Als het mist, is het bij ons meestal niet zwart.Christiaan schreef:Nou Willem Hendrik is het mist Zwart!![]()
Hendrikus!

Verklaar je nader....
Ai. Je gaat hiermee wel lijnrecht in tegen de twee belangrijkste reformatoren...Bert Mulder schreef:Dat is dan zijn opinie. En daar hoef ik het natuurlijk niet eens mee te wezen, en wel op Bijbelse gronden. Lees bijvoorbeeld nergens in de Bijbel dat het Evangelie verkondigd wordt door middel van muziek.
Zal ik ten eerste dit maar aanhalen, wat ik eerder al zei:Josephus schreef:Ai. Je gaat hiermee wel lijnrecht in tegen de twee belangrijkste reformatoren... :? Trouwens, los daarvan: wat dacht je van de Psalmen? Dacht je dat ze die in de tijd van de Bijbel niet zongen? Ik zou niet durven beweren dat daar geen Evangelie in staat!Bert Mulder schreef:Dat is dan zijn opinie. En daar hoef ik het natuurlijk niet eens mee te wezen, en wel op Bijbelse gronden. Lees bijvoorbeeld nergens in de Bijbel dat het Evangelie verkondigd wordt door middel van muziek.
Lijnrecht tegen Calvijn en Luther in zeg je? Dan lees je de hervormers wel anders dan ik, of heb je misschien wat citaten die ik gemist heb? Meende ik te weten dat DE grootste impetus voor de reformatie "Sola Scriptura" was, in andere woorden, de Schrift en de prediking van de Schrift.Heb ik nooit menen te beweren dat de andere elementen van de Kerkdienst niet belangerijk waren. MIjn punt is altijd geweest dat de prediking centraal MOET staan. Omdat God dat wil, en ook zo in Zijn Woord geboden heeft. In wat betreft het zingen, als het psalmen zijn dan is dat ook inderdaad God's Woord, hoewel dat, mijns insziens, nooit de prediking kan vervangen, maar naast elkaar hoort te staan.
Ook kan van zingen gezegd worden dat het in grote mate een vorm van bidden is. Waarin we onze Heere loven en prijzen, en ook onze noden bekend maken.
6.Meaning and limits of the ministry
Moreover, as at this time there is a great dispute as to the efficacy of the ministry, some extravagantly overrating its dignity, and others erroneously maintaining, that what is peculiar to the Spirit of God is transferred to mortal man, when we suppose that ministers and teachers penetrate to the mind and heart, so as to correct the blindness of the one, and the hardness of the other; it is necessary to place this controversy on its proper footing.
The arguments on both sides will be disposed of without trouble, by distinctly attending to (1) the passages in which God, the author of preaching, connects his Spirit with it, and then promises a beneficial result; or (2), on the other hand, to the passages in which God, separating himself from external means, claims for himself alone both the commencement and the whole course of faith.
(1) The office of the second Elias was, as Malachi declares, to "turn the heart of the fathers to the children, and the heart of the children to their fathers" (Mal. 4: 6.) Christ declares that he sent the Apostles to produce fruit from his labours, (John 15: 16.) What this fruit is Peter briefly defines, when he says that we are begotten again of incorruptible seed, (1 Pet. 1: 23.) Hence Paul glories, that by means of the Gospel he had begotten the Corinthians, who were the seals of his apostleship, (1 Cor. 4: 15;) moreover, that his was not a ministry of the letter, which only sounded in the ear, but that the effectual agency of the Spirit was given to him, in order that his doctrine might not be in vain, (1 Cor. 9: 2; 2 Cor. 3: 6.) In this sense he elsewhere declares that his Gospel was not in word, but in power, (1 Thess. 1: 5.) He also affirms that the Galatians received the Spirit by the hearing of faith, (Gal. 3: 2.) In short, in several passages he not only makes himself a fellow-worker with God, but attributes to himself the province of bestowing salvation, (1 Cor. 3: 9.)
(2) All these things he certainly never uttered with the view of attributing to himself one iota apart from God, as he elsewhere briefly explains. "For this cause also thank we God without ceasing, because, when ye received the word of God which ye heard of us, ye received it not as the word of men, but (as it is in truth) the word of God, which effectually worketh also in you that believe," (1 Thess. 2: 13.) Again, in another place, "He that wrought effectually in Peter to the apostleship of the circumcision, the same was mighty in me toward the Gentiles," (Gal. 2: 8.) And that he allows no more to ministers, is obvious from other passages. "So then neither is he that planteth any thing, neither he that watereth; but God that giveth the increase," (1 Cor. 3: 7.) Again, "I laboured more abundantly than they all: yet not I, but the grace of God which was with me," (1 Cor. 15: ]0.) And it is indeed necessary to keep these sentences in view, since God, in ascribing to himself the illumination of the mind and renewal of the heart, reminds us that it is sacrilege for man to claim any part of either to himself.
Still every one who listens with docility to the ministers whom God appoints, will know by the beneficial result, that for good reason God is pleased with this method of teaching, and for good reason has laid believers under this modest yoke.
In het Lutheronderzoek is er weinig eenstemmigheid over het centrum van de leer en prediking van Luther. Dat er zo’n diversiteit aan meningen bestaat, hangt samen met de aard van Luthers prediking en theologie. Luther heeft geen theologisch systeem gegeven. En zijn prediking is zoals hij is: sprankelend en bewegelijk. Hierdoor echter is zijn theologie moeilijk in kaart te brengen. Wel is het zo dat hij in de hoofdzaken een vaste koers gevaren heeft, maar in het leggen van de accenten zijn er wel wijzigingen opgetreden al naargelang de fronten, waarop Luther vanuit het Evangelie te strijden had.
Het is zondermeer duidelijk dat bij Luther het Woord en de prediking van het Woord in het middelpunt staan. Ditzelfde kan echter niet gezegd worden van de Heilige Geest. Luther spreekt niet zoveel over de Heilige Geest. Hij heeft het veel meer over Christus en de belofte van het Evangelie. Toch: al is het zo, dat Luther de Heilige Geest niet zo vaak uitdrukkelijk noemt, het werk van de Geest is het zuurdeeg, dat al zijn preken doortrekt.
Luther laat zich verschillend uit over de betekenis van het zogenaamde uitwendige Woord. Hij kan er negatief over zijn, omdat hij daarin het wettische karakter van een geloof ziet, dat niet werkelijk leeft. Zo’n geloof is in feite een dood geloof, dat niet ontspringt aan de levende God. Aan de andere kant heeft het uitwendige Woord voor Luther een grote waarde, omdat het aanwijst, dat het heil, dat God openbaart en schenkt, niet vanuit ons opkomt, niet door ons is bedacht, maar dat het buiten ons, van God komt. Dat het Woord zoals het er ligt, in de Schriften, voor ons de boodschap van heil bevat, betekent, dat het heil buiten ons ligt in God zelf.
In zijn strijd tegen de dopers, die de Schrift en het Woord als iets uitwendigs zagen, en de Geest min of meer los van het Woord alle nadruk gaven, wijst Luther sterk op de geestelijkheid van het Woord zelf. Dat het Woord er is, is het werk van de Geest. Daarom is het Woord zelf ook vol van de aanwezigheid en de kracht van de Geest. Juist daarom moeten wij ons aan dit Woord onderwerpen, ons er door laten leiden en ons hele leven erdoor te laten bestempelen. Als Luther het over het Woord heeft, denkt hij vooral aan de prediking van het Woord. Het Woord is ervoor om verkondigd te worden. Daarin gaat Luther zelfs zover dat hij een duidelijke voorkeur heeft voor het horen van het Woord boven het lezen van het Woord.
Woord en Geest zijn bij Luther nauw met elkaar verbonden. Woord en Geest schijnen geheel met elkaar samen te vallen. Dit zou betekenen dat waar dit Woord gepredikt wordt, zonder meer de Geest werkzaam is. Luther laat zien dat Woord en Geest beide uiterst nauw met elkaar verbonden zijn. Maar nooit wordt deze verbinding een zonder meer samenvallen van beide, waardoor een zeker automatisme zou kunnen ontstaan en het eigene van de Geest geheel zou wegvallen. Bij Luther moeten wij dus wel onderscheid tussen Woord en Geest blijven zien, waarin vooral naar voren komt dat het Woord alleen geloof vindt bij de mens, wanneer het door de Geest in het hart wordt gebracht.
Dit laatste heeft bij Luther een diepere theologische achtergrond. Bewust heeft Luther zich willen stellen in de katholieke leertraditie van de Kerk der eeuwen, ook op het punt van de belijdenis aangaande de Godheid van de Heilige Geest. Niet alleen de Vader en de Zoon, maar ook de Heilige Geest is God zelf in eigen persoon. Deze God is soeverein, die zich niet laat binden dan aan zichzelf alleen. Dat betekent in de relatie tot het Woord, dat dit Woord, omdat het Woord van God is, en dus ook van God de Heilige Geest, een betrouwbaar Woord is. Wij kunnen erop aan in leven en in sterven omdat wij op God Zelf aan kunnen. Maar tegelijkertijd kunnen wij God, en dus ook de Heilige Geest niet opsluiten in zijn Woord. Daarom wordt het Woord Gods nooit een magisch woord. Geen woord, dat parallel met de werking van de sacramenten volgens de Roomse sacramentsleer ex opere operato werkt, zonder meer vanuit zichzelf werkt. God is en blijft soeverein. Dat betekend inhoudelijk, dat het Woord alleen heilbrengend is, wanneer het geloofd wordt. Het is krachteloos als het op ongeloof stuit. Het kan op die manier zelfs verharding uitwerken. Niet iedereen heeft het geloof. Daarbij draagt de mens, in het bijzonder die mens, die het Woord hoort, de volle verantwoording. Maar tegelijk is ook waar, dat dit geloof het werk is van de Heilige Geest. En zo is de Geest de uitvoerder van het welbehagen van God. Met andere woorden: op de achtergrond staat hier ook Gods verkiezing. In zijn confrontatie met Erasmus komt de verkiezing sterkt op de voorgrond te staan. Maar over het algemeen staat de verkiezing bij Luther op de achtergrond maar blijft wel degelijk aanwezig.
In zijn strijd tegen Rome kon Luther niet lang genoeg hameren op de alleenwerkzaamheid van God. Er bestaat een oneindig verschil tussen, wanneer wij zelf Christus voor ons veroveren, of dat wij door Christus Zelf worden overwonnen en tot Hem worden geleid door de Geest. Het persoonlijk delen in de genade is Gods werk, werk van Christus door de Geest. In Rome kende men ook waarde toe aan het historische geloof. Het was volgens Rome een geloof dat binnen de mogelijkheden van de mens lag. Men kon het met eigen inzet en belangstelling verkrijgen. Daarbij zag Rome er ook een voorbereiding op het zaligmakende geloof in. Luther ziet echter geen verbinding tussen het historische en rechtvaardigende geloof, maar veeleer een tegenstelling. Het eerste komt uit de mens op en is ten diepste eigen gerechtigheid, en dat betekent vijandschap tegen God. Het tweede komt van God en wordt gewerkt door de Heilige Geest. En alleen wat van God zelf komt, kan voor God bestaan.
In zijn felle strijd tegen Rome liet Luther zich soms in krasse bewoordingen uit over bepaalde zaken. In zijn verhandeling van de Galatenbrief schreef hij dat de paus op zijn best een naaste medewerken van de duivel is. Luther moet soms genuanceerd worden, of beter gezegd in zijn tijd geplaatst worden. Belijden wij niet net als Luther dat de Heilige Geest het Woord overwinnend binnen doet komen in ons leven? De Geest brengt het Woord in het hart, doordat de Geest het geloof in het Woord Gods in ons wekt. Zo werkt de Geest als het ware van binnen en van buiten. In de verkondiging van het Woord is de Geest werkzaam, maar inwendig in het hart, zodat het verkondigde Woord het hart binnenkomt en vervult en anderzijds de mens, die het Woord hoort (of leest) het toevalt en spreekt: dat is zeker waar, al zou ik honderd doden moeten sterven. Ik denk dat de idee van Luther over de verhouding tussen Woord en Geest geen enkele nuancering behoeft. Geloven is volgens Luther geloven in Christus. Dat maakt het geloof tot een zaligmakend geloof. Daaruit blijkt ook, dat het gaat om het werk van de Geest, want die doet niet anders dan Christus centraal stellen in ons leven.
Amicaliter,
Pieter Stolk
Bert Mulder schreef:Enkele citaten over Calvijn en Instrumentale muziek in de godsdienstoefening:
(van deze site) http://www.piney.com/MuJohnCalvin.html
Instrumental Music in Public Worship: The Views of John Calvin
Instrumental Music in Worship is "exhibiting a silly delight in that worship of the Old Testament which was figurative and terminated with the gospel."
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
.......................................................................................................
...........................enz.
Klopt, veel Psalmen zijn bijvoorbeeld gebeden. Verder maak je een onnodige tegenstelling. De prediking moet niet centraal staan in de eredienst. het zingen ook niet. God moet centraal staan. Hij staat centraal bij zowel de preek als bij het zingen en (aan)bidden en allen zijn belangrijke aspecten van de eredienst die Bijbels zijn en niet weg te laten. Een gradatie gaan maken in wat belangrijker en minder belangrijk is zijn totaal niet zinnig. God wil ons wat leren door de preek en God wil door ons aanbeden worden door liederen en gebed. Beiden zijn even belangrijk, het een kan niet eens zonder het ander. Het gaat om communicatie met God. Luisteren naar wat Hij te zeggen heeft in de preek, maar ook praten met Hem, communcieren, je dank naar Hem uitspreken en uitzingen. Valt een van beiden weg, dan krijg je eenzijdige communicatie en dat is niet de bedoeling. Een relatie met God hebben is tweerichtingsverkeerd, van God naar jou, en dan ook van jou naar God. Dat is net zo belangrijk. Of denk je dat een Vader het belangrijker vindt om tegen zijn kinderen dingen te zeggen, dan dat Hij het zou vinden om naar zijn kinderen te luisteren?Bert Mulder schreef:Heb ik nooit menen te beweren dat de andere elementen van de Kerkdienst niet belangerijk waren. MIjn punt is altijd geweest dat de prediking centraal MOET staan. Omdat God dat wil, en ook zo in Zijn Woord geboden heeft. In wat betreft het zingen, als het psalmen zijn dan is dat ook inderdaad God's Woord, hoewel dat, mijns insziens, nooit de prediking kan vervangen, maar naast elkaar hoort te staan.
Ook kan van zingen gezegd worden dat het in grote mate een vorm van bidden is. Waarin we onze Heere loven en prijzen, en ook onze noden bekend maken.
Ik lees nergens in de Bijbel dat preken belangrijker zijn dan zingen en bidden. En de Bijbel staat vol met voorbeelden van muziek waarin de boodschap van het evangelie zit. En zingen heeft meer functies dan het brengen van een boodschap. God kan door muziek en liedteksten mensen raken, maar in de eerste plaats is zingen bedoeld om God te eren.Dat is dan zijn opinie. En daar hoef ik het natuurlijk niet eens mee te wezen, en wel op Bijbelse gronden. Lees bijvoorbeeld nergens in de Bijbel dat het Evangelie verkondigd wordt door middel van muziek.
Mee eens. Muziek wordt toch wel erg vaak als verloren tijd gezien of als pauzemoment binnen de preek.Marnix schreef:De prediking moet niet centraal staan in de eredienst. het zingen ook niet. God moet centraal staan. Hij staat centraal bij zowel de preek als bij het zingen en (aan)bidden en allen zijn belangrijke aspecten van de eredienst die Bijbels zijn en niet weg te laten.
Ja... want IK heb er niet zoveel aan. Beetje passief... God laten spreken, maar het niet boeiend vinden om wat terug te zeggen.wim schreef:Mee eens. Muziek wordt toch wel erg vaak als verloren tijd gezien of als pauzemoment binnen de preek.Marnix schreef:De prediking moet niet centraal staan in de eredienst. het zingen ook niet. God moet centraal staan. Hij staat centraal bij zowel de preek als bij het zingen en (aan)bidden en allen zijn belangrijke aspecten van de eredienst die Bijbels zijn en niet weg te laten.
:mrgreen: :mrgreen:Hendrikus schreef:Laat ons nu zingen, ter verpozing van de gewijde aandacht, uit den honderdnegentienden psallem en daarvan het zevenentachtigste vars. Wij herzeggen u....wim schreef:Mee eens. Muziek wordt toch wel erg vaak als verloren tijd gezien of als pauzemoment binnen de preek.