Nahum

Plaats reactie
Gebruikersavatar
Christiaan
Berichten: 2057
Lid geworden op: 01 sep 2006, 10:03
Locatie: Zeeland

Nahum

Bericht door Christiaan »

Beste mede forummers. Volgens mij is de profeet Nahum, erg onbekend. Binnenkort gaan we op onze huisbijbelkring er over hebben.
Nou is mij vraag kunt u/jij mij helpen aan verklaring of informatie over het boek Nahum?
Naast die van Ds. Westerinck en Wikipedia.
Bij het lezen van de bijbel zijn twee fouten mogelijk: men neemt alles letterlijk of met vergeestelijkt alles (Blaise Pascal)

Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Gebruikersavatar
Josephus
Berichten: 2935
Lid geworden op: 04 dec 2006, 16:28
Locatie: Randstad

Bericht door Josephus »

Ik wantrouw iedereen die een theologie heeft. Ware theologie ademt en loopt. (Willem Barnard)
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Re: Nahum

Bericht door Zonderling »

Christiaan schreef:Beste mede forummers. Volgens mij is de profeet Nahum, erg onbekend. Binnenkort gaan we op onze huisbijbelkring er over hebben.
Nou is mij vraag kunt u/jij mij helpen aan verklaring of informatie over het boek Nahum?
Naast die van Ds. Westerinck en Wikipedia.
Neem tweedehands een deeltje van de Korte Verklaring der Heilige Schrift (Kleine Profeten.)
Winkelprijs 4-5 euro voor zo'n deeltje.
Bij theologische antiquariaten meestal op voorraad verkrijgbaar. B.v. antiquariaat Den Hertog, Houten.
Gebruikersavatar
Christiaan
Berichten: 2057
Lid geworden op: 01 sep 2006, 10:03
Locatie: Zeeland

Bericht door Christiaan »

We zijn ondertussen begonnen met de bestudering van het bijbelboek Nahum. Iemand nog aanbevelingen waar ik er iets meer over kan vinden?
Of commentaar of verklaring?
Bij het lezen van de bijbel zijn twee fouten mogelijk: men neemt alles letterlijk of met vergeestelijkt alles (Blaise Pascal)

Wij zijn bedelaars, dat is waar. (Dr. Maarten Luther)
Een
Berichten: 90
Lid geworden op: 23 jun 2006, 08:42

met dank aan de Grace Institute for Biblical Leadership...

Bericht door Een »

The Background of Nahum

Based on internal evidence, it appears Nahum was written after the fall of Israel in 722 BC but before the fall of Ninevah in 612. It is very likely, based upon the description of the relationship between Assyria and Judah, that Nahum prophesied in the ea rly reign of King Josiah. Assyria was in the last days of its great power. They still controlled most of the Middle East. However, Babylon, Persia, and Egypt were all expanding in strength.
Nahum’s Description of the LORD (1:2-8)

Nahum begins his “burden” against Ninevah with 7 verses describing the God:

* Jealous (v. 2)
* Avenging (v.2)
* Slow to anger (v. 3)
* Great in Power (v. 3)
* Judges (v.3)
* Controls nature for His purposes (v. 3-5)
* Having anger, fury and indignation (v. 6)
* Good (v. 7)
* A stronghold (v. 7)

While these characteristics may seem to be contradictory, when you examine to whom each of these traits are revealed, they are not contradictory but complimentary. For example, in verses 2-3 that God’s jealous, avenging side is revealed to His adversaries and the wicked. Yet, in verse 7, his goodness and strength are revealed to those that know and trust Him.

To those who are proud and evil, God maybe slow to anger, but his righteousness will demand punishment. To those who are humble and trusting in Him, He is good and provides comfort and refuge.
The Purpose of Nahum (Chapter 1:9-15)

This dichotomy continues in verses 9-15, as Nahum records God’s word to two distinct audiences. The message changes as the audience changes.
Verses Audience Message
1:9-11 Ninevah Your evil plots will not succeed. You will be devoured.
1:12-13 Judah I will release you from your bondage.
1:14 Ninevah I will destroy you, your gods, and your idols.
1:15 Judah Be faithful, for I will deliver you.

The two audiences of this chapter force the question: for whom is the message of Nahum intended. Did Nahum actually prophecy to Ninevah, like Jonah, in order to give the Assyrians a chance to repent? Or were these prophecies intended for Judah, to encoura ge them to trust in the faithfulness of God?

When following the unified flow of the book, it appears more likely that Nahum presented these prophecies to Judah rather than directly to the Assyrians. First, while a Judean audience would be interested in both the destruction of Ninevah and the deliver ance of Judah, the message of deliverance for Judah would have little relevance to Ninevite ears. Furthermore, the prediction of destruction does not include a call for repentance as is normal in the prophetic model. In fact, the only call for action is p resented to Judah in 1:15, where the LORD commands “O Judah, keep your appointed feasts, perform your vows.”

The purpose of the book is to encourage the faithful that God will deliver them and that vengeance belongs to the LORD. It reminds Judah that in the end, Assyria will pay for their evil, and that God will rescue those that trust and know Him.
The Style of Nahum (Chapters 2-3)
The Style of Nahum
Descriptive Style

Nahum spends the next two chapters illustrating in great detail how Ninevah will be destroyed. The language he uses is extremely specific and descriptive:

(Nahum 2:3-4 NKJV) “The shields of his mighty men are made red, The valiant men are in scarlet. The chariots come with flaming torches in the day of preparation, and the spears are brandished. The chariots rage in the streets. They jostle one another in t he broad roads; They seem like torches, they run like lightening.”

(Nahum 3:2-3) “The noise of the whip and the noise of rattling wheels, of galloping horses, of clattering chariots! Horsemen charge with bright sword and glittering spear. There is a multitude of slain, a great number of bodies, countless corpses- They st umble over the corpses-”

Nahum’s poetry is masterful in its style and writing. You can see and hear exactly what the fall is going to be like. This detailed description is more than just good literature. Nahum description is evidence that these words truly are from God. For these details are fulfilled in great detail.
Conclusion

In all Jonah, Obadiah, and Nahum, we see a unified theme of the way God wants us to deal with our enemies. Jonah taught us how not to respond, and demonstrated that God may want to use us to reach our enemies, and that God loves our enemies just as much a s He loves us. Obadiah condemned Edom for not helping their enemies (Judah) when they were in dire need. Nahum taught Judah to trust the LORD for vengeance, and that the wicked will be punished in the end.
Gebruikersavatar
Unionist
Berichten: 5738
Lid geworden op: 22 mei 2004, 16:13

Bericht door Unionist »

Ds. J.W. van Estrik is in de HHK van Papendrecht bezig met Bijbellezingen over Nahum. Misschien kun je de bandjes opvragen?
Dies
Berichten: 100
Lid geworden op: 21 nov 2006, 21:37
Locatie: Breukelen

Bericht door Dies »

Christiaan,

Nahum is niet zo'n groot boek. Zijn jullie op de kring er nog mee bezig? Ik heb jaren geleden wel eens een bijbelstudie gegeven over Nahum. Ik heb alles nog op schijf staan. Dus als je er behoefte aan heb...
Dies
Berichten: 100
Lid geworden op: 21 nov 2006, 21:37
Locatie: Breukelen

Bericht door Dies »

Nahum / Bijbelstudie (posting 1)

Inleiding: achtergronden

Ninevé
Het eerste bijbelse bericht over Ninevé treffen we aan in Genesis 1: 8-12. Nimrod, de eerste machthebber op de aarde was de stichter van deze stad. Onder zijn bewind verrezen Ninevé, Rehoboth Ir (Ribit Nina) en Kalach en Resen. (De statenvertaling vermeldt Ir ten onrechte als afzonderlijke stad. De naam Rehoboth Ir betekent echter: "voorplein der stad".) De genoemde steden vormden een een-heid, zodat we zouden kunnen spreken van een stedenaglomeratie. Ten tijde van Nimrod waren er meer van deze stadstaten: Sodom. Gomorrah, Adama, Tseboïm en Zoar lijken ook zo’n eenheid te hebben gevormd.
De berichtgeving in de profetie van Jona heeft ongetwijfeld betrekking op de aglomeratie Ninevé, omdat een afstand van drie dagreizen, die Jona aflegde, geen betrekking kan hebben op het eigenlijke Ninevé, de residentie: Jona heeft, de gehele aglomeratie doorkruisd, toen hij tegen de stad profeteerde.
Verklaarders menen dat Nahum blijkens 2:2, 6; 3:14 de stad in engere zin op het oog zou hebben. Inderdaad kan de wijze van vernietiging van de stad, zoals we later zullen merken uitsluitend betrekking hebben op de residentie. 3:14 kan daarom terecht worden opgevat als een bevestiging daarvan.

Nahum
In het Oude Testament komt de naam verder niet voor. Wel maakt Neh 7:7 melding van een Nahum, maar de spelling van deze naam is onzeker omdat Ezra 2:2 blijkbaar dezelfde persoon vermeldt als "Rahum".
Buiten het O.T. treffen we dezelfde naam aan in het geslachtsregister van Jezus (Lucas 3:25) en in IV Ezra 1:40,

En nu, broeder, aanschouw deze heerlijkheid; en zie het volk dat van de opgang komt. Aan hetwelk ik tot leidslieden zal geven Abraham, Izaäk en Jacob, en Hosea, en Amos, en Micha, en Joël, en Obadja, en Jona, En Nahum, en Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia, en Maleachi, die "boodschapper van de Here" genoemd wordt (IV Ezra 1:38-40).

waar de profeet wordt vermeld onder de vaderen, die de leidslieden zullen zijn van het geslacht dat het rijk Gods zal beërven (vgl Mal 4:6). De betekenis van de naam van de profeet is "troostrijk" of "vertroostend". Deze betekenis sluit treffend aan op de inhoud van zijn Godsspraak. Het lot van Ninevé is onafwendbaar en totaal: "zonder troost" volgens 3:7. Voor Israël is het gebeuren troostrijk: Ninevé krijgt nu haar loon, want over wie is haar boosheid niet gedurig heengegaan?! (3:19).
Omdat de naam van de profeet zo sterk aansluit op de inhoud van zijn geschrift is wel verondersteld dat deze naam later aan de profeet is gegeven. Hiermee wordt echter ontkend dat ook de naamgeving onder Goddelijke leiding staat. Zijn ouders zouden deze naam bedoeld kunnen hebben als bede of vrome wens; achteraf is het een zeer juiste profetie gebleken.

De Elkosiet
Elkosiet kan volgens sommigen betrekking hebben op Nahum's afstamming. Het zou dan betekenen "zoon van Elkos" of "uit het geslacht van Elkos". Deze opvatting berust op de Targum Jonathan: (Mebajit Qoshi = van het huis van Cushi). Deze opvatting is echter in het algemeen prijsgegeven, omdat er anders gestaan zou hebben: "Beni Elkos" = de zoon van Elkos" . Wat hier staat is gelijk aan de aanduiding van de afkomst van de profeet Micha: "de Morastiet", waarmee zonder meer zijn geboorteplaats wordt bedoeld. Van Nahums vader wordt nergens melding gemaakt, wel bestaan er drie verschillende lokaties die van toepassing kunnen zijn op het dorp Elkos.

1: Een dorp ten N.-O. van Ramah in het stamgebied van Naphtali. De naam van dit dorp: Kaphernaum zou betekenen: "dorp van Nahum". Er bestaat in de geschiedenis echter geen enkel aanknopingspunt om dit te bevestigen. Dit plaatsje ligt in Galilea, en getuige de stellige uitspraak van de farizeeën ten overstaan van Nicodemus is er in Galilea geen profeet opgestaan.
Ten onrechte gebruikt C.J. Goslinga, die een proefschrift over Nahum schreef, dit als argument tegen deze afkomst van Nahum. Historisch was deze uitspraak namelijk niet juist, omdat volgens II Kon 14:25 de profeet Jona afkomstig was uit Gath-Hefer in het stamgebied van Zebulon, dus uit Galilea.

2: In Judea in de nabijheid van Beth-Abara, in het overjordaanse.
In het vervolg zal ik aantonen dat dit de minst waarschijnlijke mogelijkheid is, en dat heel veel pleit voor de derde te noemen lokatie betreffende Nahums afkomst en woonplaats.

3: Twee dagreizen noordelijk van Ninevé aan de oostelijke oever van de Tigris, waar volgens een zestiende eeuwse monnik het graf van Nahum nog te vinden is in een dorp met de naam Alkus. Dit Alkus zou dezelfde plaats zijn als het Elkos van Nahum 1:1. Het graf van Nahum wordt door zowel christenen als moslims als een heilige plaats vereerd. Vooral de Nestorianen schijnen de Assyrische Nahumtraditie hoog gehouden te hebben. De zogenoemde assyrische christenen in het huidige Irak behoren tot deze Nestoriaanse traditie.

Nu draagt het grafmonument volgens archeologen niet de kenmerken van hoge ouderdom. Dit zegt echter niets over het waarheidsgehalte van de Nestoriaanse Nahumtraditie. Vele graven, waaraan namen verbonden zijn van bekende bijbelse personen zijn nu eenmaal niet authentiek. Het graf van Nahum kan geen bewijs vormen maar is in dit bestek ook helemaal niet belangrijk.
De val van Ninevé was voor de bevolking van Juda en Jeruzalem een bevestiging van hun zelfgenoegzaamheid. Daarom sprak God tot Jeremia: "Ik stel u heden aan over volken en koninkrijken om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten, om te bouwen en te planten".

Op dezelfde wijze Zefanja: "Volkomen zal ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des Heren. Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des hemels, en de vissen der zee, en de struikelblokken met de goddelozen; ja Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des Heren". De profeten Jeremia en Zefanja verkondigden in tegenstelling tot Nahum het oordeel van God over het volk, nota bene in een tijd van reformatie onder koning Josia. Valse gerustheid werd door Jeremia aan de kaak gesteld met de woorden: "Uit het noorden zal het onheil losbreken over alle inwonders van het land!". Daarentegen sprak Nahum: "Maar nu zal Ik zijn juk van u breken, en zal uw banden verscheuren" (1:13). Toch predikte Nahum geen valse gerustheid. Nahum schetst dan wel een optimistisch toekomstbeeld, zijn woorden gaan ook gepaard met een waarschuwing, die verbonden is met de woorden: "Hij kent hen, die bij Hem schuilen" (1:7b). Daarmee geeft hij een beperking aan. Nahum predikt geen nationalisme. Dat zijn gestrengheid niet zo duideljk uitkwam als bij Jeremia en Zefanja kan wel verklaard worden als hij inderdaad ver weg in het noorden, twee dagreizen van Ninevé verwijderd in het Assyrische Alkus woonde. Deze afstand van Ninevé was betrekkelijk gering. De aglomeratie Ninevé was drie dagreizen groot (Jona 3:3) .

Nahum was vermoedelijk een nazaat van de ballingen van het tienstammenrijk, ongeveer een eeuw na de wegvoering van de bevolking van het noordelijke rijk naar door Assyrië. De deportatie vond niet plaats naar het eigenlijke Assyrië, maar naar Halah en Habor aan de rivier Gozan, ver van Ninevé (II Kon 17:6). Nadien heeft het overschot van de tien stammen zich over de toenmalige bewoonde wereld verspreid. Kennelijk is Nahum uitein-delijk in de buurt van Ninevé gaan wonen, in de welvardende stad Alkus, aan het begin van onze eeuw is deze stad bij een inval van de Koerden verwoest.
Deze opvatting heb ik ontleend aan D.J. Baarslag, bijbelse geschiedenis in het licht van de historie van het oosten, pag 35-40. Andere uitleggers, zoals C.J. Goslinga verwerpen deze opvatting echter. De daarbij gebruikte argumentatie is echter zwak, omdat men zich bijna uitsluitend beroept op de vele legenden in het oude oosten over graven van historische personen, zoals in de stad Alkus mbt Nahum. Deze legende maakt echter op geen enkele wijze deeluit van de onderbouwing van deze opvatting.

De tekst van het boek: de stijl
Over de stijl van hoofdstuk 1 is veel te doen geweest. Verschillende belangrijke uitleggers hebben in de eerste negen verzen een alfabetisch gedicht ontdekt.
Er is enige inspanning nodig om de gedachtengang van deze hebreeuwse taalgeleerden te volgen. De structuur van het geschreven Hebreeuws was in de dagen van Nahum anders dan nu. Na enige reconstructie van de genoemde verzen komt men tot de conclusie dat de letters "-= alef" tot "-= mem" als beginletters voorkomen in een achttal strofen van twee regels, met uitzondering van de tweede regel van strofe 1 en strofe 8. bovendien komt alef tweemaal voor in strofe 1. Weer een andere geleerde ontdekte bovendien in de verzen 1:10- 2:3 de overige letters van het alfabet en kwam zodoende tot een volledige alfabetische psalm van 23 metrische verzen na een grondige restauratie van de tekst.
In ieder geval is duidelijk dat de eerste negen verzen autentiek alfabetisch gerangschikt zijn. Min of meer dezelfde stijlvorm kennen we uit Psalm 25, 34, 111, 112, 119, 145, Spr 31:10-31, en verschillende passages in Psalmen en Klaagliederen.
Deze gedwongen vorm kan uiteraard in vertalingen niet worden nagevolgd. Men meent dat de volgorde van gedachten in hoofdstuk 1 ten gevolge van deze stijlvorm door elkaar loopt. De beeldrijke taal van hoofdstuk 1 verleent aan deze profetie het karakter van een raadselspreuk. Bovendien wisselt in het tweede gedeelte de adressering van een uitspraak enkele malen onaangekondigd. De beelden die Nahum hanteert zijn evenwel niet uniek in het Oude Testament. Het verwelken van het groen van de Libanon, waarvan hij spreekt vertoont sterke overeenkomst met Jer 31, waar Assur als waarschuwend voorbeeld geldt voor Egypte.
Laatst gewijzigd door Dies op 15 mar 2007, 22:41, 1 keer totaal gewijzigd.
Dies
Berichten: 100
Lid geworden op: 21 nov 2006, 21:37
Locatie: Breukelen

Bericht door Dies »

Nahum bijbelstudie (posting 2)

Nahum 1
Aankondiging van de verwoesting van Ninevé

1. Godsspraak tegen Ninevé.
Boek der openbaring van Nahum den Elkosiet

2. Een jaloers en wrekend God is Jahweh,
Een wreker is Jahweh en vol van toorngloed;
Een wreker is Jahweh voor zijn tegenpartijders
en grimmig is Hij tegen Zijn vijanden.

3. Jahweh is lankmoedig en groot van kracht
en gewis: Jahweh laat niet ongestraft.
Tegen de geduchte uitbarstingen van Jahweh's toorn
is geen schepsel bestand,
In wervelwind en storm is Zijn weg
en de wolken zijn het stof Zijner voeten.

4. Hij bestraft de zee en maakt haar droog
en alle stromen doet Hij opdrogen
Verdorren moeten Basan en Karmel
en het gewas van de Libanon verwelkt.

5. Bergen sidderen voor Hem
en heuvelen versmelten,
en de aarde springt op voor Zijn aangezicht
en de wereld en allen, die erop wonen.

6. Wie is bestand tegen Zijn grimmigheid?
en wie zal staande blijven in de hitte Zijns toorns?
Zijn toorn stroomt neder als vuur
zodat de rotsen voor Hem ineenstorten.

7. Goed is Jahweh voor degenen die op Hem hopen
Een schuilplaats in de dag der benauwdheid,
Hij kent ze, die in Hem hun toevlucht zoeken.
8. Maar met een voortrollende stroom
zal hij verdelging brengen over haren zetel
En Zijn vijanden jaagt Hij de duisternis in

9. Wat denkt gijlieden van Jahweh?
Verdelging brengt Hij teweeg:
Geen tweemaal verheft zich de benauwdheid.

10.Want - zijn ze ook als doornen dooreengevlochten
en overeenkomstig hun drinkgewoonten doordrenkt -
verteerd worden zij volkomen, als het droge stro.
11.Van u is uitgegaan één die kwaad beraamde tegen Jahweh,
een bedenker van goddeloosheid.

12.Aldus spreekt Jahweh:
al zijn zij in volle kracht en groot in aantal,
toch zullen zij alzo weggemaaid worden en vergaan.
Heb ik u vernederd, ik zal u niet meer vernederen,
13.Maar nu zal zijn over u uitgestreken scepter verbreken,
en uw banden zal Ik verscheuren.
14.Doch tegen u verordineert Jahweh:
niet meer zal er gezaaid worden van uw naam,
uit het huis uwer goden zal ik verdelgen
de gesneden en gegoten beelden,
ik zal uw graf bereiden, want gij zijt te licht bevonden.

(vertaling)
1:1 In vers 1 wordt zowel het woorden "Godsspraak" als "gezicht" gebezigd. Het eerste woord wordt ook vaak vertaald met "de last van" (SV, King James Version: "burden"). Dit is een staande uitrukking voor elke verkondiging die voortvloeit uit het schouwen in gezicht en profetie. Het woord Godsspraak in de NBG-vertaling geeft inderdaad deze betekenis weer.
De uitdrukking komt op verschillende plaatsen in de profetie van Jesaja voor. Waar het gebruikt wordt voor de naam van een stad of land heeft het steeds dreigend van toon en inhoud: Jes 13:1, 15:1, 17:1, 19:1, 21:1, 11, 22:1, 23:1, 30:6, Nah 1:1.
Tot tien malen toe kondigt deze uitdrukking onheil aan. Nergens komt deze uitdrukking voor boven een heilsprofetie. Het geldt hier een uitspraak van God, die als allerhoogste Rechter, het vonnis uitspreekt over volken. In de tweede aanhef: wordt deze Godsspraak aangeduid als: "Sefer chazon = boek van de openbaring". Zij heet "sefer" als geschreven oorkonde terwijl "chazon" te kennen geeft dat het aan goddelijke openbaring te danken is. Het woord wordt zowel gebruikt voor visionaire openbaring (Daniël 8:1), maar ook voor woord-openbaringen (Ps 89:20, Jes 1:1, Ob 1:1, Hab 2:2). Deze genuanceerde betekenis houdt in dat de vertaling "boek van de openbaring" (vgl Openb 1:1) boven "boek van het gezicht" voor de hand ligt.

(uitleg)
Duidelijk adresseerde de profeet Nahum zijn godsspraak aan het zuidelijke Rijk Juda. Niet afzonderlijk aan de ballingen van het noordrijk voor zover deze nog als een afzonderlijke groep herkenbaar was in die periode. "Geen tweemaal verheft zich de benauwdheid", zo schrijft hij in 1:9. Eénmaal heeft Assur de gelegenheid gehad om zijn verwoestend werk te verrichten in het rijk van Samaria. Nu zal Ik zijn juk van u afnemen, en uw banden zal Ik verscheuren. Tussen deze beide uitspraken herinnert hij aan de belegering van Jeruzalem door Sanherib ten tijde van Hizkia: "uit u is voortgekomen een die kwaad bedacht tegen de
Here, een die snode plannen beraamde: "een belialsraadsman" (SV). Het laatste betekent zoveel als: "satanskind". zijn beraadslagingen kwamen voort uit de duisternis. Ninevé was de verpersoonlijking van de goddeloosheid. Al zijn zij nog zo talrijk zij zullen zo afgemaaid worden, dat zij vergaan. Dit was inderdaad gebeurd, bij het toppunt van Assurs macht toen honderdvijfentachtigduizend mannen van het leger van Sanherib door de engel des Heren werden gedood. In de dagen, dat Ninevé het toppunt van haar macht bereikt had maaide God een heel leger weg in één nacht.
Kortom, de berichtgeving van Nahum is ook een jubel over de ondergang van de gesel van Israël, de ondergang van de stad, waarbij het een vermaak was om te kijken naar de marteling van grote groepen krijgsgevangenen. Tijdens de regering van Jerobeam II was daardoor haar boosheid al opgestegen voor Gods aangezicht (Jona 1).
Nahum schrijft zijn boekrol (1:1) en laat de vreugdebode het bericht overbrengen naar Jeruzalem: Het satanskind is dood! hij schrijft het als volgt:

Ziet op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die vrede doet horen; vier uw vierdagen, o Juda! betaal uw geloften; want de Belials-[man] zal voortaan niet meer door u doorgaan; hij is gans uitgeroeid.

Het boek is mogelijk voor een groot deel een ooggetuigeverslag. Er is veel voor te zeggen dat dat aankondiging en volvoering kennelijk heel dicht bij elkaar liggen. Deze godsspraak is niet slechts voorzegging, maar ook duiding van datgene dat bezig is te gebeuren. Het boek van de openbaring van Nahum is de aankondiging (hoofdstuk 1) en het verslag (hoofdstuk 2-3) van de oordelen van God over Ninevé. Nahum heeft het waarschijnlijk voor eigen ogen zien voltrekken: de gedetailleerde beschrijving van de belegering in hoofdstuk 2 doet dat althans vermoeden. Ook Jona kondigde indertijd de ondergang aan: nog veertig dagen, dan zal Ninevé ondersteboven worden gekeerd, vervolgens zette hij zich buiten de stad neer om de ondergang van de stad te kunnen zien. De tijd tussen aankondiging en uitvoering zou immers betrekkelijk kort zijn: slechts veertig dagen. Nu, met de aankondiging van Nahum is de ondergang van deze bloedstad vast besloten: wat gij ook bedenkt tegen de Here, vernietiging brengt Hij teweeg (vers 9). Bekering acht Nahum kennelijk niet meer mogelijk zoals Jeremia later zal profeteren dat Babel niet te genezen is (Jer 51:9). Jona achtte indertijd bekering van Ninevé niet wenselijk. Bij Nahum ligt dat anders het enige wat Ninevé in de ogen van Nahum nog teweeg kan brengen is valsheid en bedrog (3:1). In tegenstelling tot Jona geeft Nahum dan ook geen blijk van plat chauvinisme. Vol eerbied voor de macht van God en met verbijstering beschrijft hij in de verzen 2-8 wat er spoedig gaat gebeuren.
Het bericht gaat gepaard met een beschrijving van de grootheid van God, die dit alles doet. Hij vermaant de lezers van het boek daarop acht te geven, want de Here is een naijverig God, een wreker voor zijn tegenstanders: Hij toornt tegen Zijn tegenstanders.
De openbaring van Gods almacht in natuurverschijnselen wordt wel theophanie genoemd: in de oudheid bracht men namelijk de majesteit van God rechtstreeks in verband met de natuur, waarin God zich met name als de Almachtige openbaarde (theophanie = openbaring van God).
In vers 3-8 vertoont de schildering van Gods toorn door machtige natuurverschijnselen een treffende volgorde. Omdat Jahweh in de hemel woont spreekt Nahum eerst van de natuurkrachten in de hogere sferen: wervelwind, storm en wolken noemt hij. eerst daarna noemt hij de natuurkrachten op de aarde. Ex 15:8 zegt het als volgt:

door de adem van uw neus werden de wateren opgestuwd, als een dam stonden de stromen, de watervloeden stonden in het hart der zee!.

De krachtige wind en de donder worden dichterlijk geïnterpreteerd als als een straffend roepen van God tot de wateren, dat zij hun plaats moeten verlaten. (vgl Ps 18:16, 104:7, Jes 50:2). Deze passage vertoont ook overeenkomst met beschrijvingen, die we vroeger en later aantreffen: Richt 5:4, Ps 77:17vv, 114, Micha 1:3v, Hab 3:3-15. Deze beschrijvingen hebben een historische grondslag, en wel voornamelijk de openbaring van Jahweh bij de doortocht door de Rode Zee (het opdrogen van de zee - v4) en de wetgeving op de berg Sinaï. Ook moet gedacht worden aan de verwoesting van de steden Sodom en Gomorra in het zoutdal en de grote droogte onder Achabs regering, welke gebeurtenissen alle getuigen van Gods oppermacht in de natuur.
Het beeld van het droogvallen van rivieren, en het verdorren en neerstorten van de bomen van de Libanon vinden we ook terug in Ez 31. Ook daar geldt dezelfde beeldspraak voor Assyrië, als waarschuwing voor Farao, de koning van Egypte.Assur wordt vergeleken met een ceder op de Libanon, groter dan alle bomen. Zelfs de bomen van Eden, Gods hof, benijdden hem. Deze machtige ceder werd neergeveld door de geweldadigste der volkeren,
opdat geen boom zich verhovaardige op zijn hoogte, of zijn top tot in de wolken steke. Om zijnentwil hulde Ik de Libanon in een rouwkleed, om zijnentwil versmachtten alle bomen des velds (Ez 31: 3, 8, 9,12,14,15).

Basan, Karmel en Libanon worden beide genoemd vanwege hun weelderige plantengroei en/of uitgestrekte bossen.
Nahum besluit deze passage met de woorden dat Jahweh een sterkte en schuilplaats is in dagen van benauwdheid voor degenen die bij Hem schuilen, dit in schrille tegenstelling tot degenen die dat niet doen: hun plaats wordt geheel tenietgedaan, zijn vijanden vervolgt Hij, de duisternis in!.

Deze profetie, gericht aan de Judeeërs kan dus niet opgevat worden als een aanzet tot valse gerustheid, waar Jeremia tegen predikte. De tegenstelling is niet uitwendig, nationalistisch, maar geestelijk van aard. De slaaf die niet woekert met zijn talenten, niet getrouw is geweest over datgene waarvoor hij verantwoordelijk was, wordt verworpen naar de buitenste duisternis, zo oordeelt Jezus (Matth 25:30). Dit is ook de boodschap van Nahum aan zijn volksgenoten in Juda.
Laatst gewijzigd door Dies op 23 mar 2007, 23:38, 6 keer totaal gewijzigd.
Dies
Berichten: 100
Lid geworden op: 21 nov 2006, 21:37
Locatie: Breukelen

Bericht door Dies »

Nahum bijbelstudie (posting 3)
Nahum 2

De komst van de verdelger

H1
15 Zie op de bergen de voeten van één die goede tijding brengt,
die heil verkondigt:
"Vier o Juda uw vierdagen!
"betaal uw geloften!
"want niet meer zal de Belialsman door u voorttrekken,
"geheel en al is hij vernietigd!"

H2
1. Daar trekt de verdelger tegen u op:
bewaak de vesting!
zie uit op de weg! versterk de heupen!
ontwikkel al uw kracht!

2. Want Jahweh gaat herstellen de heerlijkheid van Jacob,
gelijk de heerlijkheid van Israël:
want rovers hebben hen beroofd
en hun wingerdranken verwoest!

(vertaling)
1:15 en 2:1
In het apokriefe geschrift, het martyrium van Jesaja wordt Belial genoemd "de vorst van het onrecht, die deze wereld beheerst" als zodanig had hij ook bezit genomen van het hart van Manasse , zijn raadgevers, de vorsten van Juda en Benjamin. (Mart Jes 2:4,3:11). De septuagint vertaalt het begrip Belial elders met " storm van wetteloosheid" (vgl 2 Cor 6:14-15).

In vers 2 wordt het herstel van de heerlijkheid van Jacob als motief verbonden met het optrekken van "de verstrooier" (SV/NBG) genoemd in vers 1. Het hebreeuwse "mapéts" is afgeleid van de stam "foets" = "in stukken slaan". In Spr 25:18 geldt dit woord als aanduiding van slagwapens: moker, knots of slagzwaard. De King James Version vertaalt hier treffend: "hij die in stukken slaat". Onze vertalingen gebruiken het woord "verstrooier", een woord waarvan de betekenis aansluit op de zin van het begrip belialsman uit 1:11,15.

(uitleg)
De komst van "hij, die in stukken slaat" is Gods antwoord op de verwoestende macht van de duisternis welke gepersonifieerd was in de macht van Assyrië, aan wie het alles gelegen was geweest Gods werk in stukken te slaan. Ninevé en Babel was het begin van het koninkrijk van Nimrod, waar men poogde zich een "naam te maken" (Gen 11:4b) Dit streven was gericht tegen de naam die God genoemd had: Sem. Een Babylonische godin uit die tijd heette Semiramis (Sem-Rama = de verhoogde naam). Nimrod zag zich als de verpersoonlijking van de hemelgoden. Semiramis was het symbool van de hemelkoningin. Astarte, Venus, Isis, de verering van Fatima door de sjiïetische moslims en de verering van Maria als bemiddelende moeder Gods door de RK kerk zijn slechts variaties op dit systeem .
Het herstel van de heerlijkheid van Jacob hangt ten nauwste samen met de ondergang van god-vijandige systemen zoals Ninevé en later Babel als draagsters van wat zij noem-den "de verhoogde naam", de naam die zij zichzelf gemaakt hadden: de anti-naam. Bijna direct na de verhindering van de torenbouw van Babel door de taalverwarring in de nada-gen van Peleg vertrok Abram uit Ur (Gen 10:25; 11:16-19; 11:31 Jasher 10, 13). Toen de Allerhoogste aan de volkeren hun erfenis toedeelde, toen hij de mensenkinderen van el-kander scheide heeft Hij de grenzen der volkeren vastgesteld naar het getal van de zonen van Israël (Deut 32:7-8 ).
De hoofdrol van Israël in de wereldgeschiedenis is dus van meet af aan een feit geweest. De torenbouw van Babel was een poging van Nimrod -in zijn waan van zelfvergoddelijking- om zijn naam voor altijd te vestigen. Zijn eigen naam tegenover de goddelijke verkiezing van het geslacht van Abram (Gen 11:4), tegen God zelf. In het boek des oprechten (Jasher) staat uitvoerig beschreven dat de machtswellust van de eerste machthebber op de aarde gepaard ging met de vervolging van Abram, hetgeen een rechtstreekse opstand tegen de God van Abram was. De heerlijkheid van Jacob wordt hersteld. Jacobs naam zal veranderen in Israël. Jacob zal tot zijn bestemming komen: Israël zal zijn naam zijn (Gen 35:10). Het hart der vaderen komt tot de kinderen en het hart der kinderen tot de vaderen (Mal 4:6). Er zal een einde komen aan het verbrijzelen van de macht van het hei-lige volk (Daniël 12:7b). Kortom: aan de rampspoed over het volk gedurende een tijd, tij-den en een halve tijd (Daniël 7:25, 12:7b, Openb 13:5) zal een einde komen..

(drie en een half is een symbolische aanduiding van een tijdslengte, waarmee de duur van een godsoordeel wordt aangegeven: de droogte in Israël ten tijde van Elia duurde drie en een half jaar; de verontreiniging van de tempel door Antiochus IV Epifanes duurde drie en een half jaa; de tijd dat de vernietigingskampen van de Nazi's in bedrijf waren duurde bijna drie en een half jaar (januari 1942 - april 1945).


De strategie van de aanvallers

3 De schilden zijner helden zijn bloedrood,
de dappere mannen zijn scharlakenkleurig,
als een vuur is het metaalbeslag der strijdwagens
op den dag dat hij zich in slagorde stelt,
en reeds worden de lansen gezwaaid.

4 Langs de wegen razen de wagens
ze vliegen in ijlende vaart over de vlakten
hun gedaante is als van fakkelen,
als bliksemschichten schieten zij voort.

5 Hij ziet vol vertrouwen op zijn edelen:
zij struikelen in hun voortgaan;
zij haasten zich naar de muur
En opgericht is reeds het stormdak.

6 De poorten der rivieren ontsluiten zich
en het paleis zinkt weg en vergaat
7. Ontbloot wordt de hoog verhevene,
en haar slavinnen klagen als met duivenstem,
zich heftig slaande op de borst.
8. En Ninevé is gelijk aan een waterkolk
terwijl zij vluchten.
Halt! halt! zal men roepen
maar er is niemand die omziet.

(vertaling)
2:5 en 2:7
Over de vertaling van vers 5 en 7 is al veel discussie geweest. De vertaling van het NBG en de Statenvertaling hebben beide: "Hij gedenkt aan zijn geweldigen" Zij het dat de statenvertaling de futurum hanteert. De exegese van deze tekst komt duidelijk met een dergelijke vertaling in het gedrang omdat de vraag onopgelost blijft wie bedoeld wordt met "hij". Verklaringen waarin wordt geopperd dat hier "de verstrooier" of de koning van Ninevé zou worden bedoeld blijven onbevredigend. De koning van Ninevé is tot op dit moment nog niet genoemd. Er is dus geen reden om hem met het woord "hij" aan te duiden. Als "de verstrooier" bedoeld zou zijn, wat heeft "het gedenken" of het "denken aan" dan voor betekenis? Dr C.J. Goslinga maakt een vergelijking met Neh 4:14. Daar heeft "gedenken" de betekenis van "voor ogen houden". Het is een gedenken in rustig vertrouwen. Indien een dergelijke vertaling op deze tekst wordt toegepast krijgt het wel een duidelijke zin in het tekstverband:

Het laatste gedeelte van vers 5 wordt in de SV anders vertaald dan in bijvoorbeeld de NBG. De woorden die de SV hanteert zijn echter niet echt wezenlijk afwijkend van de NBG. het probleem ligt eerder bij de interpretatie van deze woorden. (beschutting=stormdak -> een constructie zoals de aanvaller van een stad gebruikt om in de eerste plaats bescherming te bieden aan de aanvallende soldaten, en in de tweede plaats een strategisch middel is om de poorten of muren van de stad te doen bezwijken. De SV legt de nadruk op de beschermende functie, waardoor de strategische betekenis niet duidelijk uit de verf komt.

De Statenvertaling geeft een eigennaam in vers 7: "Husab". verklaarders denken aan de koningin van de stad die op een voor haar vernederende wijze de stad wordt uitgevoerd.
Andere vertalingen vertalen het woord "hoesab" met "het is beslist".
Het bezwaar is dan dat niet meteen duidelijk is op wie het onbloot worden betrekking heeft. Het woord dat men vervolgens vertaalt met "wegvoeren" betekent normaal een offer, dat wordt gebracht. Indien dit tot eigenaardige zinsconstructies leidt vertaalt men gewoonlijk overdrachtelijk met weggevoerd worden. Er is enige fantasie voor nodig om een derge-lijke wending in de betekenis te begrijpen.
Dr C.J. Goslinga ziet haast als enige mogelijkheid om m.b.t. deze tekst te beslissen dat men het gewoon niet weet, en te hopen op meer licht op deze tekst in de toekomst, mogelijk door een doorbraak in het Assyriologisch onderzoek. Hij ziet echter nog één mogelijkheid om nog een stap verder te doen:
"wehoesab" behoort niet bij vers 7 maar nog bij het vorige vers, waar dan vertaald wordt:
Ninevé zinkt weg en vergaat. de vertaling "vergaan" ontstaat door het Hebreeuwse "hoesab" op te vatten als een verminking van een gelijkend woord dat "vergaan" betekent..
De tweede noodzakelijke tekstrestauratie heeft dan betrekking op het woord dat met "wegvoeren" wordt vertaald. Indien in het hebreeuwse woord twee letters zijn verwisseld moet er oorspronkelijk gestaan hebben "de hoog verhevene", hetgeen goed past in het tekstverband. Een dergelijke tekstrestauratie ziet Goslinga als een mogelijke richting waarin de oplossing misschien nog eens gevonden zal worden. Hij doelt dan kennelijk op een archeologische vondst, waarbij een oud handschrift van de Nahumprofetie deze lezing mogelijk zal bevestigen.

(uitleg)
Vers 3 is de beschrijving van een leger dat in slagorde staat opgesteld en op het punt staat aan te vallen: het heeft een vast doel voor ogen; de lansen worden reeds gezwaaid. Datzelfde leger komt in vers 4 in aktie. De aktie is getuige vers 5 overrompelend, Van struikelen wordt slechts melding gemaakt vanwege de grote haast waarmee de overrompelende aanval gepaard gaat. Het is alsof zij struikelen: de snelheid waarmee de strijdwagens over de oneffen vlakte razen doet het voorkomen alsof de wagens elk moment zullen kantelen. De persoon, die in vers 5 op zijn edelen ziet is echter vol vertrouwen als hij dit alles ziet gebeuren. Getuige het tekstverband wordt deze legeroverste in vers 1 "de verstrooier" of beter vertaald "de hamer" genoemd (zie vers 3a).
Een dergelijke naam voor een legeraanvoerder is niet uitzonderlijk:: denk aan Judas Makkabeeüs (= Judas de strijdhamer) de leider van de opstand tegen Antiochus IV Epiphanes. De verschijning van de bemande krijgswagens wordt door Nahum vergeleken met fakkels. Verklaarders menen dat dit uitdrukking geeft aan het blinken van het metaal van de strijdwagens of van de schitterende metalen punten van hun lange speren. De statenvertaling spreekt van "door elkander lopen als de bliksem", andere vertalingen spre-ken van "heen en weer vliegen" . Deze uitdrukkingen zijn slechts ontleend aan het beeld van de bliksem, waarvan men de grillige beweging als bedoelde associatie meende te moeten weergeven. Het angstwekkende van deze aanval is echter uitsluitend gelegen in de snelheid, waarmee ze gepaard gaat. Het woord "wijken" in de statenvertaling verondersteld dat het leger reeds door de stad Ninevé raast. Dat is echter niet juist, omdat het bestormen van de stad nog moet plaatsvinden.

Daarbij moeten we de stad Ninevé voor ogen hebben als een stad met een zware vestingmuur er om heen. Bovendien lag de stad aan de linkeroever van de Tigris, die direct langs zijn wallen spoelde. De Tigris heeft daar nu een andere loop. Aan die zijde van de stad was een brede vestinggracht.
Vanaf de andere zijde van de stad stroomde een rivier, dwars door Ninevé heen, de Tigris in. Op de plaats waar de rivier de stad binnenkwam hadden de Ninevieten een drievoudige stuwsluis gebouwd, waarvan de middelste de watertoevoer door de stad regelde en de beide andere de mogelijkheid boden het water door vestinggrachten om de stad heen te leiden. Het laatste was dan een vorm van verdediging van de stad tegen de aanval van vijanden. Buiten de zware vestingmuur hadden de Ninevieten bovendien een vestingmuur gebouwd ter bescherming van de stuwsluizen, die ook voor aanvallers van strategisch belang waren.
Nahums beschrijving van de wijze waarop de stad genomen werd in de verzen 6 - 8 wordt hiermee een stuk duidelijker. De woorden van vers 6 veronderstellen duidelijk dat de stuwsluizen in de strategie van de Meden, de Babyloniërs en de Scythen een beslissende rol hebben gespeeld. De bestorming, bedoeld in vers vijf betreft de buitenste muur, die toegang gaf tot de stuwsluizen. Toen deze hindernis was genomen gelukte het de belegeraars om de sluisdeuren zijwaarts af te sluiten, zodat het water niet meer om de stad heenliep, maar doordat ze tegelijkertijd de middelste sluisdeur openzetten liep het water met geweld de stad in, juist op het moment dat het water in de Tigris ook zeer hoog stond, en de sluizen aan de zijde van de Tigris waren afgesloten. Het water kon de stad niet uit, waardoor de gehele stad onder water kwam te staan (zie vers 8: Ninevé is gelijk aan een waterkolk, terwijl zij vluchten) .

Roof
9. Rooft zilver! rooft goud!
eindeloos is de voorraad,
een rijkdom van allerlei kostbaarheden.
10. Ontbloting, beroving, vernieling!
Harten vol wanhoop en knikkende knieën
en kramp in alle lendenen
en hun aller aangezicht van glans ontdaan.
11. Waar is nu de woning der leeuwen?
die een weideplaats voor de jonge leeuwen was,
waar de leeuw rondwandelde en de leeuwin
en de leeuwenwelp, door niemand opgeschrikt.....
12. de leeuw die verscheurde voor zijn jongen
en worgde voor zijn leeuwinnen,
die met roof zijn holen vulde
en zijn woningen met buit.

Het roven van goud en zilver, het oude soldatenrecht na de verovering van een stad wordt door Nahum bejubeld als door God gewild. Het is de vergelding voor de eindeloze machtswellust, waarbij de bevolking van de onderhorige landen met zware schattingen werd leeggeroofd: eindeloos is de voorrad (vers 9). Met het woord "rijkdom" wordt aangegeven dat deze weelde deel uitmaakte van de heerlijkheid van Assyrië. deze heerlijkheid gaat teniet, zoals vers 10 beschrijft.
In vers 11-12 worden alle hebreeuwse woorden voor "leeuw" gebruikt: de volwassen mannelijke leeuw, de leeuwin, de jonge, maar reeds op roof uitgaande leeuw (Richt 14:5), de leeuwewelp, het nog zuigende jong (Ez 19:2, Klaagl 4:3; de enige plaats waar het een jonge jakhals betreft).
De zin van deze beeldspraak in de verzen 11 en 12 is, dat de Ninevieten zich zo machtig waanden, dat zij meenden ongestoord, in zorgeloze rust te kunnen leven als de koning der dieren in het woud.

2:13 Aankondiging van het gericht


(a) 13 "Zie Ik kom op u af,"
(b) luidt het woord van Jahweh der heerscharen,
(c)"en Ik doe uw wagens in rook opgaan,
(d)"en uw jonge leeuwen verslindt het zwaard.
(e)"en Ik verdelg van de aarde uw roof
(f)"en niet meer zal gehoord worden de stem van uw gezanten."

Deze aanhef is een veelgebruikte gerichtsaankondiging. Hoewel anders vertaald komt de uitdrukking ook voor in Jer 21:13 "Zie, Ik zal u!", Jer 51:25 "Zie, Ik zal u!" , Ez 13:8 "zie, Ik zal u!", Ez 21:3 "zie, Ik zal u!", Ez 28:22 "Zie, Ik zal u!". In Nahum 3:5 wordt binnen dit bestek de aanhef herhaald. Alleen in Ez 36:9 in positieve zin: "Zie, ik kom bij u en keer Mij tot u!". Evenals in 1:12 en 14 spreekt God zelf tegen het volk van Ninevé. De uitdrukking "Jahweh der heerscharen" [Jahweh tsevaot] komt ook voor in 3:5, Amos 5:15, en op 276 andere plaatsen in het OT. De oorspronkelijke uitdrukking luidt "Jahweh, de God der heerscharen" [ Jahweh, Elohi tsevaot]. Deze legerscharen van God bestaan uit engelen, Zijn dienaren die Zijn wil volbrengen aan alle plaatsen van zijn heerschappij (Ps 103:21).
Terwijl het vuur de wagens verslindt maait het zwaard de helden weg. zowel het vuur als het zwaard zijn wapens in de hand van God (3:15). Vuur en rook zijn het beeld van totale vernietiging (Ps 37:20 -> de goddelozen gaan ten onder... zij vergaan in rook"; Jes 34:10 -> "zijn beken verkeren in pek, zijn stof in zwavel en zijn land wordt tot brandend pek, dat dag noch nacht uitgaat; voor altijd stijgt zijn rook op, van geslacht tot geslacht ligt het woest..."; Openb 19:3 ->"Haar rook stijgt op tot in de eeuwen der eeuwen") De strijdwagens waren het belangrijkste oorlogsmaterieel in de oudheid. een veroveringsoorlog kon niet zonder dergelijk materieel.
Op dezelfde wijze is het zwaard een samenvattende uitdrukking voor door soldaten gehanteerde wapens. De pas gebruikte beeldspraak wordt voortgezet met het spreken van "jonge leeuwen" als symbool van de vitaliteit van het Assyrische volk.
Over de roof is in het voorgaande ook al gesproken. De verdelging daarvan betekent in feite de teloorgang van de rijkdom van Ninevé, want deze roof zal waarschijnlijk wel als buit bewaard zijn in Babylon en Ecbatana.
Met gezanten worden bedoeld de afgezanten van het Assyrische hof die de onderworpen volkeren de eis van de koning meedeelden (bijv. inning van schatting). In feite betekende dit onderwerping. (zoals Rabsaké voor de poorten van Jeruzalem, gezonden door de koning van Assyrië om de levende God te honen (II Kon 19:4; Jes 37:10vv).
Laatst gewijzigd door Dies op 16 mar 2007, 10:16, 3 keer totaal gewijzigd.
Dies
Berichten: 100
Lid geworden op: 21 nov 2006, 21:37
Locatie: Breukelen

Bericht door Dies »

Nahum bijbelstudie (posting 4)
Nahum 3

3: 1- 4 profetische typering van Ninevé."Grote Hoer"


1.Wee over de bloedstad! louter leugen,
vol van geweld, eindeloos roofzuchtig.
2.Hoor, de zweep! en hoor, geratel van raderen!
en jagende rossen, en voorthuppelende wagens!

(voorthuppelende wagens) vgl 2:5 zij struikelen in hun voortgaan;


3. Steigerende ruiters!
en gefonkel van zwaarden en geflikker van speren!
en een menigte verslagenen, een massa doden,
daar is geen eind aan de lijken, men struikelt over de lijken!
4. vanwege de menigte der hoererijen dier hoer,
uitnemend van bekoorlijkheid, ervaren in toverkunsten,
die volkeren verstrikte door haar hoererijen
en stammen door haar toverkunsten..

(v 4) vgl 2 Kon 9:22 -> (Joram tot Jehu): "is het vrede, Jehu?, maar deze antwoordde: "Wat vrede! zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar vele toverijen voortduren?"

Voordat in vers 5 de aanhef van 2:13 wordt voortgezet volgt eerst een profetische typering van het Assyrische wereldrijk.
Bedrog, geweld en roofzucht worden hier in één adem genoemd. Tezamen met de cultsche hoererij vormden deze verschijnselen het decor, van de oude stad Ninevé.
Nahum benadrukt hier dat het oordeel over de stad ten volle is verdiend. De macht van Ninevé berust namelijk op bedrog. Want roofzucht, geweld en afgoderij zijn de uitlopers van de geest van bedrog (Rom 1:18-32).

Om hun wetteloze praktijken te sanctioneren hadden koningen wel de beschikking over orakels. In het oude Israël deden als zodanig leugenprofeten dienst. Ook Achab had de beschikking over hofpredikers naar eigen keuze. Echte profeten van Jahweh verafschuwde hij. Het gehele decor, waartegen de geschiedenis van Achab en Izebel zich afspeelde, vinden we in de eerste vier verzen van Nahum 3 terug: leugen, bedrog, hebzucht, moord, afgoderij en onreinheid, God had Ninevé gebruikt als gesel tegen het rijk van Samaria. De benauwdheid had zich als een oordeel van God uitgestort over het noordelijke rijk Israël. Nu is het de beurt van Ninevé voordat deze zich andermaal tegen het huis van Juda zou kunnen keren (Nahum 1:9b). De maat van de leugen en de onreinheid van Assyrië was vol geworden.
Tot een woestenij wordt deze uitgelaten stad, onbezorgd als zij was, die van zichzelf zei: "Ik ben het en niemand anders" (Zeph 2:13).
Deze zelfgenoegzaamheid, die Ninevé kenmerkte is het centrale punt waar het in deze verzen om gaat. Een moraal, gebaseerd op eigen maatstaven leidt uiteindelijk tot de on-dergang. Vers 4 doet sterk denken aan de beschrijving in Ez 16 waar Israël voorgesteld wordt als een verstotene, over wie God Zch evenwel ontfermde, en tot grote schoonheid werd gebracht door Gods ingrijpen: het koningschap waardig. Deze bruid van God kwam echter tot diep verval: vertrouwend op haar schoonheid pleegde zij ontucht met iedere voorbijganger.
Nahum gebruikt dezelfde symbolische vergelijking, toegespitst op Ninevé. De reikwijdte van deze symboliek gaat echter veel verder, en was eveneens van toepassing op het afvallige Israël (Achab) en op het afvallige christendom (de valse profetes Izebel in de gemeente van Thyatira -Openb 2:20). In het laatste bijbelboek is het de grote hoer die aan vele wateren zit, met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben (Openb 17).
De antichrist zal voortkomen uit het afvallige christendom: zij is van ons uitgegaan maar was uit ons niet...(I Joh 2:19). De geest van de antichrist is daar, waar de Vader en de Zoon geloochend worden (I Joh 2:21).
Ook onder ons bestaat het gevaar dat we Gods getuigenissen, inzettingen en rechten los maken van de Gebieder zelf. Ook dan is er sprake van eigen gerechtigheid. Jezus doelde juist op een dergelijke ontwikkeling toen hij sprak van een overvloediger gerechtigheid (Matth 5:20). Een echte christelijke levenspraktijk is niet gebaseerd op burgerlijk fatsoen maar gaat gepaard met een besef, verwoord in Psalm 119:19: "Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij". Abraham wist dat, en trok weg uit het land der Chaldeeën: zijn beslissing die voortkwam uit gehoorzaamheid (Rom 4:3) maakte deel uit van een strijd op leven en dood met de machten die de openbaring van God in ongerechtigheid ten onder houden (Rom 1:18-19).


3: 5- 7 Profetische beschrijving van het gericht over Ninevé

a) 5. "Zie, Ik kom op u af",
b) luidt het woord van Jahweh der heischaren,
c) "en uw klederzomen licht Ik van voren op"
d) "en Ik toon de volkeren uw naaktheid"
e) "en de koninkrijken uw schaamte;"
6. "en Ik zal vuilnis op u werpen,"
"u te schande maken en u tot een schouwspel stellen,"
7. "zodat alwie u ziet, u zal ontwijken"
"en zeggen: "Ninevé is verwoest! wie zal haar deelneming betonen?"
"vanwaar zal ik troosters voor u zoeken?"

vers 5a/b zijn een herhaling van 2:13: de verzen 1-4 vormen een soort interval in de tekst, want de aanhef van 2:13 wordt hier feitelijk voortgezet. Het onrecht aan Juda bedreven wordt aan Ninevé in herinnering gebracht (1:11,13; 2:2). Dit is echter niet de enige reden dat Ninevé onder Gods oordeel komt: God trekt zich ook het lot van de volkerenwereld aan. Assyrië heeft zich bezondigt tegen de volkeren en zich daarmee schuldig gemaakt tegenover Jahweh. Het heeft Gods ordining met betrekking tot de samenleving der volkeren geschonden (vgl: Amos 1-2).
5c-e is een typering van het oordeel over onreinheid. In het oosten was dit een speciale straf voor een hoer of overspeelster (Jes 47:3,6; Jer 13:22, 26; Ez 16:36-37, Hos 2:9)
Het opwerpen van vuilnis is een vertaling voor een uitdrukking welke meestal betrekking heeft op afgoden: "voorwerp van afschuw" (II Kon 23:13 ->Milkom, de afschuw der Ammonieten). Hier heeft het dezelfde betekenis als in Mal 2:3, waar de priesters, die zich van geen onreinheid hebben onthouden, met onreinheid worden overdekt. Ze worden met het vuil, waarin zij zich gekoesterd hebben volledig geïdentificeerd, zoals het bloed van Achab afgespoeld werd in hetzelfde water waarin Izebels tempelhoeren zich wiesen.
Ninevé wordt tot een schouwspel, een afschrikwekkend schouwspel. Zefanja schildert het zelfde schouwspel met betrekking tot de ruïnes van Ninevé als ook later op Babel van toepassing zal worden verklaard. Een wildernis, dor als een woestijn waar kudden, alle gedierte dat in troepen leeft zal legeren: pelikanen (gieren) en roerdompen op de kapitelen van de paleizen (Zeph 2:14). Jeremia noemt later Babel een verblijfplaats voor Jakhalzen (Jer 51:37). Jesaja ziet in Babel geen herders zich legeren, maar wel hyena's, hij ziet huizen vol uilen, terwijl struisvogels en veldgeesten rondhuppelen, en wilde honden en jakhalzen huilen in de burchten en de paleizen van wellust.
Een dergelijk schouwspel is een profetische typering voor een stad, ten onder gegaan door Gods ingrijpen. Deze roofdieren typeren de volledige afwezigheid van de situatie van recht en vrede. (zie Jer 5:5-6 -> Zij hadden altezamen het juk verbroken, de banden verscheurd. Daarom slaat hen een leeuw uit het woud terneer, een steppewolf vernielt hen, een panter (luipaard) ligt op de loer bij hun steden).
Het zijn dezelfde dieren die aan Jezus voeten lagen, toen engelen kwamen en Hem in de woestijn dienden nadat Hij door de satan verzocht was. De verandering van de schepping, die toen plaatsvond als prefiguratie van het vrederijk zal plaatsvinden door de gehoorzaamheid van Jezus Christus waardoor de satan uit de woestijn wegvlucht en de woestijn verandert in een vruchtbaar land (Markus 1:12-13).

De afwezigheid van deelneming en troost voor Ninevé zijn een contrast op de strekking van deze profetie als boodschap aan Juda. Voor Juda was het een troost, want de benauwdheid zal zich niet voor de tweede maal verheffen (1:9). De naam van de profeet betekent "troostrijk" en zijn profetie heeft ook deze strekking "voor hen, die bij Hem schuilen" (1:7).

3: 8-11 Ninevé's val gelijk aan die van Thebe (No Amon).

a) 8.Zijt gij sterker dan No Amon, (vgl: Amos 6:2)
b) dat gelegen is aan de stromen,
c) door water omgeven;
d) welks voorwal een watermassa is,
e) een watermassa haar muur?
9) Ethiopië was haar kracht en Egyptenaren wel zonder tal,
Puteeërs en Libyers waren u tot hulp.

Ethiopie = Kusch (Assyrisch: Ku-u-su) in de volkerentafel (Gen 10:6) heeft het de eerste plaats onder de Chamietische volkeren. (Jes 11:11, 20:3, Ez 29:10) Egypte = Mitsraïm (Assyrisch: Mu-sur of Mi-sir) (Jes 11:11) Put is een deel van Lybië. De septuagint vertaalt op enkele plaatsen Lybiërs (Jer 26:9, Ez 37:10, 38:5) Lybiërs: de Lehabieten in Gen 10:13 zijn waarschijnlijk Lybiërs. Het waren de hulptroepen van No Amon. (zie volkerentafel >Gen 10< bij de zonen van Cham).


a)10. Zelfs zij - in ballingschap ging zij gevankelijk,
b) zelfs werden haar kinderen verpletterd
c) op alle hoeken der straten,
d) En over haar aanzienlijken wierp men het lot
e) en al haar machtigen zijn met ketenen gebonden.
11.Ook gij zult dronken worden,
beneveld zult gij zijn, ook gij zult zoeken een schuilplaats voor de vijand.

Nahum geeft zijn profetie een retorische wending, die dienstig is om zijn profetie meer historisch reliëf te geven.
De vergelijking met Thebe is zeer treffend, omdat deze stad door haar ligging de evenknie genoemd mag worden van de Assyrische stad.
Het betreft een stad die door het omliggende water een sterke ligging heeft. Algemeen wordt deze stad: No Amon in Egypte gezocht. De meeste exegeten houden No Amon als identiek met het Boven-Egyptische Thebe. Het was ook de stad van Farao Toetanch-Amon. Tijdens de 18e en 19e dynastie bereikte Thebe het hoogtepunt van zijn bloei en macht. Eerst tijdens de 21e dynastie verminderde haar macht toen de residentie van de Farao's verplaatst werd naar Beneden-Egypte in de delta: naar de stad Tanis (=het bijbelse Zoan ->> Ps 78:12,43, Jes 19:11,13 >in één adem met Nof=Memfis. Ez 30:14) No Amon komt in Jer 46:25 en Ez 30:14-16 voor als No. Er was een beroemde tempel van de god Amon bij die stad. De Grieken noemden de stad daarom Diospolis hè megalè (Diospolis Magna) = de grote stad van Amon (Dios = Zeus = Amon). Ook wordt de stad in die tijd aangeduid met de naam Thèbai (Homerus), waarschijnlijk afgeleid van de profane naam van de stad: T-apet. Wat Nahum over deze stad zegt: "met water omgeven" was inderdaad van toepassing op het opper-Egyptische Thebe. Deze stad lag bovendien aan beide oevers van de Nijl, waarvan de westelijke oever de dodenstad betrof. Het oostelijke deel was niet slechts door muren maar ook met grachten beschermd, met water gevoed uit de Nijl, zoals de grachten van Ninevé hun water ontvingen uit de Choser, die uitliep op de Tigris. De woorden in vers 8c-e behoeven niet de beduiden dat de stad op een eiland gelegen was. In poëtische geschriften als Nahum behoeft ook niet alles letterlijk te worden genomen. Het betreft slechts een dichterlijke uitdrukking om de verdedigingswerken van Thebe met die Van Ninevé te vergelijken.

Ondanks zijn machtige positie is Thebe het lot zoals omschreven in vers 10b/c overkomen. De strekking is dat Thebe, ondanks kracht en beschikbare strijdkrachten (vers 9) letterlijk is verpletterd, tot de kleinste kinderen toe. Het hebreeuwse ólal is afgeleid van ól = zogen en heeft dus betrekking op zeer jonge kinderen.

Waar het werpen van het lot over de aanzienlijken betrekking op had is niet geheel duidelijk. Men legt allereerst de nadruk op het vernederende karakter van deze behandeling.
Gezien de reputatie van de Assyriërs heeft het mogelijk betrekking op de wijze waarop deze aanzienlijken door de overwinnaars werden afgemaakt!
Ninevé zal dronken worden, zo wordt het genoemd in vers 11. Een staande uitdrukking voor de toorn van Gods gramschap. De beker der gramschap wordt genoemd in Jer 25:27, Klaagl 4:21, Ps 60:5, 75:9 "Hij schenkt daaruit tot de droesem toe. Alle goddelozen der aarde moeten hem slorpende drinken!" Jes 51:17 ->de beker Zijner grimmigheid en de kelk der bedwelming", Ez 23:33 -> "een beker van huivering en ontzetting is de beker van uw zuster Samaria, gij zult hem tot de bodem toe uitdrinken" Obadja :16 -> "...alle volken (zullen) zonder ophouden drinken, ja zij zullen drinken en zwelgen, en zij zullen worden als hadden zij nooit bestaan" Hab 2:16 ->"Tot u zal zich wenden de beker van de rechterhand des Heren".
Duidelijk is dat het drinken van de beker der gramschap doelt op bedwelming en ondergang. Het drinken van de beker is de primaire oorzaak van hun ondergang. Dat sluit se-cundaire oorzaken echter niet uit.

3:12-17 De vestingwerken verliezen hun kracht.

12.Al uw vestingwerken zijn vijgebomen met de eerste vruchten:
als zij geschud worden, vallen ze op de mond des eters.
13.Zie, u volk is als vrouwen binnen in u;
voor uw vijand hebben zich de poorten uws lands wijd opengedaan,
het vuur heeft uw grendelen verslonden.
14.Schep u water voor het beleg,
versterk uw vestingwerken;
treed op de klei, stamp op het leem,
pak aan de tichelvorm!
15.Aldaar zal het vuur u verslinden,
het zwaard u verdelgen,
het zal u verslinden als de sprinkhanen (*).

(*) bladrups (SV: kevers / NBG: verslinder)

Vermeerder u als de sprinkhanen (a), vermeerder u als de sprinkhanen (b)!

(a) bladrups (SV: kevers / NBG: verslinder)
(b) larf (NBG/SV: sprinkhanen) (Ps 105:34a; Joël 1:4a2; 2:25a)

16. Gij hebt immers meer kooplieden dan de sterren des hemels -
de sprinkhanen (*) ontpoppen zich en vliegen weg.

(*)larven (SV: kevers / NBG: verslinders) (Jer 51:27; Ps 105:34b; Joël 1:4b2; 2:25b:[versl])

17.Uw ambtenaren zijn als de sprinkhanen,
uw schrijvers een zwerm van sprinkhanen,
die legeren op de tuinmuren, wanneer het koud is:
als de zon doorbreekt, dan zijn ze verdwenen
en hun plaats is onbekend.

Het woord dat staat voor "vestingwerken" (vers 12) is eigenlijk een abstractum en staat als zodanig voor "vastigheiden": De betekenis is evenals in Hab 1:10 concreet. Het gaat niet slechts om de stad als vesting, maar om het gehele systeem van vestingwerken, dat als doel had de residentie van Assyrië te beschermen.
Deze vestingwerken worden vergeleken en gelijkgesteld met vijgebomen. De wijze van inneming van de stad sluit hier op aan: de verdedigingswerken van de stad staan ter be-schikking van de belegeraars, zij vallen als het ware als rijpe vruchten de belegeraars in handen. Zij verliezen hun kracht voor de verdediging en vallen in de mond van de eters, namelijk de aanvallers, en dienen nu hun doel.
Alles wat de verdedigers van de stad nog zullen uitrichten is slechts tevergeefse moeite. Tot het voldongen feit, benadrukt in vers 13 is de rhetorische aansporing in vers 14 slechts ironisch bedoeld: het vuur dat de eerste verdediging heeft verslonden is niet meer te blussen en zal sneller dan de verdedigers het kunnen blussen de verdediging lamleggen. Het zwaard zal hen verdelgen.
Terwijl het vuur de wagens verslindt maait het zwaard de helden weg (zie uitleg bij 2:13). zowel het vuur als het zwaard zijn wapens in de hand van God (3:15). Het is de beker van Zijn gramschap die zij moeten drinken. De belegeraars zijn slechts middelen in Zijn hand om deze gramschap uit te gieten.
Zoals sprinkhanen in korte tijd de velden kaal eten, zo verdelgt het zwaard de inwoners van Ninevé. De menigte doden, genoemd in vers 3 zijn daarvan het sprekende bewijs.

Sprinikhanen hebben de gewoonte om zich in grote getale in spleten van muren te legeren als het koud is. De profeet doelt op een overigens koude dag, waarop toch de zon doorbreekt, met als gevolg dat de sprinkhanenzwerm verdwijnt.
Nergens zijn ze meer te vinden. Belangrijk in deze vergelijking is de massale legering op de tuinmuren, waarbij ze niet over het hoofd kunnen worden gezien. Na het doorbreken van de zon zijn ze even massaal spoorloos verdwenen. Hun weg wordt niet gevonden. Zo zal het ook gaan met de bevolking van Ninevé: Zijn nagedachtenis verdwijnt van de aardbodem, zijn naam wordt niet meer genoemd (vgl Job 18(:17).


3:18-19 Spotlied over de koning van Assyrië

18.Hoe sluimeren uw vrienden, o koning van Assyrië slapen uw edelen,
uw mannen zijn verstrooid op de bergen,
maar er is niemand, die ze verzamelt.
19.Geen genezing voor uw breuk,
onheelbaar is uw wonde.
Allen die de mare aangaande u vernemen,
klappen over u in de handen:
want over wien is uw boosheid
niet bestendig uitgestort?

De toekomst van Assyrië is uitzichtloos. Er is niemand die omziet naar de verslagene. Hun verwachting is afgesneden (Zach 10:2)
In de fabel van Ez 31:16 -een zinnebeeldig verhaal over de ondergang van Assyrië- wordt het begrip "troost" slechts in relatieve zin gebruikt.
de bomen van Eden, de keur en het schoonste van de Libanon, zagen zich getroost door de val van de grootste Libanonceder: Assur. De dreun van zijn val deed de volkeren beven (Ez 31:16). Er was geen helper meer, want Assyrië had de gehele volkerenwereld getyranniseerd. De vraag van vers 18 is dan ook slechts sarcastisch bedoeld: de sluimering van Assurs "vrienden", indien ze al zo genoemd zouden willen worden, is te verstaan als hun doodslaap.
Opdat de naam van de profeet Nahum "troostrijk" betekent moet de strekking ook gezocht worden in het tegendeel voor degenen die bij hem schulen. Voor hen is Hij een sterkte in de dag der benauwdheid (1:7).
Het is, zoals een ander spotlied verwoord als slot van een strijdlied overigens: het lied van Deborah (Richt 5). Het uitblijven van de strijdwagen van Sisera maakt de moeder van Sisera wanhopig. De laatste strofe van dit lied geeft de volgende toepassing op dit drama:

(Richt 5:31)
"zo zullen omkomen al uw vijanden o Here!
Maar die Hem liefhebben zijn als de opgaande zon in haar kracht!
Laatst gewijzigd door Dies op 24 mar 2007, 00:33, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Tiberius
Administrator
Berichten: 34768
Lid geworden op: 12 jan 2006, 09:49
Locatie: Breda

Bericht door Tiberius »

Dank je, Dies.
Plaats reactie