dat deze Amyraldische dwaling nog telkens zijn kop op steekt. Dit neemt gewoonlijk plaats door algemene voorwaardelijke belofte, de zogenaamde Heynsische beschouwing. In deze beschouwing komt er meer kijken dan alleen een algemene voorwaardelijke belofte, er komt ook een scheiding in het verbond en verkiezing en het werk van Christus bij te pas. In de gereformeerde theologie al Gods werken zijn gegrondvest in Zijn besluiten van eeuwigheid. Te leren dat Gods verbond is opgericht met de uitverkorenen en verworpenen, op voorwaardelijke beloften, als een voorwerpelijke schenking aan alle die gedoopt of onder de prediking gebracht zijn, is in de eerste plaats iets te leren over Gods eeuwig besluit van dat verbond. Al Gods werken zijn van eeuwigheid, hun verwezenlijking in de tijd is hun uitwendige uitwerking (Ad Extra), van dat welke Hij in Zichzelven inwendig bestemd heeft. (Ad Intra). Leuzen, zoals dit principe "scholastisch en rationalistisch, enzovoort" te noemen, vermijden het geschilpunt eenvoudig.
Men vind dat deze scheiding van verbond en verkiezing samen gaat met een dispensationaal gelijke ontaarding van de leer van de Middelaar. Degenen die vast houden aan deze scheiding leren dat “Christus de Middelaar des verbonds” is, maar het “Hoofd van de uitverkoren”. Dit doende, is het niet alleen de bedoeling een subtiele onderscheiding te maken in de betekenis van de termen Middelaar en Hoofd, maar om deze te scheiden. Volgens deze beschouwing is dit verbond, van hetwelk Christus de Middelaar is, opgericht met een voorwaardelijke belofte aan uitverkorenen en verworpenen, met allen die uiterlijk in de kerk besloten zijn. Christus is dus de Middelaar van God’s verbond met Esau.
Dit houd een fundamentele ontaarding in van het werk van Christus als Middelaar. Het is juist doordat Hij het wettig vertegenwoordigend Hoofd der uitverkoren is, de Christus, dat Hij in Zijn middelaars werk het nieuwe verbond in Zijn bloed opricht en bevestigt, als de Heere onze Gerechtigheid. Dit wordt duidelijk geleerd in de Dordtse Leerregels, waar het middelaars ambt van Christus en zijn wezen als Hoofd uitdrukkelijk aan elkaar verbonden zijn, en het is duidelijk gemaakt dat Hij alleen de Middelaar van de uitverkorenen is. Dus lezen we, “Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij voor de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen, niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijke geslacht, van de eerste rechtheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen zijn willens, tot de zaligheid, louter uit genade, uitverkoren heeft in Christus, denwelken Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen, en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft.” (DL I L7 - cursivering mijne). Dat Christus dus de “Middelaar en Hoofd van de uitverkoren” is, kan niet duidelijker gesteld worden. Hetzelfde blijkt uit hetgeen we lezen, “...God heeft gewild, dat Christus door het bloed zijns kruises (waarmede Hij het nieuwe Verbond bevestigd heeft), uit alle volken, stammen, geslachten en tongen, diegenen allen, en die alleen, krachtiglijk zou verlossen, die van eeuwigheid tot zaligheid verkoren, en van den Vader Hem gegeven zijn;...” (DL II L8). Weer verbinden de Leerregels het bloed des verbonds en God’s voornemen er in uitdrukkelijk met het Middelaars werk van Christus en uitverkiezing.
Hypothetisch universalisme en verzoening
In de originele vorm deze dwaling was een aanval op de leer van de uitverkiezing. Het ontwikkelde tot een aanval op de gereformeerde verzoeningsleer. Onder de invloed van haar bevorderaars in Engeland en Schotland was het brandpunt veranderd tot het idee dat men kon prediken dat Jezus dood was voor allen, maar was gestorven enkel voor sommigen. Dat betekend dat verondersteld wordt dat Jezus’ dood, op zichzelf staande, eenvoudig niet alleen genoeg was voor iedereen, maar bestemd en bedoeld was om voor iedereen beschikbaar te zijn, op voorwaarde van geloof en bekering. Dit was een poging om de gereformeerde en remonstrantse leer van de verzoening te verbinden, te leren dat er een beschikking is voor alle mensen in de dood van Christus, maar krachtdadig enkel voor sommigen. Deze neiging kwam tot zichzelf in de “Marrow Controverse” in de Presbyteriaanse Kerk van Schotland. Deze tegenstrijdende voorstelling van de verzoening was veroordeeld door de Presbyteriaanse Kerk van Schotland als remonstrants.
Het wordt soms van Synode in Schotland beweerd dat ze beïnvloed is door liberale of rationalistisch remonstrantse gedachten, dat het de Marrow theologie veroordeeld heeft door.haar evangelicalisme, of door haar kortzichtigheid. Dat dit een aandeel had in dit ingewikkeld geschil, en dat er ook misverstanden en gebrek aan begrip van elkaars positie was, is zeker mogelijk. Wat ons hier echter aangaat is het leerstellig hoofdpunt, of men mag leren dat Christus verzoenend sterven alverzoenend in strekking is, en in zekere mate bestemd en bedoeld voor allen, of zo voor allen beschikbaar. Mogen we prediken, als het aanbod uitdrukkelijk doet, dat Christus dood is voor allen, hoewel Hij stierf alleen voor sommigen. Mogen we van de genoegzaamheid van Christus een alverzoenende strekking afleiden die aan iedereen aangeboden mag worden, of gesteld worden als zijnde bedoeld en beschikbaar voor allen.
In dit verband mogen we onze eigen Dordtse Leerregels beschouwen. De Leerregels leren zeker dat Christus dood is “...overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld,” ziende het feit dat de Persoon des Zoons van God in ons vlees gestorven is (DL II L3). Hoe zou het enigszins minder kunnen zijn? Het punt is hoewel dat Christus voor bepaalde personen gestorven is, en gekocht heeft voor hen zaligmakend geloof en de zegeningen van zaligheid door geloof, en zij zijn niet alle mensen, noch allen die onder de prediking zitten, noch alle gedoopten. De Leerregels, en de Westminster Confessie die niet wezenlijk verschilt, vinden in deze genoegzaamheid van Christus alleen dat het de mensen zonder verontschuldiging laat in hun ongeloof, omdat er niets ontbrekend is in Christus, of het evangelie, waarom ze niet geloven (DL II L6). Wat betreft het oogmerk en bedoeling van de dood van Christus, komen de Leerregels twee gevolgtrekkingen, dat het alleen voor de uitverkorenen bedoeld is, en niet algemeen, (DL II L7,8) en dat haar oneindige kracht en waardigheid alleen ter “onze” bate is, dat is, Gods uitverkoren verloste volk. Merk dit op in de taal van de Leerregels, als ze de oorsprong van de oneindige kracht en waardigheid uitleggen, betrekking hebbende op de hoedanigheid van Christus en haar noodzaak. De Leerregels zeggen, “zodanig als onze Zaligmaker wezen moest. Daarenboven, omdat zijn dood is vergezelschapt geweest met het gevoel van den toorn Gods en van den vloek, dien wij door onze zonden verdiend hadden,” (DL II L4 - cursivering mijne). In de onderhandeling van de gezegende vrucht van de oneindige waardigheid van de offerande van Christus vinden de Leerregels het strikt alleen van bate voor zekere personen, ons. Dit in aanmerking nemend anders te prediken, dat Christus voor iedereen of beschikbaar voor iedereen is, is een voorstellen van iets dat niet alleen een veronderstelling is, maar ook een veinzen. De Leerregels vinden in de algenoegzaamheid van Christus geen algemeen aanbod, maar een onmetelijke troost voor de gelovige, wiens zonden zo groot zijn, dat alleen een offerande van oneindige kracht en waardigheid voldoende is om hen allen weg te nemen. Wanneer degenen die dit aanbod voorstaan dit onderwerp in de Leerregels opnemen, dan doen ze aan inlegkunde, dan lezen ze in de Leerregels hun eigen bespiegeling.
Hypothetisch universalisme toegepast aan soteriologie, het aanbod.
Het welgemeende aanbod, of vrije aanbod, ook de notie van een algemeen voorwaardelijke belofte, is in wezen niets anders dan een poging om deze zelfde remonstrantse synergisme en dualisme ten sprake te brengen in het hele leerstuk van de soteriologie, de leer van de toepassing van zaligheid, en in de leerstukken van de verzoening en middelen der genade, prediking en de sacramenten. Het is weer een poging om de remonstrantse leer van verzoening en middelen der genade, prediking of doop, te verbinden met de gereformeerde beschouwing. Het houd in te leren dat er tweeërlei genade is, de ene een algemene, voorwaardelijke en weerstandelijke genade aan allen die onder de prediking zijn of in de doop, en een particuliere, onweerstandelijke genade alleen aan sommigen. Volgens deze theorie van het aanbod roept en gebied God niet alleen de mens tot geloof en bekering onder de prediking des Woords, maar wenst ongeveinsd de zaligheid van allen, bied Christus en Zijn gerechtigheid en eeuwig leven welgemeend aan allen, hoofd voor hoofd. De prediking wordt gelijk aan een cheque die de mens door het geloof moet incasseren, een voorwerpelijke schenking die men mag aannemen of verwerpen. Bovendien als je dit tegenspreekt als remonstrants, dan vertelt men je, doordat ze ook leren dat God de voorwaarden vervult door genade in de uitverkorenen, dat deze aanval als zijnde remonstrants niet opgaat.
Terwijl ze in nieuwe kleding is gekleed, is deze dwaling nog steeds dezelfde als degene die vroeger door de gereformeerde en presbyteriaanse kerken veroordeeld is. Terwijl de theologie waarop het is gebaseerd zelden uitvoerig is verklaard, is het niets anders dan die van Amyraldus. Zijn leer van de verzoening is die van de Marrow. Om de dood van Christus, en de prediking daarvan, algemeen of een aanbod te maken, moet het gescheiden worden van haar krachtdadigheid en al de voorwerpelijke zegeningen des zaligheids. Als Christus aan iedereen wordt aangeboden, dan kan geloof niet een weldaad van het kruis zijn. Je kunt niet erg goed geloof aanbieden as een zegening en te zelfde tijd het als een voorwaarde stellen. Je kunt niet beloven aan allen wat een ingangseis is tot de belofte. Het aanbod stelt sprake dubbelzinnigheid voor in de leer van genade, bekering en berouw. In plaats van een genade werk in de mens, het wonderbaarlijke werk van God in Christus en een gave van genade, hetwelk daadwerkelijk berouw en geloof werkt, wordt het zwaartepunt van de prediking van het aanbod de bevinding, want geloof is des mensens voldoening van de voorwaarden. En toch, omdat ze calvinisten genoemd willen worden, willen ze ook dat ze gezien worden dat als lerende dat het de gave Gods is. De enige manier waarop je vast kunt houden aan dit soort dualisme is door geloof en bekering in te krimpen tot een bevindelijk ogenblik, een ogenblik van openbaring en antwoord, van geven en toch nemen en ontvangen. Genade wordt gelijk aan een bal die op een tafel stuit, op het ogenblik dat de bal het oppervlakte raakt geeft God en neemt de mens aan, God openbaart en de mens antwoordt. Dit is Barthiaanse mystiek. Het is dualisme tot het uiterste synergisme gebracht.

III. Het aanbod en de prediking

De ernst van deze dwaling moet niet door de vingers gezien worden. Het heeft praktische gevolgen voor de prediking en zendingswerk.

Het aanbod een vernietiging van het evangelie

• Door de eenheid van de waarheid te vernietigen

Ten eerste tast dit de inhoud van de prediking en de exegese aan. Als God iedereen zalig wil maken maar besloten heeft om enkel sommigen zalig te maken, als Christus dood is voor allen maar enkel voor sommigen is gestorven, als God aan iedereen zaligheid aanbied, maar enkel sommigen krachtdadig roept, dan vliegen waarheid, waarheidsliefde en samenhang het raam uit. Deze dubbel spoor theologie van het aanbod maakt een samenhangende prediking der waarheid onmogelijk. God besluit wat hij niet wilt, heeft voorgenomen wat Hij niet bedoeld. Gezaghebbende verklaring van de waarheid van het evangelie kan niet anders dan ophouden. De enigheid van de waarheid is verbroken. Door de scheiding van Christus als de Middelaar des verbonds en als Hoofd van de uitverkorenen, is zelfs het middelaars werk van Christus verdraaid en verduisterd. Je kunt niet echt meer de Schrift met de Schrift vergelijken, want de Schrift spreekt zichzelf tegen. Het ten grondslag liggend principe van de gereformeerde schrift uitleg is verbroken, als de Schrift zichzelf tegenspreekt. Je moet eerst eens heel voorzichtig deze tweevoudige hermeneutiek aan de tekst opdringen, net zoals het dispensatienalisme het doet als het probeert Israël en de kerk te scheiden. Spreekt dit tekstgedeelte over Gods voorgaande wil of Zijn volgende wil? Is dit tekstgedeelte over Christus als Middelaar of als Hoofd?

Dit blijkt uit het gevolg en de uitwerking van deze tweevoudige hermeneutiek rondom ons heen, zoals dit gebeurd is in het leven van de ‘Christian Reformed Church’ (de Gereformeerde Kerk in Nederland) Als God allen zalig wil maken maar enkel sommigen besluit zalig te maken, dan kan het ook zo zijn dat Hij wil, vanuit het gezichtspunt van de schepping, dat enkel mannen het predikambt vervullen, maar besloten heeft vanuit een eschatologisch gezichtspunt dat ook vrouwen het ambt kunnen vervullen. Wie mag hierover oordelen? “Wat is waarheid?”

Het is niet zonder reden dat dit leid tot slordige exegese in welke soms een remonstrantse uitleg voorgestaan wordt, en soms, hoewel erg willekeurig, een calvinistische uitleg. De ene keer wordt een behoudende toenadering gebruikt, terwijl op andere keren een vrijzinnige gekozen wordt. De waarheid staat feitelijk in betrekking op de uitlegger en zijn mening, en exegese wordt eclectisch. Door deze dwaling wordt het gezag, de kracht en de klaarheid van het evangelie omver geworpen. De heraut of predikant blaast een onzeker geluid op de bazuin van het evangelie. Daarom is het aanbod een verzwakte kreupel, wat betreft zendingswerk en zuivere verkondiging van het evangelie.

• Door de voorstelling van een afgeknot gedeeltelijk evangelie

Bovendien, als God iedereen zalig wil maken en Christus aan iedereen in de prediking aanbied, wordt het evangelie ingekrompen tot een gekreupeld afgeknotte versie van haarzelf. Als je het aanbod voorstaat, kun je niet de leer van de uitverkiezing prediken, dat “Al wat mij de Vader geeft, zal tot mij komen;” Joh. 6:37. Dit moet wel de theologische kast in. Eveneens, sinds geloof, berouw en bekering voorwaarden zijn die men moet volbrengen om de beloofde zaligheid te ontvangen, dan kunnen die ook niet meer gepredikt worden als het heerlijke werk van God, de krachtdadige vrucht van de verzoening. Die moeten ook de theologische kast in. Het evangelie wordt ingekrompen tot een afgeknot woord over het kruis, zonder haar krachtdadigheid, oogmerk, macht en voornemen. Dat “met ene offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden,” Heb. 10:14 hoort ook in de kast, het is te duidelijk omschreven. Soteriologie en de zaligmakende krachtdadigheid van het kruis in Christologie, gaan eveneens de theologische kast is, vooral op het zendingsveld. In plaats daarvan moet een vruchteloos goddelijke wens om alle mensen zalig te maken gepreekt worden.

Dit alles berooft het evangelie niet alleen van haar macht, gezag en zuiverheid, maar ook van het wonder van HET WONDERBAARLIJKE van genade. Het leidt niet tot godsvrees en eerbied, tot aanbidding en verheerlijken, maar tot de notie van een geestelijk onmachtige God die wil wat Hij niet kan of niet doet. Het berooft God van de eer en heerlijkheid die Zijn Naam waardig is, en vernedert de naam van Christus, de Heere der heerlijkheid. Dit is uitdrukkelijk het werk der zending verzwakken. Het is juist de ongeëvenaarde macht, heerlijkheid en majesteit Gods in Christus welke het Christelijke evangelie afscheid van de uitvindsels van menselijke filosofie en heidense godsdienst.

Het aanbod vernietigt het gezag, de ernst, en de macht van de roeping van het evangelie

Door de voorstelling van een zwak evangelie van een machteloze God.
De hele noodzaak voor een sovereine Zaligmaker uit loutere genade is vernietigd, want men zegt dat God aanbied wat niet gekocht is door het bloed van Christus, en begeert aan zondaren te geven wat Hij niet aan het kruis voor hen volbracht heeft. Het vernietigt de heiligheid, gerechtigheid en waarheid Gods. Het zet Gods barmhartigheid tegenover Zijn rechtvaardigheid door de grond van de verzoening omver te werpen. Jezus maakt niet werkelijk meer zalig, maar begeert het alleen als we Hem maar aannemen. Het is vernederend tot Christus en die gekruisigd.
Zodoende is het aanbod onmachtig een ernstige roep van bekering en geloof te verkondigen. Het is niet langer een goddelijke dagvaarding, die ernstig die mens aanspreekt met het bevel van een Heilig God, om zich van zijn goddeloze weg te keren. Inplaats daarvan wordt het een smekende uitnodiging, iets dat God waarlijk voor iedereen begeert. Het evangelie komt men niet meer tegen met een gebieden, een bevel, maar een wens, een smeken, een bedelen, met een zachte aanrading en emotionele smeekbede om de aangeboden zaligheid aan te nemen. Niet alleen dat, maar het nodige geloof is niet een krachtige omkering die alleen de genade kan werken, maar een werk hetwelk men zelf moet doen, en een voorwaarde die hij moet voldoen, op welke waarde grond hij dus gezaligd wordt. Oh, zeker, als je degenen die het aanbod preken het vuur aan de schenen legt zullen ze wel volhouden dat God door Zijn genade de voorwaarden in de mens voldoet. Ze wijzen de vrije wil vormelijk af. Nochtans is het mijn geloof, mijn berouw, mijn aannemen, op welk de zaligheid die mij is aangeboden rust.
Dit is de leer der zaligheid op de waardigheid van mijn geloof en berouw. Het is remonstrants. Het is werkelijk de leer van rechtvaardiging om geloof en werken, en dus de leer van Rome. Het aanbod is de opgewarmde leer van de Jesuiten, vermomd als zijnde protestants. Doet er niet toe hoeveel men de vrije wil ontkent, de praktische vrucht van de dwaling, het vertrouwen op eigen werken van geloven, berouw en komen wordt geleerd en gehandhaafd, als het theoretisch niet zo is, dan wel in de praktijk.
Daarenboven, doordat de goddelozen met de grond gelaten worden dat als God hen immers zo graag zalig wil maken, en zo hard bezig is hen zaligheid aan te bieden, dan is er werkelijk geen noodzaak voor enige ernstigheid in de zaak. Als God hen zalig wil maken, zou Hij nu opgeven en oordelen? Werkelijk verzoekt het aanbod de mens om de onnozele onmacht van zo’n God te minachten.
Door de verwoesting van de zekerheid der beloften en haar troost.
Alsof dat niet genoeg was, door de beloften algemeen en voorwaardelijk te maken, is de persoonlijke troost van het evangelie verloren. Er is hier een ironie dat men het aanbod, het “vrije aanbod der genade” noemt. Er is niets vrij aan beloften die met voorwaarden komen. Sovereine genade is vrij, waarachtig vrij, genadig gegrond in de uitverkiezing. Het gevolg van het aanbod is dat de hoorders altijd in de twijfel gelaten worden of de beloften wel voor hen zijn. Heb ik wel waarlijk berouw? Geloof ik werkelijk wel? Of ik moet in mijn eigen werken van geloof en aannemen van het evangelie roemen, of ik word gelaten met de gevolgtrekking dat mijn heel geestelijk heil twijfelachtig is. Het aanbod, in plaats van iemand uit zichzelf en tot Christus te leiden om gerechtvaardigd te worden door het geloof als God’s vrije gave, leid tot een innerlijk beschouwen van tekenen van geopenbaarde genade, tot een mystisch geestelijk ‘navel kijken’. Het werpt omver het geweten van degenen die weten dat ze nog geen ‘volkomen geloof’ hebben. Op het zendingsveld laat het degene die gebroken en verslagen is door zijn zonde en schuld, en uitroept, “Wat zullen wij doen, mannen broeders?” (Hand. 2:37) met geen zuivere aanwijzing, “Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden,” (Hand 2:38) noch met een zekere belofte, “uw zonden zijn u vergeven.” (Lukas 5:20). Het aanbod leidt tot mystiek, en een ongezonde bevindelijkheid. Het rooft de schapen van de zekere troost die ze in Christus hebben en die ze toekomt.
In dit verband word ik speciaal herinnerd aan een preek uit de Catechismus over de opstanding der doden, door een vooraanstaande zogenoemde behoudende. De heerlijkheid en schoonheid van dat werk Gods was voldoende voorgesteld. Maar toen meende hij er het aanbod aan toe te moeten voegen. We moesten het verkrijgen door ons geloven. De hele preek werd beëindigd met de hoop dat we de opstanding mochten verkrijgen. Dat was zijn hoop en hij hoopte (???!) dat het waar was voor de gemeente. Het wonder en de heerlijkheid werden weggenomen en de gemeente werd met de twijfel achtergelaten, een troosteloos vraagteken, een onzekere hoop dat misschien het voor hen waar mocht zijn. Het was walgelijk, het roofde de schapen die zondagmorgen van de hoop en de troost van de opstanding der doden. Wat in de preek gedaan was is dezelfde tactiek van vrees gebruiken die ook de kerk van Rome gebruikt door het vagevuur over het hoofd der mensen te houden. Het welmenend aanbod laat de beloften Gods die ja en amen in Christus zijn, voor het volk Gods bengelen, buiten hun bereik. Haar belijden van liefde voor de zondaar is vermeend en wreed.
Ten slotte
Het is het aanbod hetwelk kreupelend, verzwakkend en bleek is in de prediking van het evangelie. Dit is in het bijzonder waar op het zendingsveld, want het komt zonder zuiverheid, noch kracht, noch een zuiver gebod tot berouw en geloof, noch een zekere belofte. Het vernietigd de ernstige roeping tot berouw inplaats van die vast te stellen. Het berooft de schapen van de troost. Het is het aanbod hetwelk geen waar zendingswerk doen kan, want het dient niet getrouw de zaak van Hem die zei, “Ik zal Mijn gemeente bouwen.”
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Klavier
Berichten: 1514
Lid geworden op: 14 apr 2006, 08:31

Bericht door Klavier »

Wat een rare diskussie.
Klopt de Heere aan ons hart als Hij ons het Evangelie doet toekomen?
Er is maar een roeping: Zie ik sta aan de deur en Ik klop.
Wordt er alleen geklopt bij de uitverkorenen?

Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!


Alle hoorders van het Evangelie krijgen de Weg aangewezen om de toekomende toorn te ontvlieden. Niemand mag zich op voorhand tot de verworpenen rekenen. Niemand mag daarom ook stellen dat de oproep tot bekering in het Evangelie niet welmenend is naar alle toehoorders. Dat is de verwerping voor het Evangelie plaatsen en het Evangelie beperken.
O alle gij dorstigen, komt tot de wateren.
Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is
Geldt dit alleen de uitverkorenen? En indien ja, wat moet een hoorder van dit Evangelie daarmee? Wie zegt mij dat de hoorder niet uitverkoren kan zijn? Moet eerst de uitverkiezing blijken voordat deze tekst geldt? En hoe blijkt die uitverkiezing? Door het geloven in DIT Evangeliewoord, als persoonlijk Evangelie.
"People often asked me: What is the secret of your succes? I answer always that I have no other secret but this, that I have preached the gospel, not about the gospel, but the gospel"
C.H. Spurgeon.
Klavier
Berichten: 1514
Lid geworden op: 14 apr 2006, 08:31

Bericht door Klavier »

Wat een rare diskussie.
Klopt de Heere aan ons hart als Hij ons het Evangelie doet toekomen?
Er is maar een roeping: Zie ik sta aan de deur en Ik klop.
Wordt er alleen geklopt bij de uitverkorenen?

Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!


Alle hoorders van het Evangelie krijgen de Weg aangewezen om de toekomende toorn te ontvlieden. Niemand mag zich op voorhand tot de verworpenen rekenen. Niemand mag daarom ook stellen dat de oproep tot bekering in het Evangelie niet welmenend is naar alle toehoorders. Dat is de verwerping voor het Evangelie plaatsen en het Evangelie beperken.
O alle gij dorstigen, komt tot de wateren.
Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is
Geldt dit alleen de uitverkorenen? En indien ja, wat moet een hoorder van dit Evangelie daarmee? Wie zegt mij dat de hoorder niet uitverkoren kan zijn? Moet eerst de uitverkiezing blijken voordat deze tekst geldt? En hoe blijkt die uitverkiezing? Door het geloven in DIT Evangeliewoord, als persoonlijk Evangelie.
"People often asked me: What is the secret of your succes? I answer always that I have no other secret but this, that I have preached the gospel, not about the gospel, but the gospel"
C.H. Spurgeon.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Klavier schreef:Wat een rare diskussie.
Klopt de Heere aan ons hart als Hij ons het Evangelie doet toekomen?
Er is maar een roeping: Zie ik sta aan de deur en Ik klop.
Wordt er alleen geklopt bij de uitverkorenen?

Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen.
Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had!


Alle hoorders van het Evangelie krijgen de Weg aangewezen om de toekomende toorn te ontvlieden. Niemand mag zich op voorhand tot de verworpenen rekenen. Niemand mag daarom ook stellen dat de oproep tot bekering in het Evangelie niet welmenend is naar alle toehoorders. Dat is de verwerping voor het Evangelie plaatsen en het Evangelie beperken.
O alle gij dorstigen, komt tot de wateren.
Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is
Geldt dit alleen de uitverkorenen? En indien ja, wat moet een hoorder van dit Evangelie daarmee? Wie zegt mij dat de hoorder niet uitverkoren kan zijn? Moet eerst de uitverkiezing blijken voordat deze tekst geldt? En hoe blijkt die uitverkiezing? Door het geloven in DIT Evangeliewoord, als persoonlijk Evangelie
.
Dit zeg je goed, Klavier. Dat is zeker waar. Aan IEDEREEN die het Evangelie hoort komt het gebod tot geloof en bekering. Maar dit niet uit het verband trekken, Klavier:
14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen:37) Dit zegt de Amen,38) de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der40) schepping Gods:
15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt,41) noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.42)
17 Want gij zegt: Ik ben rijk,43) en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en44) naakt.45)
18 Ik raad u dat gij van Mij koopt goud,46) beproefd komende uit47) het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat48) gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.49)
19 Zo wie Ik liefheb,50) die bestraf en51) kastijd Ik; wees52) dan ijverig, en bekeer u.
20 Zie, Ik sta aan de deur53), en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden,55) en hij met Mij.
21 Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik56) overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
22 Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

53) Ik sta aan de deur
Deze plaats schijnt genomen uit het Hooglied van Salomo, Hoogl. 5:2, waar dergelijk kloppen van den bruidegom Christus aan de deur van Zijn slaperige bruid beschreven wordt; en daardoor wordt verstaan het geestelijk aanmanen van Christus, aan de deur van ons geweten, door Zijn Woord en Geest, om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken, en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.
En de bruid van Christus is de kerk, niet enige bepaalde persoon. Dus Christus klopt aan de deur van de kerk van Laodicea in deze tekst.
Evidently Jesus is standing not at the door of the heart, but at the door of the church in Laodicea. That church had become unfaithful. That church had cast Him out. He was now standing outside. Within, however, there are those whom He loves and whom He would rebuke and chasten, that they may come to repentance and wake up to a new zeal. Therefore He addresses them from without. He admonishes them to wake up. And He promises them who would hear His voice and let Him in that He will sup with them. Once more, the church as a whole seems hopelessly lost. It is miserable beyond redemption. He will spue her out of His mouth. But His own beloved, the elect of God, must not perish with the rest. Hence, He calls them. And He promises them that they shall have communion with Him, the communion of the covenant. That communion they now miss. For in their present condition they cannot exercise conscious communion with their Lord. But if they repent and wake up to a new zeal, they shall again be receptive for all the blessings of Its grace. And wake up the remnant according to the election of grace surely will, when the Lord applies by His powerful grace His Word of admonition to their hearts. The supper is symbol of friendly communion. When therefore the Lord promises that He will sup with His people, He assures them of that most intimate communion of friendship which is the central, the most essential idea of the covenant. He will sup with them! In Him they will sup with the Father and the Son through the Spirit. They shall be restored to that intimate communion with the Triune God which is life. From all this, however, it is quite apparent that the church as a whole is lost, and that only the individual faithful, the individual people of God within the church, shall be saved.
from Behold He Cometh, by Rev. H. Hoeksema[/quote]
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
marin277
Berichten: 19
Lid geworden op: 17 jan 2007, 19:11

Bericht door marin277 »

J.C. Philpot schreef:Beste marin277,
Je maakt me nieuwschierig over je achtergrond. Ben jij lid in een gemeente van de Zevende Dags Adventisten in Nederland? Ken je toevallig de lijsttrekster van de Partij van de Dieren (ook afkomstig uit het kerkgenootschap der Zevende Dags Adventisten)? Ben je in het betreffende kerkgenootschap geboren, of er laten lid van geworden?

Ik vind de ZDA altijd een intrigerende stroming. Hoe kijken jullie als ZDA er tegen aan dat veel boeken van Ellen G. White plagiaat zijn?

Hartelijke groet,
Philpot


Hallo Philpot,

Ja ik ben lid van de gemeente van de Zevende Dags Adventisten in Nederland.

Ik ben Gereformeerd vrijgemaakt art.31 geweest, lieve ouders gehad die mij tot Jezus hebben geleid.
Door het geloof dat ik dus ken, kwam ik door lezingen met de Z.D.A.
in aanraking, ik wilde in eerste instantie daar niets van weten, (want ik dacht, over geloofszaken wat kunnen zij mij leren?) tot er gesprekken op gang kwamen die mij een dieper inzicht hebben gegeven in Jezus en Zijn Dienstwerk en Zijn Verlossing, en de Profetieen die van Hem getuigen, kortom, ik heb er iets bij gekregen en een bevestiging van het geloof in en van Jezus.

Ik heb niets losgelaten, ik heb iets toegevoegd gekregen.

Ach Philpot, over Ellen White wat zij over haar zelf zegt, ik ben een klein lichtje naar het grote licht, en dat is Gods Woord.

De boeken die zij schrijft wijzen je op Jezus.

Ik kan daar veel over vertellen, maar laten we het hiermaar bij houden.

vr.groet
marin
Gebruikersavatar
J.C. Philpot
Berichten: 10259
Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08

Bericht door J.C. Philpot »

Beste marin277,
Dank je voor je persoonlijke verhaal. Ik heb in het verleden ook weleens wat gelezen van Ellen G. White. Interessant om ook eens een ZDA tegen te komen! :wink:

Gr Ph
Klavier
Berichten: 1514
Lid geworden op: 14 apr 2006, 08:31

Bericht door Klavier »

Bert Mulder schreef:Dit zeg je goed, Klavier. Dat is zeker waar. Aan IEDEREEN die het Evangelie hoort komt het gebod tot geloof en bekering. Maar dit niet uit het verband trekken, Klavier:
Bert, Rutherford legt het ook zo uit zoals ik het probeer weer te geven. En Mc Cheyne, en Sedgewick, en Avinck en alle GG predikanten die ik zondag's mag horen. De uitleg van ds. Hoeksema kan ik niet begrijpen. In Openbaring staat in het zelfde verband "uit Mijn mond spuwen". Is dat dan toch wederstandelijke genade? Is er afval der heiligen?
Ik houd het liever bij de uitleg van de genoemde reformatoren in dit verband.
"People often asked me: What is the secret of your succes? I answer always that I have no other secret but this, that I have preached the gospel, not about the gospel, but the gospel"
C.H. Spurgeon.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Klavier schreef:
Bert Mulder schreef:Dit zeg je goed, Klavier. Dat is zeker waar. Aan IEDEREEN die het Evangelie hoort komt het gebod tot geloof en bekering. Maar dit niet uit het verband trekken, Klavier:
Bert, Rutherford legt het ook zo uit zoals ik het probeer weer te geven. En Mc Cheyne, en Sedgewick, en Avinck en alle GG predikanten die ik zondag's mag horen. De uitleg van ds. Hoeksema kan ik niet begrijpen. In Openbaring staat in het zelfde verband "uit Mijn mond spuwen". Is dat dan toch wederstandelijke genade? Is er afval der heiligen?
Ik houd het liever bij de uitleg van de genoemde reformatoren in dit verband.
Dit zei ik Klavier, je hebt het verkeerd verbonden. Ook uit de mond spuwen is gesproken tot de kerk van Laodicea.
Maar dit niet uit het verband trekken, Klavier:

Quote:
14 En schrijf aan den engel van de Gemeente der Laodicensen:37) Dit zegt de Amen,38) de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der40) schepping Gods:
15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt,41) noch heet; och, of gij koud waart, of heet!
16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen.42)
17 Want gij zegt: Ik ben rijk,43) en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en44) naakt.45)
18 Ik raad u dat gij van Mij koopt goud,46) beproefd komende uit47) het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en witte klederen, opdat48) gij moogt bekleed worden, en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met ogenzalf, opdat gij zien moogt.49)
19 Zo wie Ik liefheb,50) die bestraf en51) kastijd Ik; wees52) dan ijverig, en bekeer u.
20 Zie, Ik sta aan de deur53), en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden,55) en hij met Mij.
21 Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik56) overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
22 Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten zegt.


Quote:
53) Ik sta aan de deur
Deze plaats schijnt genomen uit het Hooglied van Salomo, Hoogl. 5:2, waar dergelijk kloppen van den bruidegom Christus aan de deur van Zijn slaperige bruid beschreven wordt; en daardoor wordt verstaan het geestelijk aanmanen van Christus, aan de deur van ons geweten, door Zijn Woord en Geest, om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken, en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.


En de bruid van Christus is de kerk, niet enige bepaalde persoon. Dus Christus klopt aan de deur van de kerk van Laodicea in deze tekst.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Klavier
Berichten: 1514
Lid geworden op: 14 apr 2006, 08:31

Bericht door Klavier »

En punt 54 van de kanttekeningen:
54) indien iemand mijne stem
Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timotheüs spreekt, 2 Tim. 1:6,7; want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, Joh. 6:44,45,65. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, Ps. 119:18, en van Lydia betuigd wordt, Hand. 16:14, en van alle gelovigen, Filipp. 2:13.
Zie je dat Bert? Reeds velen van de gemeente zijn de Geest van Christus deelachtig, maar niet allemaal. En toch menen de kanttekenaren dat alle gemeenteleden worden geroepen door dit woord. Zou God dit menen of niet? Ik ben van mening: JA!
Deze oproep is een middel waarmee de Vader de zondaars trekt tot ZIjn wonderbaar licht!
"People often asked me: What is the secret of your succes? I answer always that I have no other secret but this, that I have preached the gospel, not about the gospel, but the gospel"
C.H. Spurgeon.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9099
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Bericht door Bert Mulder »

Klavier schreef:En punt 54 van de kanttekeningen:
54) indien iemand mijne stem
Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timotheüs spreekt, 2 Tim. 1:6,7; want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, Joh. 6:44,45,65. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, Ps. 119:18, en van Lydia betuigd wordt, Hand. 16:14, en van alle gelovigen, Filipp. 2:13.
Zie je dat Bert? Reeds velen van de gemeente zijn de Geest van Christus deelachtig, maar niet allemaal. En toch menen de kanttekenaren dat alle gemeenteleden worden geroepen door dit woord. Zou God dit menen of niet? Ik ben van mening: JA!
Deze oproep is een middel waarmee de Vader de zondaars trekt tot ZIjn wonderbaar licht!
Hier ben ik het ook weer helemaal mee eens! Zoals ik al vaak gezegd heb, iedereen die het evangelie hoord, wordt erdoor geroepen tot geloof en bekering.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Plaats reactie