Kennen wij zulk soort preken nog?
- Christiaan
- Berichten: 2057
- Lid geworden op: 01 sep 2006, 10:03
- Locatie: Zeeland
Kennen wij zulk soort preken nog?
Wat zal het getuigenis over u zijn? – John Flavel
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
Openbaring 3:20
Vandaag heeft onze barmhartige Verlosser een deur naar de vrijheid geopend, namelijk in de prediking van het Evangelie. Vrijheid voor ons om de blijde boodschap te mogen brengen. Vrijheid voor u om deze boodschap te horen.
Weinig mensen hebben dit verwacht. Hoe vaak heb ik in de afgelopen jaren bij mezelf al gezegd: ‘God heeft voor mij geen werk meer te doen. Ik zal geen kracht en gelegenheid meer overhouden om voor God te arbeiden.’ En hoe vaak hebt u bij uzelf al gezegd: ‘Wij hebben onze predikanten uit hun kansels weggezondigd. Onze ogen zullen deze leraars niet meer zien.’
Maar zie, boven verwachting is er in ons midden een wijde en, naar ik hoop, krachtige deur geopend. Moge zij voor ons zijn een deur van hoop zoals het dal van Achor voor Israël was (Hosea 2:14 ). In dit dal werden Israëls moeilijkheden voor hen een toegangspoort tot de genade, zoals ook onze moeilijkheden voor ons een toegangspoort tot de genade geworden zijn. Bovendien werd dit dal voor Israël tot een onderpand van nog overvloediger genade.
Toen wij deze genade – namelijk een geopende deur om te prediken – ontvingen, waren mijn eerste gedachten: ‘Hoe kunnen wij hiermee voor ons de meeste winst doen, zodat wij ons niet terugzondigen in slavernij?’
Toen ik hierover nadacht, leidde de Heere mij naar deze Schriftplaats: “Zie Ik sta aan de deur, en Ik klop..”. In dit gedeelte klopt dezelfde hand die voor u de deur naar de vrijheid geopend heeft, aanhoudend op de deur van uw hart om vooral Zélf binnengelaten te worden. Hij verlangt met u verenigd te worden en gemeenschap te hebben. Wat zou het droevig zijn als Hij, Die u toegang gegeven heeft tot al deze genaden, Zelf buitengesloten zou blijven! Maar wanneer de Heere u helpt om nu het hart voor Christus te openen, dan twijfel ik er niet aan of deze deur naar de vrijheid zal voor u geopend blijven. Hoeveel tegenstanders er ook zijn die hun best zullen doen om deze deur dicht te slaan (Ezech. 39:29 ). De genade die u vandaag ontvangt is vrucht van de tussenkomst van Christus bij de Vader om opnieuw een klop op de deur van uw hart te doen. Wanneer deze genade in ons vrucht draagt is het goed; zo niet: “de bijl ligt aan de wortel van de boom.” Vanuit deze overweging wens ik te spreken.
De Heere helpe u te luisteren naar wat over deze kostbare Schriftplaats gesproken zal worden: “Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
Deze woorden behoren tot de uitnemende brief die door Christus gedicteerd en door Zijn dienaar Johannes gezonden is aan de gemeente van Laodicea, de meest veruitwendigde en ontaarde van alle zeven gemeenten in Klein-Azië. Ondanks dit alles probeert de grote Medicijnmeester Zijn kunde op hen uit, zowel door de bestraffingen met de roede in vers 19, als door de overredende kracht van het Woord in vers 20: “Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; enzovoort.”
Deze tekst geeft de lokkende stem van Christus weer, vol van hemelse welsprekendheid om de harten van zondaars voor Zich te winnen. De tekst bevat twee hoofdgedachten:
Christus’ aanzoek aan het hart van de zondaar
De krachtige redenen om Zijn aanzoek aan te nemen.
Eerste hoofdgedachte: Christus’ aanzoek aan het hart van een zondaar
In dit aanzoek horen wij de plechtige oproep waarmee Hij het aanzoek begint: “Zie”. In het algemeen wordt het woordje ‘zie’ gebruikt om de aandacht te trekken of een mededeling kracht bij te zetten. In deze tekst wordt ‘zie’, zo schrijft een kundig uitlegger, gebruikt om een kennisgeving of openbare bekendmaking aan te duiden. Christus neemt hier de hoorders als getuigen van het zeer genadige aanbod dat Hij zometeen aan hun ziel zal doen. Hij wil dat dit woord hier staat als een eeuwig getuigenis voor of tegen hun zielen, om al de voorwendsels die komen hun geldigheid te ontnemen.
In het aanzoek zien wij Hem Die het aanzoek doet; dit is Christus Zelf: “Ik sta”. Ik, Die een soeverein recht op u heb. Ik, Die Mijn niet naar waarde te schatten bloed gestort heb om u te kopen. Ik zou u terecht kunnen verdoemen bij uw eerste afwijzing of tegenwerping. “Zie, Ik sta”. Dit is Hij, Die het aanzoek doet.
In dit aanzoek zien wij Zijn opstelling en daad: “Ik sta aan de deur en Ik klop”. Er is hier terecht vertaald: “Ik sta”, omdat het een blijvende handeling aanduidt. Ik heb aan de deur gestaan en sta daar nog steeds, met onvermoeibaar geduld. Ik heb tijdens Mijn omwandeling op aarde lichamelijk tussen u gestaan. En geestelijk sta Ik nog steeds (alsook mijn ambassadeurs ) aan de deur van uw verstand en aan de deur van uw geweten. De vermogens die toegang geven tot de hele ziel. Net zoals een deur toegang geeft tot een huis, geven het verstand en het geweten toegang tot de ziel.
En voor deze deur staat de Verlosser en Hij klopt. Hij doet krachtige en genadige pogingen om toegang tot het hart te krijgen en daar binnen te gaan. Het woord ‘kloppen’ betekent duidelijk en krachtig kloppen. Hij staat daar geduldig en klopt vol kracht, uitwendig door het Woord en inwendig door de overtuigingen, ontroeringen, bewegingen en worstelingen van Zijn Geest.
In dit aanzoek is duidelijk wat het doel is: het hart moet voor Hem geopend worden. Dat wil zeggen: Hem door het geloof toestemmen, ontvangen, omhelzen en hartelijk aannemen. De Heere opende het hart van Lydia (Hand. 16:14 ). Hij bewoog haar hart om te geloven. Dit houdt in dat het hart van nature voor Christus stevig vergrendeld en toegesloten is en dat niets dan Zijn kracht het kan openen.
Tweede hoofdgedachte: de krachtige redenen om Zijn verzoek aan te nemen.
Onze tweede hoofdgedachte spreekt van de krachtige redenen die Christus gebruikt om de ziel van een zondaar te bewegen Zijn aanzoek aan te nemen. De ziel die Hem opendoet en gelooft, ontvangt namelijk twee onschatbare zegeningen:
In de eerste plaats de vereniging met Hem. “Ik zal tot Hem inkomen.” Ik wil Mij verenigen met de ziel die Mij opendoet en gelooft. Hij zal op verborgen wijze met Mij één zijn en Ik met hem;
En in de tweede plaats de gemeenschap met Hem. “Ik zal met hem Avondmaal houden en hij met Mij.” Ik zal de gelovige ziel onthalen op de hemelse lekkernijen: troost, vreugden en vermaak zoals alleen gelovigen ze kunnen genieten.
En – om alles nog meer aan het hart te leggen – deze bijzondere weldaden worden door Christus aangeboden aan alle mogelijke zondaars, groot en klein, oud en jong. “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur open doen”. Dit wordt gezegd opdat geen ziel door zijn grote en vele zonden ontmoedigd zal worden om te geloven. De vuilste zondaar zal vrije genade zien triomferen over al zijn onwaardigheid, als hij erin toestemt Christus aan te nemen op Zijn genadige aanbiedingen in het Evangelie.
Preek
“Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
De tekst die we nu voor ons hebben, laat veel belangrijke en nuttige leerstellingen zien. Ze omvat in het kort de volledige kern van het Evangelie.
De leerstelling waarover wij verder zullen spreken, komt naar voren uit de plechtige en aansprekende aanhef: “Zie”. Dat wil zeggen: Élk aanbod van Christus aan de zielen van zondaren wordt in het bijzijn van getúigen vastgelegd met het oog op de dag van rekenschap en afrekening.
Met betrekking tot deze leerstelling zullen we nu stilstaan bij vijf zaken:
I. Wie zijn Gods getuigen van al de aanbiedingen van het Evangelie?
II. Wat is de inhoud van hun getuigenis?
III. Waarom legt God elk aanbod van Christus vast door middel van getuigen?
IV. Conclusies.
V. Aansporingen.
I. Wie zijn Gods getuigen van al de aanbiedingen van het Evangelie?
Christus’ dienaren door wie Hij de aanbiedingen doet, zijn niet alleen Zijn ambtsdragers voor het volk, maar ook Zijn getuigen. “Hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige.” (Hand. 26:16 ). We zien hier dat predikanten een dubbel ambt hebben: zij moeten Christus aanbieden en daarna ook een getuigenis afleggen of hun hoorders Christus wel of niet hebben aangenomen. Zij worden uitdrukkelijk Gods getuigen genoemd (Openbaring 11:6,7 ). Hun arbeid getuigt, hun lijden getuigt, hun indringende gebeden getuigen. Zelfs het stof dat zij van hun voeten afschudden bij degenen die Christus afwijzen zal tegen hen getuigen (Markus 6:11 ). Elke zucht, elke druppel zweet en de kleinste druppel bloed wordt opgeschreven in Gods boek als aantekening bij hun preken en gebeden. Al deze getuigen zullen op de grote dag worden ingebracht tegen allen die Christus afwijzen en verachten.
Het Evangelie zelf, dat u gepredikt wordt, is een getuige: “Die Mij verwerpt, en Mijn woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage.” (Joh. 12:48 ). Dit is ook de betekenis van Christus’ woorden: “En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.” (Matth. 24:14 ).
Wat een ingrijpende woorden staan hier: elke preek die u hoort, elke bestraffing, elke overreding en overtuiging is een getuige voor God om in het gericht de ziel in de verdoemenis te werpen die niet onmiddellijk ‘ja’ zegt op de roep van het Evangelie. Er zullen dan evenveel getuigen zijn als er preken zijn.
Het geweten van ieder mens is getuige voor God dat Hij hem een oprecht aanbod gedaan heeft. Zelfs de gewetens van de heidenen die nooit een Bijbel gezien hebben en die geen andere predikers hadden dan de zon, de maan en de sterren en heel de natuur, zullen getuigen zijn voor God. Van hen zegt de apostel in Romeinen 2:15: “Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook verontschuldigende.” Als er al zo’n kracht in het geweten van de heidenen gelegd werd, die slechts de wil van God konden lezen bij het zwakke maanlicht van het natuurlijke verstand, hoe veel krachtiger zal het geweten dan allen aanklagen die leven in de heldere stralen van het Evangelielicht! Hun geweten zal een snelle getuige zijn. Het zal op een dag haar stem helder in hun oren laten weergalmen. Ze zullen weten dat er een profeet onder hen geweest is (Ezech. 2:5 ). Deze ene getuige is voor God meer waard dan duizend andere getuigen.
De voorbeelden van allen die het Evangelie wel geloven en gehoorzamen zijn allemaal getuigen voor God tegen hen die deze grote zaligheid afwijzen en verachten. Elke treurende en bevende ziel is een getuige tegen al de dode, ongelovige en ongehoorzame zielen die dezelfde dienst bijwonen. Daarom staat er in 1 Korinthe 6:2: “Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen?” Zij zullen met Christus op de grote dag de wereld veroordelen door hun voorbeelden, zoals Noach de oude wereld veroordeelde. Dit zegt Christus ook van Johannes de Doper: “Want Johannes is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks ziende, hebt daarna geen berouw gehad, om hem te geloven.” (Matth. 21:32 ).
Het is alsof Hij hier vraagt: ‘Wat doet u toch om uw geweten tot zwijgen te brengen en uw overtuigingen te onderdrukken, terwijl u ziet dat tollenaars en hoeren, de slechtste mannen en vrouwen, tot bekering komen, geloven en hongeren naar Christus? Hun voorbeelden zullen uw rechters zijn.’
Dit zijn allemaal Gods getuigen.
II. Wat is de inhoud van hun getuigenis?
Laat ons vervolgens aandacht geven aan de inhoud van hun getuigenis. Die is tweeledig, omdat het Evangelie een tweeledige uitwerking heeft op hen die het horen. De apostel schrijft van deze beide: “Dezen wel een reuke des doods ten dode; maar genen een reuke des levens ten leven.” (2 Kor. 2:16 ). Zij zullen dus getuigen van twee uitwerkingen.
De gehoorzaamheid en het geloof van sommigen. Dit getuigenis wordt op de grote dag van de Heere tot hun vreugde en troost ingebracht “wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag.” (2 Thess. 1:10 ). Predikanten zijn instrumenten die gebruikt worden om zielen tot een huwelijk met Christus te brengen en om te getuigen van dit huwelijk en verbond tussen Hem en hen (2 Kor. 11:2 ). Deze beide taken zijn een trouw prediker uitermate lief en aangenaam.
Er wordt ook aantekening gehouden van al de afwijzingen van, ongehoorzaamheid aan en minachting van Christus door de anderen. Zo zal Mozes de Joden aanklagen: “Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt hebt.” (Joh. 5:45 ). Dat is de verdrietigste kant van het werk van een prediker en dat doet hem meer pijn dan alle arbeid en lijden.
In deze aantekeningen wordt de tijd vermeld die men heeft doorgebracht onder de middelen van verlossing: hoeveel jaar u met een koud hart onvruchtbaar onder de bediening van Gods trouwe dienaren gezeten hebt. “Zie, ik kom nu drie jaren, zoekende vrucht op dezen vijgenboom, en vind ze niet.”(Lukas 13:7 ). Hier wordt het ‘zie’ van onze tekst gebruikt om op het grote geduld van God te wijzen. En ergens anders wordt gezegd: “Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord.” (Jer. 25:3 ). Bedenk dit toch: al de jaren en dagen die u onder het Evangelie gezeten hebt staan op de oordeelsdag in Gods gedenkboek opgetekend!
Er wordt ook melding gemaakt van alle instrumenten die God gebruikt heeft voor de bekering en zaligheid van uw ziel. Alle predikanten die werk aan u besteed hebben, zowel vaste predikanten als gastpredikanten, staan in het gedenkboek. “Ook heeft de HEERE tot u gezonden al Zijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, maar gij hebt niet gehoord, noch uw oor geneigd om te horen.” (Jer. 25:4 ). Om u tot Christus en de zaligheid te brengen, hebben zij hun gezondheid versleten, tranen vol medelijden vergoten en zijn na elkaar als kaarsen opgebrand. Alles tevergeefs.
Tenslotte staan alle oproepen, overredingen en aansporingen die zij hebben gebruikt om u te verenigen met Christus, eveneens op uw rekening. “Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; en gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt.” (Spreuken 1:24,25 ). Ook al vindt u ze waardeloos, toch hebben deze oproepen en raadgevingen zoveel waarde bij God dat Hij ze zal bewaren en zal laten meewegen in uw oordeel.
III. Waarom legt God elk aanbod van Christus vast door middel van getuigen?
Laten wij ook onderzoek doen naar de gronden en redenen waarom God zo juridisch te werk gaat. Waarom wil Hij dat de gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid van ieder mens op de bediening van het Evangelie wordt vastgelegd als een getuigenis voor of tegen hem? Daarvoor zijn twee belangrijke redenen.
God doet dit, opdat – wanneer het doel van het Evangelie bereikt is, namelijk de bekering van een ziel – die ziel en allen die voor haar het middel tot zaligheid geweest zijn, op die grote dag de juiste beloning en troost ontvangen zullen. “Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.” (2 Kor. 1:14 ). Dit zal een zaak van onuitsprekelijke vreugde zijn, zowel voor u die zulk een vertroostend getuigenis zult ontvangen, als voor hen die dit getuigenis zullen geven.
O, hoe vreugdevol zullen ijverige en getrouwe predikanten en hun gelovige en gehoorzame hoorders elkaar op die dag gelukwensen! ‘Heere, deze man was het gezegende instrument voor mijn zalige verlichting en bekering. Al had ik tienduizend leraars in Christus, ik heb toch niet veel vaders. Want door de zegen van Uw Geest op de bediening van deze man, is mijn ziel voor Christus gewonnen.’ En van de andere kant zal er gezegd worden: ‘Heere, dit zijn de zielen waaraan ik gearbeid heb alsof ik in barensnood was, tot Christus gestalte in hen kreeg.’ Het is heerlijk om met de profeet te kunnen zeggen: ‘Hier ben ik en de kinderen die Gij mij gegeven hebt.’ Zelfs die mensen die slechts zijdelings nuttig geweest zijn voor het werk dat door anderen begonnen is, zullen op die dag hun loon niet verliezen. “En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich tezamen verblijden, beiden, die zaait en die maait.” (Joh. 4:36 ).
Er worden nú aantekeningen gemaakt en getuigenissen opgenomen, opdat hiermee het rechterlijke vonnis van Jezus Christus op de jongste dag voor de hele wereld helder gemaakt zal worden. Op deze manier zal elke mond gestopt worden. Er zal niet één veroordeelde zondaar een weerwoord hebben. Christus komt immers die dag “om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen”. (Judas:15 ). Hij zal overtuigend hun schuld aantonen, zodat zij die nu zonder Christus zijn, dan zonder weerwoord zullen zijn (Matth. 22:12 ). Daarom wordt in Psalm 1 gezegd: ‘De goddelozen zullen niet bestaan in het gericht.’ (Psalm 1:5 ). Dat is geen wonder, want er zullen vele volledige en onomstotelijke getuigenissen rechtstreeks tegen hen ingebracht worden: de predikanten die tot hen gesproken hebben, het Woord dat zij gebracht hebben, hun eigen geweten en de voorbeelden van alle gelovigen zullen tegen hen getuigen.
IV. Conclusies.
1. Hieruit volgt de ontwijfelbare zekerheid van een oordeelsdag. Wat voor zin hebben aantekeningen en getuigenissen, als er geen oordeelsdag komt? Dit is een waarheid die zelfs in de gewetens van de heidenen haar stempel drukt: “Hun geweten medegetuigende.” (Rom. 2:15 ). Al die aantekeningen zijn zinloos als er geen dag van rechtspraak komt waarin zij openbaar gemaakt zullen worden. Van die dag spreekt de profeet Daniël: “Het gericht zette zich en de boeken werden geopend.” (Daniël 7:10 ). Van die dag spreken ook de Openbaringen: “En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.” (Openb. 20:12 ).
Geloof dit, vrienden. Dit is geen handig bedacht verzinsel, maar een ontzagwekkende en onfeilbare waarheid. Als het Evangelie nú een heilzame uitwerking heeft, zal het op die dag verkwikking voor onze zielen brengen (Hand. 3:19 ). Voor allen die het verwerpen brengt het echter een dag van verschrikking, toorn en ontsteltenis. “In de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.” (2 Thess. 1:7,8 ).
2. Dit is een grote aansporing voor predikanten om toegewijd en trouw te zijn. Onze taak is van ontzaglijk groot belang. Het Evangelie dat wij prediken zal voor onze hoorders leven of dood uitwerken. Als de Heere het door onze handen voorspoedig maakt, zullen wij uw getuigen zijn. Dit zal onze heerlijkheid in de hemel groter maken. “De leraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk.” (Dan. 12:3 ). Zijn we echter onwetend, lui of erop uit om mensen te behagen, dan zullen onze hoorders als snelle getuigen tegen ons komen. Hun bloed zal dan van onze handen geëist worden. Het zal een ondraaglijke verzwaring betekenen van onze ellende in de hel, als iemand die onder onze bediening gezeten heeft ons zal verwijten: ‘Wreedaard! U hebt mijn ziel in gevaar gezien, maar mij nooit trouw en openhartig behandeld. De tijd die u doorgebracht hebt met leeg en werelds gepraat had een middel kunnen zijn om mij te redden van deze plaats van pijniging.’
Laten predikanten zichzelf zien als getuigen voor God, en hun gemeente als getuigen voor of tegen hen. Laat die overweging hen zo doen studeren, preken en bidden, dat zij als Paulus voor God kunnen getuigen dat zij vrij zijn van het bloed van allen. Niemand op aarde heeft meer reden om toegewijd en trouw te zijn dan wij.
3. Wat een krachtige reden is dit om een vormelijke godsdienst uit al onze hoorders uit te zuiveren! Elke rustdag, elke preek wordt in de hemel een aantekening gemaakt: voor of tegen uw ziel! Op welke manier u dan ook de woordverkondiging bijwoont, alles wat u hoort komt in het gedenkboek. Denk niet dat u de kerk uitgaat zoals u erin gekomen bent. Het Woord zal zijn uitwerking hebben. Het zal niet zonder resultaat terugkeren, maar het doel bereiken waarvoor het gezonden wordt (Jes. 55:11 ). Gods besluiten worden door middel van het Evangelie uitgevoerd: sommige zielen zullen levend gemaakt worden, anderen zullen gedood worden door het woord van Gods mond. Het Evangelie is een rivier van het water des levens, die alles wat leeft verlevendigt en verfrist. Maar de modderige en moerassige plaatsen zullen niet genezen worden (Ezech. 47:11 ).
Hoe belangrijk is daarom de waarschuwing van onze Heere: “Ziet dan, hoe gij hoort.” (Luk. 8:18 ). Als u een dienst bijwoont, zaait u zaad voor de eeuwigheid. Dat zaad zal in de komende wereld uitspruiten. Men kan een preek en het beluisteren daarvan vanuit twee gezichtspunten bekijken: fysiek en geestelijk. Als we het alleen fysiek bezien, dan is het zo voorbij. Zo dadelijk zal ik klaar zijn met preken en u met luisteren. Toch zal deze preek eeuwigdurende consequenties hebben. Doe daarom, om Gods wil, afstand van uw vormelijke godsdienst. Zit niet langer slaperig te kijken en laat uw gedachten niet langer afzwerven. Als u naar de kerk komt, laat deze gedachten dan uw denken bepalen: het woord dat ik zo dadelijk zal horen, zal mijn ziel levend maken of doden, redden of verdoemen. Als ik er dood onder zit en onvruchtbaar vandaan kom, zal er een dag komen dat ik zal wensen dat ik nooit het gezicht van die predikant gezien, of zijn stem gehoord had.
4. Hoe vreselijk is de toestand waarin alle openlijke vijanden van het Evangelie en de Evangelie-verkondigers verkeren! Zij verwerpen en verachten de boodschap van het Evangelie in plaats van haar te omhelzen en te gehoorzamen. In plaats van het hart te openen en het Evangelie aan te nemen, openen zij hun monden om deze boodschap te belasteren, te bespotten en, als het mogelijk zou zijn, joelend de wereld uit te jagen. O, wat een gedenkboek wordt er voor zulke mensen geschreven!
Ik vrees dat er nooit een tijd geweest is, sinds dit land met de komst van het Christendom gezegend werd, waarin het dieper in deze zondeschuld verzonken heeft gelegen dan nu. Hoe worden de boodschappers van het Evangelie veracht en verworpen! Waaraan hebben we dat verdiend? Is het met ons vandaag de dag niet net als met de profeet: “Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? Want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.” (Jer. 18: 20 ). Welk een brute dwaasheid heeft zich meester gemaakt van de zielen van deze mensen!
Maar helaas, het is eigenlijk meer satan die in hen werkt, dan dat ze het zelf zijn. Het Evangelie doet deze afgunstige machtsbezitter schrikken. Zijn onderdanen lopen gevaar tegen hem in opstand te komen. Het is dan ook geen wonder dat hij tekeer gaat tegen de vrijheid van het Evangelie, zoals men tekeer gaat tegen een vijand die een koninkrijk binnenvalt.
Christus zegt tegen Zijn dienaren in dat geval het stof van hun voeten te schudden als een getuigenis tegen hen (Markus 6:11 ). Dit betekent: zoals u het stof van uw voeten schudt, zal Christus die mensen van Zich afschudden die het Evangelie verachten en Zijn boodschappers mishandelen.
5. Hieruit volgt ook dat het de heidenen minder zwaar zal vallen in de oordeelsdag, dan degenen die onbekeerd en ongehoorzaam onder het Evangelie van Christus leven en sterven. Er worden meer getuigen voorbereid en meer rapporten geschreven voor de dag van uw afrekening dan er tegen de heidenen voorbereid en geschreven kunnen worden. Zij hebben maar één talent verkwist: het licht van de natuur. Wij hebben duizenden talenten verkwist: alle gelegenheden en roepingen die we onder het Evangelie gehad hebben. Daarover zegt Christus: “En zo iemand u niet zal ontvangen, noch uw woorden horen, uitgaande uit dat huis of uit dezelve stad, schudt het stof uwer voeten af. Voorwaar zeg Ik u: Het zal den lande van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn in den dag des oordeels, dan dezelve stad.” (Matth. 10:14,15 ).
Dit is een ontzettende verzwaring van onze zonde en ellende! Wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor al het licht dat wij hadden, maar ook voor het licht dat wij konden hebben in de dag van het Evangelie! Kapernaüm was tot aan de hemel verhoogd, gezegend met middelen en rijke gelegenheden (Matth. 11:23 ). Het maakte daarom ook zo’n diepe val: van de hoogte van genade in de diepte van de rampzaligheid. Hoe hoger iemand is opgetild, des te ernstiger is de schade van zijn val.
6. Uit dit alles volgt dat de oordeelsdag veel tijd in beslag moet nemen. God zal alles in het gericht brengen (Pred. 12:1 ) : niet alleen daden, maar ook woorden (Matth. 12:36 ), niet alleen woorden, maar ook de meest geheime dingen (Rom. 2:16 ).
Gaat uzelf maar na hoeveel tijd die grote dag in beslag zal nemen. Alle rapporten en verslagen die nu gemaakt worden, zullen dan geopend en voorgelezen worden. Alle getuigen voor en tegen elk mens worden dan onderzocht en gehoord. In ieder geval zal er niets in haast afgeraffeld of verwisseld worden. U hebt de tijd genomen om te zondigen, God zal de tijd nemen om te oordelen.
Bedenk hoe ontelbaar veel menigten op die dag geoordeeld moeten worden: heel het nageslacht van Adam, zo talrijk als de zandkorrels op het strand. Bedenk dan ook dat niet alleen al die personen, maar ook alles wat zij gedaan hebben in het gericht moet komen. Zelfs hun diepste gedachten, die anderen nooit te weten gekomen zijn, zullen daar geoordeeld worden. Ieders geweten moet verhoord worden, alle andere getuigen moeten volledig gehoord en onderzocht worden. Hoe lang moet deze dag van de Heere wel niet duren!
V. Aansporingen.
Dit alles willen we vooral gebruiken als aansporing. Al de aanbiedingen van Christus worden aangetekend en met getuigen vastgelegd met het oog op een dag van afrekening, opdat ieder van u onmiddellijk het genadige aanbod van Christus in het Evangelie zal omhelzen. Als u op die grote dag vrijgesproken wilt worden, wacht u dan nu voor tegenwerpingen, ja, zelfs voor uitstel. “Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft, hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?” (Hebr. 2:2,3 ). De vraag wordt gesteld, maar niet beantwoord: “Hoe zullen wij ontvlieden?” De wijsheid van engelen en mensen kan hier geen antwoord op geven.
Om deze aansporing kracht bij te zetten, zal ik tien belangrijke overwegingen aanreiken. Moge de Heere ze onder de zegen van Zijn Geest op uw hart binden.
1. Overweeg wat een onschatbare genade het is, dat u nog binnen het bereik bent van de aangeboden genade. De genade die u vandaag aangeboden wordt, is nooit aangeboden aan de gevallen engelen. Er is voor hen nooit een Middelaar aangesteld. O, verbazingwekkende genade: die gouden vaten (gevallen engelen) zijn in het eeuwige vuur geworpen, terwijl aan zulke aarden vaten als wij zijn een veel grotere zaligheid wordt aangeboden. Groter, dan die waar zij ooit uit gevallen zijn. Ja, de genade die u is voorgesteld, wordt niet alleen aan de gevallen engelen onthouden. Ze wordt ook aan verreweg de meeste mensen die niet meer of minder zijn als u, onthouden. “Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Halleluja!” (Psalm 147:19,20 ). Terecht wordt deze genade bezongen met een blij “Halleluja”. Wat zijn er uitgestrekte gebieden in de bewoonde wereld waar de naam van Christus onbekend is! Het is een bijzondere genade dat u geboren bent in een land met Bijbels en predikanten. Hier is het net zo moeilijk voor u om het licht te ontwijken, als het voor andere mensen is om het te zien en ervan te genieten.
2. Bedenk het karakter, het belang en de waarde van de genaden die u vandaag voor niets aangeboden worden. Het zijn zonder meer genaden van de eerste rang, de meest waardevolle en noodzakelijke genaden van al Gods genaden. Christus is de voornaamste van deze genaden. In Hem worden u schuldvergeving, vrede en eeuwige zaligheid voorgesteld. Zou het niet dwaas zijn als een uitgehongerd persoon het aangeboden brood, of een veroordeelde de aangeboden gratie weigerde?
O Heere, wat zijn wij toch voor een samenraapsel van luiheid en domheid, dat wij zoveel dringende smeekbeden nodig hebben om tot het geluk te komen!
3. Bedenk wie het is die u zo genadig schuldvergeving, vrede en zaligheid aanbiedt. Het is die God, Die u zo diep gekrenkt hebt, Wiens wetten u geschonden hebt, Wiens genaden u met verachting hebt afgeslagen en Wiens rechtvaardige toorn u over uzelf hebt heengehaald. Zijn geduld kreunt onder de last van uw dagelijkse beledigingen. Hij verliest niets als u verloren gaat en heeft er geen voordeel van als u behouden wordt. Toch komen de eerste gedachten van ontferming en verlossing ongedwongen op uit Zijn genade en welbehagen. God smeekt u: “Laat u met God verzoenen.” (2 Kor. 5:20 ). De gezegende Heere Jezus, Wiens bloed door uw zonden is vergoten, biedt u nu om niet datzelfde bloed aan tot verzoening, rechtvaardiging en zaligheid, als u het maar oprecht wilt aannemen voor het te laat is.
4. Denk ernstig na over uw eigen vuilheid en het feit dat juist aan u zulke aanbiedingen van vrede en genade gedaan worden. Uw zonden hebben u, net als iedere zondaar op de wereld, op een grote afstand geplaatst van de hoop op vrijspraak. Mens, overweeg wat u geweest bent, wat u gedaan hebt, en wat een enorme berg schuld u zich op de hals hebt gehaald met een leven in de zonde. Hoe ontstellend groot is dan de genade dat u – na een dergelijk leven van opstand – vrijspraak en vrede in Christus aangeboden worden! De Heere is bereid om al uw vroegere rebellie en uw zwarte overtredingen over het hoofd te zien en een akte van vergetelheid te tekenen voor alles wat voorbij is. Hij wil dat doen, op voorwaarde dat uw hart zich nu eindelijk eens van de zonde losmaakt en dat uw wil zich in gehoorzaamheid buigt voor de grote bevelen en roepingen van het Evangelie (Jes. 55:2; 1:18 ).
5. Bedenk hoeveel aanbiedingen van genade u reeds hebt afgewezen en bedenk daarbij ook dat van elke afwijzing rapport tegen u opgemaakt wordt. Hoe lang hebt u het geduld van God reeds op de proef gesteld? Dit kan wel het laatste voorstel van genade zijn dat God aan uw ziel doet. In ieder geval zal er eens een aanbod het laatste aanbod zijn, zal er eens een overtuiging van de Heilige Geest de laatste overtuiging zijn. Daarna zal er nooit een aanbod of overtuiging meer komen. Dan is het aanbieden voorbij en wordt de laatste ontwijking of afwijzing tegen u aangetekend voor de oordeelsdag. Als dít nu eens het laatste genadige voorstel aan u blijkt te zijn om vrede met Christus te maken? En u neemt Hem niet aan. Wat een ontzettend ongelukkig bestaan zult u dan in ruil voor dit genadige voorstel ontvangen!
6. Let goed op de redelijke en genadige voorwaarden waarop God u in het Evangelie leven en schuldvergeving aanbiedt. Het Evangelie vraagt alleen maar bekering en geloof van u (Hand. 20:21 ). Vindt u het wreed wanneer een vorst die een opstandeling gratie geeft, hem vraagt op de knieën te vallen en gewillig en dankbaar zijn hand uit te steken om zijn pardon te ontvangen? Zo dient u zich te bekeren en het Evangelie te geloven.
Er wordt geen wettische voldoening van u geëist, geen herstelling van de schendingen van de wet door uw doen en lijden. Wat er slechts wordt gevraagd is het volgende: een hartelijke droefheid om begane zonden, een oprecht voornemen en pogen om de nieuwe gehoorzaamheid te betrachten en een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus. Om u aan te moedigen staat Zijn Geest klaar om alles in u te werken wat u nodig heeft. “Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.” (Spr. 1:23 ). “HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.” (Jes. 26:12 ).
7. Laat u aanmoedigen door de duizenden zondaars die al vóór u de weg van bekering en geloof tot Christus gegaan zijn. U bent niet de eerste die zijn ziel op deze weg waagt. Menigten gingen u voor. Zoveel schuld, vrees en hindernissen als zij hadden, zult u nooit kunnen hebben. Niemand van hen is teruggestuurd of tegengehouden. Zij zijn op deze weg allen gekomen tot rust en vrede voor hun vermoeide zielen (Hebr. 4:8; Hand. 13:39 ). De grootste zondaars zijn u hierin tot voorbeeld gegeven, opdat u ook in Zijn Naam zult geloven (1 Tim. 1:16 ).
Ook al komt u niet, toch zullen anderen met blijdschap Christus’ aanbiedingen aannemen. Zijn er hindernissen voor u die er voor hen niet waren? Waren hen grotere aanmoedigingen gegeven dan de aanmoedigingen die u nu krijgt van God? Nee, dat niet! En daarom zullen zij uw rechters zijn.
8. Let op de grote bedreigingen van deze kostbare tijd. Uw mogelijkheden zijn gouden momenten in de tijd, maar ze zijn vluchtig en onzeker. Veel en groot zijn de gevaren die deze mogelijkheden bedreigen. U bent geen ogenblik zeker van uw leven. Op dit moment ademt u wel steeds, maar dat zal eens ophouden.
Even onzeker als uw leven, is ook onzeker hoe lang het Evangelie aan u verkondigd wordt. God geeft ons geen andere zekerheid dan dat Hij deze verkondiging naar Zijn believen kan wegnemen. Hij zal dat zeker doen als wij er lichtzinnig mee omgaan. Het Evangelie is slechts een kandelaar, al is het wel een gouden kandelaar (Openb. 2:5 ). Zoals u weet, is een kandelaar verplaatsbaar.
Niet alleen uw leven en het middel voor uw eeuwig leven, het Evangelie, zijn onzekere zaken, ook de bewegingen en de werkingen van de Geest in uw ziel zijn onzeker. “Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.” (Fil. 2:12,13 ). Dat God nu meewerkt is voor u een grote aanmoediging om te werken. Tegelijkertijd werkt Hij vrijwillig, en naar eigen welbehagen. Niemand kan Hem tegenhouden als Hij doet wat Hem behaagt, en niet meer aan de deur van uw hart klopt. Dit zou u moeten laten werken met vreze en beven.
9. Bedenk hoe ontzettend veel zwaarder het uw zonde en ellende zal maken als u verloren gaat in het zicht van een aangeboden redmiddel. U zinkt dan in de hel langs de uitgestrekte armen van een medelijdende Verlosser, Die u bijeen heeft willen vergaderen, maar u hebt niet gewild.
Heidenen, ja, duivelen zullen u in de hel deze onverstandige en hopeloze dwaasheid verwijten. De heidenen zullen zeggen: ‘Helaas, wij hadden slechts het schemerige maanlicht van de natuur, dat ons wel de zonde deed zien, maar niet Christus, het geneesmiddel. O, als uw predikers en uw Bijbels naar ons gestuurd waren, hoe verheugd zouden wij ze ontvangen hebben!’ God zei niet zonder reden tot Ezechiel: “Zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben?” (Ezech. 3:6; Matth. 11:21 ). Zelfs de duivelen zullen u dit verwijten: ‘O, had God een Middelaar in onze natuur gezonden, wij zouden Hem nooit verworpen hebben, zoals u; maar Hij heeft de natuur van de engelen niet aangenomen.’
10. Hoe duidelijk en zeker zal uw verdoemenis op die grote dag zijn, als er zo’n wolk van getuigen tegen u zal opkomen! Hoe duidelijk zal Gods rechtvaardigheid openbaar worden! Mensen en engelen zullen van harte instemmen met uw vonnis en uw eigen geweten zal erkennen dat het rechtvaardig is. U, die nu zonder Christus bent, zult dan zonder weerwoord zijn (Matth. 22:12 ). ‘Daarom wetende de schrik des Heeren, bewegen we de mensen tot geloof.’ (2 Kor. 5:11 ). Ik beef bij de gedachte opgeroepen te worden om tegen een van uw zielen te getuigen. O, dat ik op de dag van Jezus Christus uw vreugde mag zijn en u de mijne! Amen.
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
Openbaring 3:20
Vandaag heeft onze barmhartige Verlosser een deur naar de vrijheid geopend, namelijk in de prediking van het Evangelie. Vrijheid voor ons om de blijde boodschap te mogen brengen. Vrijheid voor u om deze boodschap te horen.
Weinig mensen hebben dit verwacht. Hoe vaak heb ik in de afgelopen jaren bij mezelf al gezegd: ‘God heeft voor mij geen werk meer te doen. Ik zal geen kracht en gelegenheid meer overhouden om voor God te arbeiden.’ En hoe vaak hebt u bij uzelf al gezegd: ‘Wij hebben onze predikanten uit hun kansels weggezondigd. Onze ogen zullen deze leraars niet meer zien.’
Maar zie, boven verwachting is er in ons midden een wijde en, naar ik hoop, krachtige deur geopend. Moge zij voor ons zijn een deur van hoop zoals het dal van Achor voor Israël was (Hosea 2:14 ). In dit dal werden Israëls moeilijkheden voor hen een toegangspoort tot de genade, zoals ook onze moeilijkheden voor ons een toegangspoort tot de genade geworden zijn. Bovendien werd dit dal voor Israël tot een onderpand van nog overvloediger genade.
Toen wij deze genade – namelijk een geopende deur om te prediken – ontvingen, waren mijn eerste gedachten: ‘Hoe kunnen wij hiermee voor ons de meeste winst doen, zodat wij ons niet terugzondigen in slavernij?’
Toen ik hierover nadacht, leidde de Heere mij naar deze Schriftplaats: “Zie Ik sta aan de deur, en Ik klop..”. In dit gedeelte klopt dezelfde hand die voor u de deur naar de vrijheid geopend heeft, aanhoudend op de deur van uw hart om vooral Zélf binnengelaten te worden. Hij verlangt met u verenigd te worden en gemeenschap te hebben. Wat zou het droevig zijn als Hij, Die u toegang gegeven heeft tot al deze genaden, Zelf buitengesloten zou blijven! Maar wanneer de Heere u helpt om nu het hart voor Christus te openen, dan twijfel ik er niet aan of deze deur naar de vrijheid zal voor u geopend blijven. Hoeveel tegenstanders er ook zijn die hun best zullen doen om deze deur dicht te slaan (Ezech. 39:29 ). De genade die u vandaag ontvangt is vrucht van de tussenkomst van Christus bij de Vader om opnieuw een klop op de deur van uw hart te doen. Wanneer deze genade in ons vrucht draagt is het goed; zo niet: “de bijl ligt aan de wortel van de boom.” Vanuit deze overweging wens ik te spreken.
De Heere helpe u te luisteren naar wat over deze kostbare Schriftplaats gesproken zal worden: “Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
Deze woorden behoren tot de uitnemende brief die door Christus gedicteerd en door Zijn dienaar Johannes gezonden is aan de gemeente van Laodicea, de meest veruitwendigde en ontaarde van alle zeven gemeenten in Klein-Azië. Ondanks dit alles probeert de grote Medicijnmeester Zijn kunde op hen uit, zowel door de bestraffingen met de roede in vers 19, als door de overredende kracht van het Woord in vers 20: “Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; enzovoort.”
Deze tekst geeft de lokkende stem van Christus weer, vol van hemelse welsprekendheid om de harten van zondaars voor Zich te winnen. De tekst bevat twee hoofdgedachten:
Christus’ aanzoek aan het hart van de zondaar
De krachtige redenen om Zijn aanzoek aan te nemen.
Eerste hoofdgedachte: Christus’ aanzoek aan het hart van een zondaar
In dit aanzoek horen wij de plechtige oproep waarmee Hij het aanzoek begint: “Zie”. In het algemeen wordt het woordje ‘zie’ gebruikt om de aandacht te trekken of een mededeling kracht bij te zetten. In deze tekst wordt ‘zie’, zo schrijft een kundig uitlegger, gebruikt om een kennisgeving of openbare bekendmaking aan te duiden. Christus neemt hier de hoorders als getuigen van het zeer genadige aanbod dat Hij zometeen aan hun ziel zal doen. Hij wil dat dit woord hier staat als een eeuwig getuigenis voor of tegen hun zielen, om al de voorwendsels die komen hun geldigheid te ontnemen.
In het aanzoek zien wij Hem Die het aanzoek doet; dit is Christus Zelf: “Ik sta”. Ik, Die een soeverein recht op u heb. Ik, Die Mijn niet naar waarde te schatten bloed gestort heb om u te kopen. Ik zou u terecht kunnen verdoemen bij uw eerste afwijzing of tegenwerping. “Zie, Ik sta”. Dit is Hij, Die het aanzoek doet.
In dit aanzoek zien wij Zijn opstelling en daad: “Ik sta aan de deur en Ik klop”. Er is hier terecht vertaald: “Ik sta”, omdat het een blijvende handeling aanduidt. Ik heb aan de deur gestaan en sta daar nog steeds, met onvermoeibaar geduld. Ik heb tijdens Mijn omwandeling op aarde lichamelijk tussen u gestaan. En geestelijk sta Ik nog steeds (alsook mijn ambassadeurs ) aan de deur van uw verstand en aan de deur van uw geweten. De vermogens die toegang geven tot de hele ziel. Net zoals een deur toegang geeft tot een huis, geven het verstand en het geweten toegang tot de ziel.
En voor deze deur staat de Verlosser en Hij klopt. Hij doet krachtige en genadige pogingen om toegang tot het hart te krijgen en daar binnen te gaan. Het woord ‘kloppen’ betekent duidelijk en krachtig kloppen. Hij staat daar geduldig en klopt vol kracht, uitwendig door het Woord en inwendig door de overtuigingen, ontroeringen, bewegingen en worstelingen van Zijn Geest.
In dit aanzoek is duidelijk wat het doel is: het hart moet voor Hem geopend worden. Dat wil zeggen: Hem door het geloof toestemmen, ontvangen, omhelzen en hartelijk aannemen. De Heere opende het hart van Lydia (Hand. 16:14 ). Hij bewoog haar hart om te geloven. Dit houdt in dat het hart van nature voor Christus stevig vergrendeld en toegesloten is en dat niets dan Zijn kracht het kan openen.
Tweede hoofdgedachte: de krachtige redenen om Zijn verzoek aan te nemen.
Onze tweede hoofdgedachte spreekt van de krachtige redenen die Christus gebruikt om de ziel van een zondaar te bewegen Zijn aanzoek aan te nemen. De ziel die Hem opendoet en gelooft, ontvangt namelijk twee onschatbare zegeningen:
In de eerste plaats de vereniging met Hem. “Ik zal tot Hem inkomen.” Ik wil Mij verenigen met de ziel die Mij opendoet en gelooft. Hij zal op verborgen wijze met Mij één zijn en Ik met hem;
En in de tweede plaats de gemeenschap met Hem. “Ik zal met hem Avondmaal houden en hij met Mij.” Ik zal de gelovige ziel onthalen op de hemelse lekkernijen: troost, vreugden en vermaak zoals alleen gelovigen ze kunnen genieten.
En – om alles nog meer aan het hart te leggen – deze bijzondere weldaden worden door Christus aangeboden aan alle mogelijke zondaars, groot en klein, oud en jong. “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur open doen”. Dit wordt gezegd opdat geen ziel door zijn grote en vele zonden ontmoedigd zal worden om te geloven. De vuilste zondaar zal vrije genade zien triomferen over al zijn onwaardigheid, als hij erin toestemt Christus aan te nemen op Zijn genadige aanbiedingen in het Evangelie.
Preek
“Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
De tekst die we nu voor ons hebben, laat veel belangrijke en nuttige leerstellingen zien. Ze omvat in het kort de volledige kern van het Evangelie.
De leerstelling waarover wij verder zullen spreken, komt naar voren uit de plechtige en aansprekende aanhef: “Zie”. Dat wil zeggen: Élk aanbod van Christus aan de zielen van zondaren wordt in het bijzijn van getúigen vastgelegd met het oog op de dag van rekenschap en afrekening.
Met betrekking tot deze leerstelling zullen we nu stilstaan bij vijf zaken:
I. Wie zijn Gods getuigen van al de aanbiedingen van het Evangelie?
II. Wat is de inhoud van hun getuigenis?
III. Waarom legt God elk aanbod van Christus vast door middel van getuigen?
IV. Conclusies.
V. Aansporingen.
I. Wie zijn Gods getuigen van al de aanbiedingen van het Evangelie?
Christus’ dienaren door wie Hij de aanbiedingen doet, zijn niet alleen Zijn ambtsdragers voor het volk, maar ook Zijn getuigen. “Hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige.” (Hand. 26:16 ). We zien hier dat predikanten een dubbel ambt hebben: zij moeten Christus aanbieden en daarna ook een getuigenis afleggen of hun hoorders Christus wel of niet hebben aangenomen. Zij worden uitdrukkelijk Gods getuigen genoemd (Openbaring 11:6,7 ). Hun arbeid getuigt, hun lijden getuigt, hun indringende gebeden getuigen. Zelfs het stof dat zij van hun voeten afschudden bij degenen die Christus afwijzen zal tegen hen getuigen (Markus 6:11 ). Elke zucht, elke druppel zweet en de kleinste druppel bloed wordt opgeschreven in Gods boek als aantekening bij hun preken en gebeden. Al deze getuigen zullen op de grote dag worden ingebracht tegen allen die Christus afwijzen en verachten.
Het Evangelie zelf, dat u gepredikt wordt, is een getuige: “Die Mij verwerpt, en Mijn woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage.” (Joh. 12:48 ). Dit is ook de betekenis van Christus’ woorden: “En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.” (Matth. 24:14 ).
Wat een ingrijpende woorden staan hier: elke preek die u hoort, elke bestraffing, elke overreding en overtuiging is een getuige voor God om in het gericht de ziel in de verdoemenis te werpen die niet onmiddellijk ‘ja’ zegt op de roep van het Evangelie. Er zullen dan evenveel getuigen zijn als er preken zijn.
Het geweten van ieder mens is getuige voor God dat Hij hem een oprecht aanbod gedaan heeft. Zelfs de gewetens van de heidenen die nooit een Bijbel gezien hebben en die geen andere predikers hadden dan de zon, de maan en de sterren en heel de natuur, zullen getuigen zijn voor God. Van hen zegt de apostel in Romeinen 2:15: “Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook verontschuldigende.” Als er al zo’n kracht in het geweten van de heidenen gelegd werd, die slechts de wil van God konden lezen bij het zwakke maanlicht van het natuurlijke verstand, hoe veel krachtiger zal het geweten dan allen aanklagen die leven in de heldere stralen van het Evangelielicht! Hun geweten zal een snelle getuige zijn. Het zal op een dag haar stem helder in hun oren laten weergalmen. Ze zullen weten dat er een profeet onder hen geweest is (Ezech. 2:5 ). Deze ene getuige is voor God meer waard dan duizend andere getuigen.
De voorbeelden van allen die het Evangelie wel geloven en gehoorzamen zijn allemaal getuigen voor God tegen hen die deze grote zaligheid afwijzen en verachten. Elke treurende en bevende ziel is een getuige tegen al de dode, ongelovige en ongehoorzame zielen die dezelfde dienst bijwonen. Daarom staat er in 1 Korinthe 6:2: “Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen?” Zij zullen met Christus op de grote dag de wereld veroordelen door hun voorbeelden, zoals Noach de oude wereld veroordeelde. Dit zegt Christus ook van Johannes de Doper: “Want Johannes is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid, en gij hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; doch gij, zulks ziende, hebt daarna geen berouw gehad, om hem te geloven.” (Matth. 21:32 ).
Het is alsof Hij hier vraagt: ‘Wat doet u toch om uw geweten tot zwijgen te brengen en uw overtuigingen te onderdrukken, terwijl u ziet dat tollenaars en hoeren, de slechtste mannen en vrouwen, tot bekering komen, geloven en hongeren naar Christus? Hun voorbeelden zullen uw rechters zijn.’
Dit zijn allemaal Gods getuigen.
II. Wat is de inhoud van hun getuigenis?
Laat ons vervolgens aandacht geven aan de inhoud van hun getuigenis. Die is tweeledig, omdat het Evangelie een tweeledige uitwerking heeft op hen die het horen. De apostel schrijft van deze beide: “Dezen wel een reuke des doods ten dode; maar genen een reuke des levens ten leven.” (2 Kor. 2:16 ). Zij zullen dus getuigen van twee uitwerkingen.
De gehoorzaamheid en het geloof van sommigen. Dit getuigenis wordt op de grote dag van de Heere tot hun vreugde en troost ingebracht “wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag.” (2 Thess. 1:10 ). Predikanten zijn instrumenten die gebruikt worden om zielen tot een huwelijk met Christus te brengen en om te getuigen van dit huwelijk en verbond tussen Hem en hen (2 Kor. 11:2 ). Deze beide taken zijn een trouw prediker uitermate lief en aangenaam.
Er wordt ook aantekening gehouden van al de afwijzingen van, ongehoorzaamheid aan en minachting van Christus door de anderen. Zo zal Mozes de Joden aanklagen: “Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt hebt.” (Joh. 5:45 ). Dat is de verdrietigste kant van het werk van een prediker en dat doet hem meer pijn dan alle arbeid en lijden.
In deze aantekeningen wordt de tijd vermeld die men heeft doorgebracht onder de middelen van verlossing: hoeveel jaar u met een koud hart onvruchtbaar onder de bediening van Gods trouwe dienaren gezeten hebt. “Zie, ik kom nu drie jaren, zoekende vrucht op dezen vijgenboom, en vind ze niet.”(Lukas 13:7 ). Hier wordt het ‘zie’ van onze tekst gebruikt om op het grote geduld van God te wijzen. En ergens anders wordt gezegd: “Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord.” (Jer. 25:3 ). Bedenk dit toch: al de jaren en dagen die u onder het Evangelie gezeten hebt staan op de oordeelsdag in Gods gedenkboek opgetekend!
Er wordt ook melding gemaakt van alle instrumenten die God gebruikt heeft voor de bekering en zaligheid van uw ziel. Alle predikanten die werk aan u besteed hebben, zowel vaste predikanten als gastpredikanten, staan in het gedenkboek. “Ook heeft de HEERE tot u gezonden al Zijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, maar gij hebt niet gehoord, noch uw oor geneigd om te horen.” (Jer. 25:4 ). Om u tot Christus en de zaligheid te brengen, hebben zij hun gezondheid versleten, tranen vol medelijden vergoten en zijn na elkaar als kaarsen opgebrand. Alles tevergeefs.
Tenslotte staan alle oproepen, overredingen en aansporingen die zij hebben gebruikt om u te verenigen met Christus, eveneens op uw rekening. “Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; en gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt.” (Spreuken 1:24,25 ). Ook al vindt u ze waardeloos, toch hebben deze oproepen en raadgevingen zoveel waarde bij God dat Hij ze zal bewaren en zal laten meewegen in uw oordeel.
III. Waarom legt God elk aanbod van Christus vast door middel van getuigen?
Laten wij ook onderzoek doen naar de gronden en redenen waarom God zo juridisch te werk gaat. Waarom wil Hij dat de gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid van ieder mens op de bediening van het Evangelie wordt vastgelegd als een getuigenis voor of tegen hem? Daarvoor zijn twee belangrijke redenen.
God doet dit, opdat – wanneer het doel van het Evangelie bereikt is, namelijk de bekering van een ziel – die ziel en allen die voor haar het middel tot zaligheid geweest zijn, op die grote dag de juiste beloning en troost ontvangen zullen. “Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.” (2 Kor. 1:14 ). Dit zal een zaak van onuitsprekelijke vreugde zijn, zowel voor u die zulk een vertroostend getuigenis zult ontvangen, als voor hen die dit getuigenis zullen geven.
O, hoe vreugdevol zullen ijverige en getrouwe predikanten en hun gelovige en gehoorzame hoorders elkaar op die dag gelukwensen! ‘Heere, deze man was het gezegende instrument voor mijn zalige verlichting en bekering. Al had ik tienduizend leraars in Christus, ik heb toch niet veel vaders. Want door de zegen van Uw Geest op de bediening van deze man, is mijn ziel voor Christus gewonnen.’ En van de andere kant zal er gezegd worden: ‘Heere, dit zijn de zielen waaraan ik gearbeid heb alsof ik in barensnood was, tot Christus gestalte in hen kreeg.’ Het is heerlijk om met de profeet te kunnen zeggen: ‘Hier ben ik en de kinderen die Gij mij gegeven hebt.’ Zelfs die mensen die slechts zijdelings nuttig geweest zijn voor het werk dat door anderen begonnen is, zullen op die dag hun loon niet verliezen. “En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich tezamen verblijden, beiden, die zaait en die maait.” (Joh. 4:36 ).
Er worden nú aantekeningen gemaakt en getuigenissen opgenomen, opdat hiermee het rechterlijke vonnis van Jezus Christus op de jongste dag voor de hele wereld helder gemaakt zal worden. Op deze manier zal elke mond gestopt worden. Er zal niet één veroordeelde zondaar een weerwoord hebben. Christus komt immers die dag “om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen”. (Judas:15 ). Hij zal overtuigend hun schuld aantonen, zodat zij die nu zonder Christus zijn, dan zonder weerwoord zullen zijn (Matth. 22:12 ). Daarom wordt in Psalm 1 gezegd: ‘De goddelozen zullen niet bestaan in het gericht.’ (Psalm 1:5 ). Dat is geen wonder, want er zullen vele volledige en onomstotelijke getuigenissen rechtstreeks tegen hen ingebracht worden: de predikanten die tot hen gesproken hebben, het Woord dat zij gebracht hebben, hun eigen geweten en de voorbeelden van alle gelovigen zullen tegen hen getuigen.
IV. Conclusies.
1. Hieruit volgt de ontwijfelbare zekerheid van een oordeelsdag. Wat voor zin hebben aantekeningen en getuigenissen, als er geen oordeelsdag komt? Dit is een waarheid die zelfs in de gewetens van de heidenen haar stempel drukt: “Hun geweten medegetuigende.” (Rom. 2:15 ). Al die aantekeningen zijn zinloos als er geen dag van rechtspraak komt waarin zij openbaar gemaakt zullen worden. Van die dag spreekt de profeet Daniël: “Het gericht zette zich en de boeken werden geopend.” (Daniël 7:10 ). Van die dag spreken ook de Openbaringen: “En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.” (Openb. 20:12 ).
Geloof dit, vrienden. Dit is geen handig bedacht verzinsel, maar een ontzagwekkende en onfeilbare waarheid. Als het Evangelie nú een heilzame uitwerking heeft, zal het op die dag verkwikking voor onze zielen brengen (Hand. 3:19 ). Voor allen die het verwerpen brengt het echter een dag van verschrikking, toorn en ontsteltenis. “In de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.” (2 Thess. 1:7,8 ).
2. Dit is een grote aansporing voor predikanten om toegewijd en trouw te zijn. Onze taak is van ontzaglijk groot belang. Het Evangelie dat wij prediken zal voor onze hoorders leven of dood uitwerken. Als de Heere het door onze handen voorspoedig maakt, zullen wij uw getuigen zijn. Dit zal onze heerlijkheid in de hemel groter maken. “De leraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk.” (Dan. 12:3 ). Zijn we echter onwetend, lui of erop uit om mensen te behagen, dan zullen onze hoorders als snelle getuigen tegen ons komen. Hun bloed zal dan van onze handen geëist worden. Het zal een ondraaglijke verzwaring betekenen van onze ellende in de hel, als iemand die onder onze bediening gezeten heeft ons zal verwijten: ‘Wreedaard! U hebt mijn ziel in gevaar gezien, maar mij nooit trouw en openhartig behandeld. De tijd die u doorgebracht hebt met leeg en werelds gepraat had een middel kunnen zijn om mij te redden van deze plaats van pijniging.’
Laten predikanten zichzelf zien als getuigen voor God, en hun gemeente als getuigen voor of tegen hen. Laat die overweging hen zo doen studeren, preken en bidden, dat zij als Paulus voor God kunnen getuigen dat zij vrij zijn van het bloed van allen. Niemand op aarde heeft meer reden om toegewijd en trouw te zijn dan wij.
3. Wat een krachtige reden is dit om een vormelijke godsdienst uit al onze hoorders uit te zuiveren! Elke rustdag, elke preek wordt in de hemel een aantekening gemaakt: voor of tegen uw ziel! Op welke manier u dan ook de woordverkondiging bijwoont, alles wat u hoort komt in het gedenkboek. Denk niet dat u de kerk uitgaat zoals u erin gekomen bent. Het Woord zal zijn uitwerking hebben. Het zal niet zonder resultaat terugkeren, maar het doel bereiken waarvoor het gezonden wordt (Jes. 55:11 ). Gods besluiten worden door middel van het Evangelie uitgevoerd: sommige zielen zullen levend gemaakt worden, anderen zullen gedood worden door het woord van Gods mond. Het Evangelie is een rivier van het water des levens, die alles wat leeft verlevendigt en verfrist. Maar de modderige en moerassige plaatsen zullen niet genezen worden (Ezech. 47:11 ).
Hoe belangrijk is daarom de waarschuwing van onze Heere: “Ziet dan, hoe gij hoort.” (Luk. 8:18 ). Als u een dienst bijwoont, zaait u zaad voor de eeuwigheid. Dat zaad zal in de komende wereld uitspruiten. Men kan een preek en het beluisteren daarvan vanuit twee gezichtspunten bekijken: fysiek en geestelijk. Als we het alleen fysiek bezien, dan is het zo voorbij. Zo dadelijk zal ik klaar zijn met preken en u met luisteren. Toch zal deze preek eeuwigdurende consequenties hebben. Doe daarom, om Gods wil, afstand van uw vormelijke godsdienst. Zit niet langer slaperig te kijken en laat uw gedachten niet langer afzwerven. Als u naar de kerk komt, laat deze gedachten dan uw denken bepalen: het woord dat ik zo dadelijk zal horen, zal mijn ziel levend maken of doden, redden of verdoemen. Als ik er dood onder zit en onvruchtbaar vandaan kom, zal er een dag komen dat ik zal wensen dat ik nooit het gezicht van die predikant gezien, of zijn stem gehoord had.
4. Hoe vreselijk is de toestand waarin alle openlijke vijanden van het Evangelie en de Evangelie-verkondigers verkeren! Zij verwerpen en verachten de boodschap van het Evangelie in plaats van haar te omhelzen en te gehoorzamen. In plaats van het hart te openen en het Evangelie aan te nemen, openen zij hun monden om deze boodschap te belasteren, te bespotten en, als het mogelijk zou zijn, joelend de wereld uit te jagen. O, wat een gedenkboek wordt er voor zulke mensen geschreven!
Ik vrees dat er nooit een tijd geweest is, sinds dit land met de komst van het Christendom gezegend werd, waarin het dieper in deze zondeschuld verzonken heeft gelegen dan nu. Hoe worden de boodschappers van het Evangelie veracht en verworpen! Waaraan hebben we dat verdiend? Is het met ons vandaag de dag niet net als met de profeet: “Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? Want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.” (Jer. 18: 20 ). Welk een brute dwaasheid heeft zich meester gemaakt van de zielen van deze mensen!
Maar helaas, het is eigenlijk meer satan die in hen werkt, dan dat ze het zelf zijn. Het Evangelie doet deze afgunstige machtsbezitter schrikken. Zijn onderdanen lopen gevaar tegen hem in opstand te komen. Het is dan ook geen wonder dat hij tekeer gaat tegen de vrijheid van het Evangelie, zoals men tekeer gaat tegen een vijand die een koninkrijk binnenvalt.
Christus zegt tegen Zijn dienaren in dat geval het stof van hun voeten te schudden als een getuigenis tegen hen (Markus 6:11 ). Dit betekent: zoals u het stof van uw voeten schudt, zal Christus die mensen van Zich afschudden die het Evangelie verachten en Zijn boodschappers mishandelen.
5. Hieruit volgt ook dat het de heidenen minder zwaar zal vallen in de oordeelsdag, dan degenen die onbekeerd en ongehoorzaam onder het Evangelie van Christus leven en sterven. Er worden meer getuigen voorbereid en meer rapporten geschreven voor de dag van uw afrekening dan er tegen de heidenen voorbereid en geschreven kunnen worden. Zij hebben maar één talent verkwist: het licht van de natuur. Wij hebben duizenden talenten verkwist: alle gelegenheden en roepingen die we onder het Evangelie gehad hebben. Daarover zegt Christus: “En zo iemand u niet zal ontvangen, noch uw woorden horen, uitgaande uit dat huis of uit dezelve stad, schudt het stof uwer voeten af. Voorwaar zeg Ik u: Het zal den lande van Sodom en Gomorra verdraaglijker zijn in den dag des oordeels, dan dezelve stad.” (Matth. 10:14,15 ).
Dit is een ontzettende verzwaring van onze zonde en ellende! Wij zijn niet alleen verantwoordelijk voor al het licht dat wij hadden, maar ook voor het licht dat wij konden hebben in de dag van het Evangelie! Kapernaüm was tot aan de hemel verhoogd, gezegend met middelen en rijke gelegenheden (Matth. 11:23 ). Het maakte daarom ook zo’n diepe val: van de hoogte van genade in de diepte van de rampzaligheid. Hoe hoger iemand is opgetild, des te ernstiger is de schade van zijn val.
6. Uit dit alles volgt dat de oordeelsdag veel tijd in beslag moet nemen. God zal alles in het gericht brengen (Pred. 12:1 ) : niet alleen daden, maar ook woorden (Matth. 12:36 ), niet alleen woorden, maar ook de meest geheime dingen (Rom. 2:16 ).
Gaat uzelf maar na hoeveel tijd die grote dag in beslag zal nemen. Alle rapporten en verslagen die nu gemaakt worden, zullen dan geopend en voorgelezen worden. Alle getuigen voor en tegen elk mens worden dan onderzocht en gehoord. In ieder geval zal er niets in haast afgeraffeld of verwisseld worden. U hebt de tijd genomen om te zondigen, God zal de tijd nemen om te oordelen.
Bedenk hoe ontelbaar veel menigten op die dag geoordeeld moeten worden: heel het nageslacht van Adam, zo talrijk als de zandkorrels op het strand. Bedenk dan ook dat niet alleen al die personen, maar ook alles wat zij gedaan hebben in het gericht moet komen. Zelfs hun diepste gedachten, die anderen nooit te weten gekomen zijn, zullen daar geoordeeld worden. Ieders geweten moet verhoord worden, alle andere getuigen moeten volledig gehoord en onderzocht worden. Hoe lang moet deze dag van de Heere wel niet duren!
V. Aansporingen.
Dit alles willen we vooral gebruiken als aansporing. Al de aanbiedingen van Christus worden aangetekend en met getuigen vastgelegd met het oog op een dag van afrekening, opdat ieder van u onmiddellijk het genadige aanbod van Christus in het Evangelie zal omhelzen. Als u op die grote dag vrijgesproken wilt worden, wacht u dan nu voor tegenwerpingen, ja, zelfs voor uitstel. “Want indien het woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft, hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?” (Hebr. 2:2,3 ). De vraag wordt gesteld, maar niet beantwoord: “Hoe zullen wij ontvlieden?” De wijsheid van engelen en mensen kan hier geen antwoord op geven.
Om deze aansporing kracht bij te zetten, zal ik tien belangrijke overwegingen aanreiken. Moge de Heere ze onder de zegen van Zijn Geest op uw hart binden.
1. Overweeg wat een onschatbare genade het is, dat u nog binnen het bereik bent van de aangeboden genade. De genade die u vandaag aangeboden wordt, is nooit aangeboden aan de gevallen engelen. Er is voor hen nooit een Middelaar aangesteld. O, verbazingwekkende genade: die gouden vaten (gevallen engelen) zijn in het eeuwige vuur geworpen, terwijl aan zulke aarden vaten als wij zijn een veel grotere zaligheid wordt aangeboden. Groter, dan die waar zij ooit uit gevallen zijn. Ja, de genade die u is voorgesteld, wordt niet alleen aan de gevallen engelen onthouden. Ze wordt ook aan verreweg de meeste mensen die niet meer of minder zijn als u, onthouden. “Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Halleluja!” (Psalm 147:19,20 ). Terecht wordt deze genade bezongen met een blij “Halleluja”. Wat zijn er uitgestrekte gebieden in de bewoonde wereld waar de naam van Christus onbekend is! Het is een bijzondere genade dat u geboren bent in een land met Bijbels en predikanten. Hier is het net zo moeilijk voor u om het licht te ontwijken, als het voor andere mensen is om het te zien en ervan te genieten.
2. Bedenk het karakter, het belang en de waarde van de genaden die u vandaag voor niets aangeboden worden. Het zijn zonder meer genaden van de eerste rang, de meest waardevolle en noodzakelijke genaden van al Gods genaden. Christus is de voornaamste van deze genaden. In Hem worden u schuldvergeving, vrede en eeuwige zaligheid voorgesteld. Zou het niet dwaas zijn als een uitgehongerd persoon het aangeboden brood, of een veroordeelde de aangeboden gratie weigerde?
O Heere, wat zijn wij toch voor een samenraapsel van luiheid en domheid, dat wij zoveel dringende smeekbeden nodig hebben om tot het geluk te komen!
3. Bedenk wie het is die u zo genadig schuldvergeving, vrede en zaligheid aanbiedt. Het is die God, Die u zo diep gekrenkt hebt, Wiens wetten u geschonden hebt, Wiens genaden u met verachting hebt afgeslagen en Wiens rechtvaardige toorn u over uzelf hebt heengehaald. Zijn geduld kreunt onder de last van uw dagelijkse beledigingen. Hij verliest niets als u verloren gaat en heeft er geen voordeel van als u behouden wordt. Toch komen de eerste gedachten van ontferming en verlossing ongedwongen op uit Zijn genade en welbehagen. God smeekt u: “Laat u met God verzoenen.” (2 Kor. 5:20 ). De gezegende Heere Jezus, Wiens bloed door uw zonden is vergoten, biedt u nu om niet datzelfde bloed aan tot verzoening, rechtvaardiging en zaligheid, als u het maar oprecht wilt aannemen voor het te laat is.
4. Denk ernstig na over uw eigen vuilheid en het feit dat juist aan u zulke aanbiedingen van vrede en genade gedaan worden. Uw zonden hebben u, net als iedere zondaar op de wereld, op een grote afstand geplaatst van de hoop op vrijspraak. Mens, overweeg wat u geweest bent, wat u gedaan hebt, en wat een enorme berg schuld u zich op de hals hebt gehaald met een leven in de zonde. Hoe ontstellend groot is dan de genade dat u – na een dergelijk leven van opstand – vrijspraak en vrede in Christus aangeboden worden! De Heere is bereid om al uw vroegere rebellie en uw zwarte overtredingen over het hoofd te zien en een akte van vergetelheid te tekenen voor alles wat voorbij is. Hij wil dat doen, op voorwaarde dat uw hart zich nu eindelijk eens van de zonde losmaakt en dat uw wil zich in gehoorzaamheid buigt voor de grote bevelen en roepingen van het Evangelie (Jes. 55:2; 1:18 ).
5. Bedenk hoeveel aanbiedingen van genade u reeds hebt afgewezen en bedenk daarbij ook dat van elke afwijzing rapport tegen u opgemaakt wordt. Hoe lang hebt u het geduld van God reeds op de proef gesteld? Dit kan wel het laatste voorstel van genade zijn dat God aan uw ziel doet. In ieder geval zal er eens een aanbod het laatste aanbod zijn, zal er eens een overtuiging van de Heilige Geest de laatste overtuiging zijn. Daarna zal er nooit een aanbod of overtuiging meer komen. Dan is het aanbieden voorbij en wordt de laatste ontwijking of afwijzing tegen u aangetekend voor de oordeelsdag. Als dít nu eens het laatste genadige voorstel aan u blijkt te zijn om vrede met Christus te maken? En u neemt Hem niet aan. Wat een ontzettend ongelukkig bestaan zult u dan in ruil voor dit genadige voorstel ontvangen!
6. Let goed op de redelijke en genadige voorwaarden waarop God u in het Evangelie leven en schuldvergeving aanbiedt. Het Evangelie vraagt alleen maar bekering en geloof van u (Hand. 20:21 ). Vindt u het wreed wanneer een vorst die een opstandeling gratie geeft, hem vraagt op de knieën te vallen en gewillig en dankbaar zijn hand uit te steken om zijn pardon te ontvangen? Zo dient u zich te bekeren en het Evangelie te geloven.
Er wordt geen wettische voldoening van u geëist, geen herstelling van de schendingen van de wet door uw doen en lijden. Wat er slechts wordt gevraagd is het volgende: een hartelijke droefheid om begane zonden, een oprecht voornemen en pogen om de nieuwe gehoorzaamheid te betrachten en een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus. Om u aan te moedigen staat Zijn Geest klaar om alles in u te werken wat u nodig heeft. “Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.” (Spr. 1:23 ). “HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.” (Jes. 26:12 ).
7. Laat u aanmoedigen door de duizenden zondaars die al vóór u de weg van bekering en geloof tot Christus gegaan zijn. U bent niet de eerste die zijn ziel op deze weg waagt. Menigten gingen u voor. Zoveel schuld, vrees en hindernissen als zij hadden, zult u nooit kunnen hebben. Niemand van hen is teruggestuurd of tegengehouden. Zij zijn op deze weg allen gekomen tot rust en vrede voor hun vermoeide zielen (Hebr. 4:8; Hand. 13:39 ). De grootste zondaars zijn u hierin tot voorbeeld gegeven, opdat u ook in Zijn Naam zult geloven (1 Tim. 1:16 ).
Ook al komt u niet, toch zullen anderen met blijdschap Christus’ aanbiedingen aannemen. Zijn er hindernissen voor u die er voor hen niet waren? Waren hen grotere aanmoedigingen gegeven dan de aanmoedigingen die u nu krijgt van God? Nee, dat niet! En daarom zullen zij uw rechters zijn.
8. Let op de grote bedreigingen van deze kostbare tijd. Uw mogelijkheden zijn gouden momenten in de tijd, maar ze zijn vluchtig en onzeker. Veel en groot zijn de gevaren die deze mogelijkheden bedreigen. U bent geen ogenblik zeker van uw leven. Op dit moment ademt u wel steeds, maar dat zal eens ophouden.
Even onzeker als uw leven, is ook onzeker hoe lang het Evangelie aan u verkondigd wordt. God geeft ons geen andere zekerheid dan dat Hij deze verkondiging naar Zijn believen kan wegnemen. Hij zal dat zeker doen als wij er lichtzinnig mee omgaan. Het Evangelie is slechts een kandelaar, al is het wel een gouden kandelaar (Openb. 2:5 ). Zoals u weet, is een kandelaar verplaatsbaar.
Niet alleen uw leven en het middel voor uw eeuwig leven, het Evangelie, zijn onzekere zaken, ook de bewegingen en de werkingen van de Geest in uw ziel zijn onzeker. “Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.” (Fil. 2:12,13 ). Dat God nu meewerkt is voor u een grote aanmoediging om te werken. Tegelijkertijd werkt Hij vrijwillig, en naar eigen welbehagen. Niemand kan Hem tegenhouden als Hij doet wat Hem behaagt, en niet meer aan de deur van uw hart klopt. Dit zou u moeten laten werken met vreze en beven.
9. Bedenk hoe ontzettend veel zwaarder het uw zonde en ellende zal maken als u verloren gaat in het zicht van een aangeboden redmiddel. U zinkt dan in de hel langs de uitgestrekte armen van een medelijdende Verlosser, Die u bijeen heeft willen vergaderen, maar u hebt niet gewild.
Heidenen, ja, duivelen zullen u in de hel deze onverstandige en hopeloze dwaasheid verwijten. De heidenen zullen zeggen: ‘Helaas, wij hadden slechts het schemerige maanlicht van de natuur, dat ons wel de zonde deed zien, maar niet Christus, het geneesmiddel. O, als uw predikers en uw Bijbels naar ons gestuurd waren, hoe verheugd zouden wij ze ontvangen hebben!’ God zei niet zonder reden tot Ezechiel: “Zouden zij niet, zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben?” (Ezech. 3:6; Matth. 11:21 ). Zelfs de duivelen zullen u dit verwijten: ‘O, had God een Middelaar in onze natuur gezonden, wij zouden Hem nooit verworpen hebben, zoals u; maar Hij heeft de natuur van de engelen niet aangenomen.’
10. Hoe duidelijk en zeker zal uw verdoemenis op die grote dag zijn, als er zo’n wolk van getuigen tegen u zal opkomen! Hoe duidelijk zal Gods rechtvaardigheid openbaar worden! Mensen en engelen zullen van harte instemmen met uw vonnis en uw eigen geweten zal erkennen dat het rechtvaardig is. U, die nu zonder Christus bent, zult dan zonder weerwoord zijn (Matth. 22:12 ). ‘Daarom wetende de schrik des Heeren, bewegen we de mensen tot geloof.’ (2 Kor. 5:11 ). Ik beef bij de gedachte opgeroepen te worden om tegen een van uw zielen te getuigen. O, dat ik op de dag van Jezus Christus uw vreugde mag zijn en u de mijne! Amen.
Bij het lezen van de bijbel zijn twee fouten mogelijk: men neemt alles letterlijk of met vergeestelijkt alles (Blaise Pascal)
Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Goede preek, mooi evenwichtig, aansporend tot actie, om ons heil en behoud bij God te zoeken. In de lijn van de apostelen en de reformatoren.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
6. Let goed op de redelijke en genadige voorwaarden waarop God u in het Evangelie leven en schuldvergeving aanbiedt. Het Evangelie vraagt alleen maar bekering en geloof van u (Hand. 20:21 ). Vindt u het wreed wanneer een vorst die een opstandeling gratie geeft, hem vraagt op de knieën te vallen en gewillig en dankbaar zijn hand uit te steken om zijn pardon te ontvangen? Zo dient u zich te bekeren en het Evangelie te geloven.
Er wordt geen wettische voldoening van u geëist, geen herstelling van de schendingen van de wet door uw doen en lijden. Wat er slechts wordt gevraagd is het volgende: een hartelijke droefheid om begane zonden, een oprecht voornemen en pogen om de nieuwe gehoorzaamheid te betrachten en een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus. Om u aan te moedigen staat Zijn Geest klaar om alles in u te werken wat u nodig heeft. “Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.” (Spr. 1:23 ). “HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.” (Jes. 26:12 ).
Ik ben ervan overtuigd dat Dr. Steenblok dit bedoelde met voorwaardelijk.
Al ben ik het ook wel eens dat er zo appelerend niet meer gepreekt wordt!
Er wordt geen wettische voldoening van u geëist, geen herstelling van de schendingen van de wet door uw doen en lijden. Wat er slechts wordt gevraagd is het volgende: een hartelijke droefheid om begane zonden, een oprecht voornemen en pogen om de nieuwe gehoorzaamheid te betrachten en een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus. Om u aan te moedigen staat Zijn Geest klaar om alles in u te werken wat u nodig heeft. “Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.” (Spr. 1:23 ). “HEERE! Gij zult ons vrede bestellen, want Gij hebt ons ook al onze zaken uitgericht.” (Jes. 26:12 ).
Ik ben ervan overtuigd dat Dr. Steenblok dit bedoelde met voorwaardelijk.
Al ben ik het ook wel eens dat er zo appelerend niet meer gepreekt wordt!
Dit geeft toch wel wat moed dat zowel Marnix als Oude Paden met deze prediking in kunnen stemmen....
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
Nou, Ik stem wel grotendeels in. Toch heb ik wel mijn bedenkingen over deze wel wat (m.i.) ruime uitspraken:geledu schreef:Dit geeft toch wel wat moed dat zowel Marnix als Oude Paden met deze prediking in kunnen stemmen....
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
In het aanzoek zien wij Hem Die het aanzoek doet; dit is Christus Zelf: “Ik sta”. Ik, Die een soeverein recht op u heb. Ik, Die Mijn niet naar waarde te schatten bloed gestort heb om u te kopen. Ik zou u terecht kunnen verdoemen bij uw eerste afwijzing of tegenwerping. “Zie, Ik sta”. Dit is Hij, Die het aanzoek doet.
Je ziet dit meer bij Engelse en Schotse schrijvers. Ze zijn niet altijd consequent in hun uitingen. Aan de ene zijde kunnen ze erg ruim ruim. Aan de andere kant doen ze som de deur weer dicht.
Ik hoorde welleens iemand zeggen: In de preek ontnemen ze je alles. In de toepassing geven ze alles weer terug. Dit begrijp ik soms niet helemaal.
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Ben ik het wel met je eens dat de "hartelijke droefheid om begane zonden" een vrucht van de wedergeboorte is, en dus kan het nooit een voorwaarde zijn.geledu schreef:Dit geeft toch wel wat moed dat zowel Marnix als Oude Paden met deze prediking in kunnen stemmen....
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
Verder is het zo, dat er geen voorwaarden aan het verbond der genade verbonden zijn, aan welke de mens zou moeten voldoen.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Hier start de mis communicatie weer. Uiteraard is hartelijke droefheid een vrucht van de wedergeboorte, maar (ook Flavel doet dit) in de prediking wordt alleen genade toegezegd aan hen die (door de Heilige Geest daartoe gedrongen) buigen en bukken voor de hoge God in ware schuldverslagenheid. Dit moet je geen voorwaardelijk Evangelie noemen, maar wel een aanbieding van de genade van God alleen in de weg van vernedering van de mens. (zie vb. van de koning en zijn onderdaan)Bert Mulder schreef:Ben ik het wel met je eens dat de "hartelijke droefheid om begane zonden" een vrucht van de wedergeboorte is, en dus kan het nooit een voorwaarde zijn.geledu schreef:Dit geeft toch wel wat moed dat zowel Marnix als Oude Paden met deze prediking in kunnen stemmen....
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
Verder is het zo, dat er geen voorwaarden aan het verbond der genade verbonden zijn, aan welke de mens zou moeten voldoen.
Over oude paden gesproken......
De Geest van God waait tot wie Hij wil en geeft op Zijn tijd en wijze een door schuld verslagen hart. Bij de een waait de Geest uit het barre noorden, bij de ander uit het zwoele zuiden. De één wordt dus door de wet bekeerd, de ander door de lief'lijkheid van Jezus.
De Geest van God waait tot wie Hij wil en geeft op Zijn tijd en wijze een door schuld verslagen hart. Bij de een waait de Geest uit het barre noorden, bij de ander uit het zwoele zuiden. De één wordt dus door de wet bekeerd, de ander door de lief'lijkheid van Jezus.
Gelooft het evangelie en bekeert u !
Alstjeblieft, niet weer een discussie over deze zaken , dat heb ik met mijn opmerking niet bedoelt.Oude Paden schreef:Hier start de mis communicatie weer. Uiteraard is hartelijke droefheid een vrucht van de wedergeboorte, maar (ook Flavel doet dit) in de prediking wordt alleen genade toegezegd aan hen die (door de Heilige Geest daartoe gedrongen) buigen en bukken voor de hoge God in ware schuldverslagenheid. Dit moet je geen voorwaardelijk Evangelie noemen, maar wel een aanbieding van de genade van God alleen in de weg van vernedering van de mens. (zie vb. van de koning en zijn onderdaan)
Wat wel een feit is dat deze prediking in vele reformatorische kerken meer uitzondering dan regel geworden is.
In vele gemeenten zal het niet zondermeer gewaardeert worden als deze preek opeens gelezen wordt. (zeker als de naam van de prediker niet genoemd wordt)
Daar gaan we weer...Oude Paden schreef:Hier start de mis communicatie weer. Uiteraard is hartelijke droefheid een vrucht van de wedergeboorte, maar (ook Flavel doet dit) in de prediking wordt alleen genade toegezegd aan hen die (door de Heilige Geest daartoe gedrongen) buigen en bukken voor de hoge God in ware schuldverslagenheid. Dit moet je geen voorwaardelijk Evangelie noemen, maar wel een aanbieding van de genade van God alleen in de weg van vernedering van de mens. (zie vb. van de koning en zijn onderdaan)Bert Mulder schreef:Ben ik het wel met je eens dat de "hartelijke droefheid om begane zonden" een vrucht van de wedergeboorte is, en dus kan het nooit een voorwaarde zijn.geledu schreef:Dit geeft toch wel wat moed dat zowel Marnix als Oude Paden met deze prediking in kunnen stemmen....
Of Dr. Steenblok deze voorwaarde bedoelde valt nog maar te bezien.
Zoals ik het lees wordt ook in deze prediking , terecht, de "hartelijke droefheid om begane zonden" als vrucht gepredikt maar niet als voorwaarde.
Het gaat namelijk samen op met : "een hartelijk en dankbaar aannemen van uw Zaligmaker Jezus Christus."
Mocht deze prediking in deze dorre tijd maar meer onder ons gevonden worden.
Verder is het zo, dat er geen voorwaarden aan het verbond der genade verbonden zijn, aan welke de mens zou moeten voldoen.
Ik krijg het beruchte rotonde-gevoel over me

Geledu, op zich ben ik het wel met je eens hoor!geledu schreef:Alstjeblieft, niet weer een discussie over deze zaken , dat heb ik met mijn opmerking niet bedoelt.Oude Paden schreef:Hier start de mis communicatie weer. Uiteraard is hartelijke droefheid een vrucht van de wedergeboorte, maar (ook Flavel doet dit) in de prediking wordt alleen genade toegezegd aan hen die (door de Heilige Geest daartoe gedrongen) buigen en bukken voor de hoge God in ware schuldverslagenheid. Dit moet je geen voorwaardelijk Evangelie noemen, maar wel een aanbieding van de genade van God alleen in de weg van vernedering van de mens. (zie vb. van de koning en zijn onderdaan)
Wat wel een feit is dat deze prediking in vele reformatorische kerken meer uitzondering dan regel geworden is.
In vele gemeenten zal het niet zondermeer gewaardeert worden als deze preek opeens gelezen wordt. (zeker als de naam van de prediker niet genoemd wordt)
Ik hou alleen altijd het idee dat men de voorwaardelijke vorm binnen de prediking nooit begrepen WIL worden. Vaak is deze alleen maar onderwerp van afgunst, terwijl ook in zo'n appelerende preek als van Flavel dit wel voorkomt. Al zeg ik er nogmaals bij dat deze prediking weinig/niet meer voorkomt
Steenblok: Doch de Heere schenkt ogen, waar geen ogen meer zijn om te zien en ook handen om aan te nemen(!). Aan hun (de ondekte zondaar) kant worden ze totaal in de onmacht gevoerd, maar de Heere schenkt nieuwe kracht in het binnenste. Dit alles wordt gewrocht door de Heilige Geest en zo komt het ook tot aanschouwen van de Zoon.Oude Paden schreef: Ik ben ervan overtuigd dat Dr. Steenblok dit bedoelde met voorwaardelijk.
Al ben ik het ook wel eens dat er zo appelerend niet meer gepreekt wordt!
Oude Paden, zie hier de bevestiging van je vermoeden.
Maar hoe komt het nou toch dat het appél ontbreekt dat zo kenmerkend is voor oudvaders en de puriteiten, ja, zelfs voor de Bijbel dat herhaaldelijk spreekt over roepstemmen, roeping en getuigenis?
Juist hierom waren de predikers als Flavel zo appéllerend:
Vanwege de ingezonken kerkmensen die uit gewoonte in de kerkkwamen. Vanwege het geesteloze leven van de mensen.
Het is hoog tijd voor een krachtig appél. Gods Woord is één groot appél voor de wereld verloren in schuld. Laat het dan ook zo klinken! En durf dan ook dit zo te verkondigen net als Flavel: Denk ernstig na over uw eigen vuilheid en het feit dat juist aan u zulke aanbiedingen van vrede en genade gedaan worden.
Laatst gewijzigd door Klavier op 05 jan 2007, 14:04, 1 keer totaal gewijzigd.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
- Christiaan
- Berichten: 2057
- Lid geworden op: 01 sep 2006, 10:03
- Locatie: Zeeland
Daarom zegt Hij:Ontwaakt gij,die slaapt en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten.jakobmarin schreef:Volgens de redenering: waarom zou je tegen een dode zeggen: sta op? Hij hoort het toch niet, daar is eerst de werking van de Geest nodig, en dán hoort hij het wel.Klavier schreef:Maar hoe komt het nou toch dat het appél ontbreekt
Maar als je zo redeneert, is het net wiskunde.
Efeze 5 vers 14
Bij het lezen van de bijbel zijn twee fouten mogelijk: men neemt alles letterlijk of met vergeestelijkt alles (Blaise Pascal)
Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)