Voor de gene die moeite hebben met de dikke volumes van John Owen works, wil ik de volgende abridges versies en anderen boeken vermelden, waardoor men Owen beter kan begrijpen en lezen:
Banner of Truth puritans paperbacks serie:
-Mortification of sin
http://www.monergismbooks.com/mortify8672.html
-Glory Of Christ
http://www.monergismbooks.com/glory6610.html
-Communion With God
http://www.monergismbooks.com/communion6076.html
-Apostasy from the Gospel
http://www.monergismbooks.com/apostasy6092.html
-The Holy Spirit
http://www.monergismbooks.com/holyspirit698x.html
-The Spirit and the Church
http://www.monergismbooks.com/spiritchurch8222.html
Great christian classics:
-Life by His Death (Abridgement of Death of Death in the Death of Christ)
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
-Living with the Living God
http://www.christianbook.com/Christian/ ... &event=CFN
-Christians Are Forever
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
-What ever christian needs to know
-Thinking spiritually
-Hebrews, Crossway Classic Commentary
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
Christian Heritage uitgave:
-The Glory of Christ (His office and grace)
http://www.monergismbooks.com/glorychrist4746.html
-The Holy Spirit (His Gifts and Power)
http://www.monergismbooks.com/holyspirit4754.html
Over John owen:
-Jon Payne - John Owen on the Lord's Supper
http://www.monergismbooks.com/johnowensupper8729.html
-Richard Daniels - The Christology of John Owen
http://www.heritagebooks.org/item.asp?bookId=2515
-JOHN OWEN — The man and his theology
http://www.evangelicalpress.org/books/John%20Owen.htm
-Steve Griffiths - Redeem the Time: Sin in the Writings of John Owen
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
-Sinclair B. Ferguson -John Owen on the Christian Life
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
-Carl Trueman - The Claims of Truth: John Owen's Trinitarian Theology
http://www.christianbook.com/Christian/ ... em_code=WW
-Peter Toon - God's statedman (The life and work of John Owen)
-John Owen website:
http://www.johnowen.org
-Works Of John Owen-16 Vol Set
http://www.monergismbooks.com/worksowen16v.html
-Exposition of Hebrews - 7 Volumes
http://www.monergismbooks.com/hebrewsowen619x.html
-Biblical Theology (The History of Theology From Adam to Christ)
http://www.monergismbooks.com/btowen1832.html
JOHN OWEN INFO.
John Owen over gemeenschap met God
Door prof. dr. J.I. Packer
Het kruis en de Geest zijn dus de twee brandpunten in Owens onderwijs over het christelijke leven. Christus verdiende de gave van de Geest voor de uitverkoren zondaar door voor hem te sterven. De Geest komt tot hem om hem te tonen wat het kruis openbaart over Christus' liefde voor hem, om hem te doordringen van de vergeving die Christus voor hem verworven heeft, om zijn hart te veranderen, om hem zijn Heiland te doen liefhebben. De Geest leidt ons naar het kruis van Christus. Door het kruis verzekert God ons ervan dat onze zonden zelf zullen sterven, in plaats van dat ze onze eeuwige dood zullen bewerkstelligen. De Geest brengt het kruis van Christus, dat de kracht bezit om de zonde te doden, in ons hart. Op deze wijze garandeert de Geest ons dat onze zonden inderdaad afsterven.
Voor we verder gaan, dienen we op te merken, dat dit tweeledige programma van heiligmaking, door enerzijds de werking van de genade in ons te versterken en anderzijds de zonden in ons leven te doden, wat Owen op zo'n meesterlijke wijze en met briljante diepgang uiteenzet, beslist niet kenmerkend is voor hem alleen. Het is gangbaar puriteins onderwijs en via Calvijn kan het worden teruggevoerd op Romeinen 6 en Colossenzen 2:20-3:17. Owen staat hier, net als elders, midden in de hoofdstroom van het puritanisme.
We zouden Owen echter tekort doen, wanneer wij het hierbij zouden laten. Zoals voor alle puriteinen was heiliging voor hem slechts één facet, een segment van de meer brede werkelijkheid die centraal staat in het christelijke bestaan - namelijk, gemeenschap met God.
Het idee van gemeenschap met God voert ons recht naar het hart van de puriteinse theologie en godsdienst. Dit wordt duidelijk zodra we zien hoe dit onderwerp nauw in betrekking staat tot andere thema's die bij de puriteinen op de voorgrond stonden.
Wij weten bijvoorbeeld allemaal, dat de puriteinen heel veel aandacht hadden voor het complexe probleem van de mens - de aard van de mens en zijn plaats in de wereld, de krachten en mogelijkheden van de mens ten goede of ten kwade, het lijden van de mens, zijn hoop, angsten en frustraties, de bestemming van de mens, de 'viervoudige staat' van de mens: van onschuld, van zonde, van genade en van heerlijkheid. Ze waren de mening toegedaan dat het einddoel van heel het menselijk bestaan in feite hierin gelegen is dat de mens in gemeenschap met God zal leven. "Het hoofddoel van de mens is God te verheerlijken, en zich voor eeuwig in Hem te verheugen." Nogmaals: we weten allemaal dat de puriteinen zich voortdurend en diepgaand bezig hielden met het leerstuk van het genadeverbond - de aard, de voorwaarden, de beloften en de zegeningen daarvan, de manier waarop de genade wordt uitgedeeld, de kenmerken en verordeningen. Het genadeverbond is ook wel het karakteristieke puriteinse leerstuk genoemd, zoals rechtvaardiging door het geloof het karakteristieke leerstuk van Luther was. En naar de mening van de puriteinen was het het directe doel en oogmerk van het genadeverbond mensen te brengen tot eenheid en gemeenschap met God.
Ofwel: de puriteinen konden onvermoeibaar blijven stilstaan bij het middelaarschap van Christus in het genadeverbond - zijn vernedering en verhoging, zijn genoegdoening en voorbede, en al zijn genadige relaties tot zijn verbondsvolk als Herder, Bruidegom, Vriend, enzovoort. En de puriteinse kijk op het onmiddellijke doel en oogmerk van het middelaarschap van Christus wordt ons duidelijk gemaakt door John Owen wanneer hij spreekt over Christus' "grote onderneming, in zijn leven, dood, opstanding en hemelvaart, door Middelaar te zijn tussen God en ons (...) om ons te brengen tot het genieten van God". Dit is de werkelijkheid van gemeenschap.
Nog een keer: het puritanisme dook het eerst op als een streven naar hervorming van de eredienst in Engeland. De inhoud, vorm en praktijk van zowel de gezamenlijke als de persoonlijke godsdienstoefening bleef een zeer belangrijk aandachtspunt gedurende de hele geschiedenis van de puriteinse beweging. Dit gold voor niemand meer dan voor Owen zelf, zoals zijn werken op overtuigende wijze laten zien: naast zijn herhaaldelijke behandeling van de godsdienstoefening in haar verschillende aspecten als een afzonderlijk onderwerp, brengt hij zo ongeveer ieder theologisch onderwerp wel ergens in zijn geschriften in verband met de aanbidding van God. Vanwaar deze voortdurende nadruk op de aanbidding c.q. de godsdienstoefening, zowel persoonlijk als in de eredienst? [De auteur bespreekt hier het Engelse begrip 'worship', dat in dit verband in het Nederlands zowel 'eredienst', 'aanbidding' als 'godsdienstoefening' kan betekenen - noot vertaler].
Het puritanisme benadrukte de aanbidding van God niet louter en alleen omdat het eerste doel van de aanbidding is dat God de eer en lof ontvangt die Hem toekomt. Aanbidding heeft nog een tweede doel, dat onlosmakelijk verbonden is met het eerste, namelijk om de aanbidder te leiden naar de warmte van de gemeenschap met God - een ware voorsmaak van de hemel, waarin ieder geestelijk mens zijn hoogste genot vindt.
Voor de puriteinen is gemeenschap tussen God en de mens dus het doel waartoe zowel de schepping als de verlossing de middelen zijn; het is het doel dat zowel theologie als prediking altijd moeten beogen. Het is het wezen van echte godsdienst; sterker nog, het is de definitie van het christendom.
Aan dit onderwerp heeft Owen zijn verhandeling Of Communion with God the Father, Son and Holy Ghost, each person distinctly, in love, grace and consolation; or, the Saint's Fellowship with the Father, Son and Holy Ghost, unfolded ("Aangaande Gemeenschap met God de Vader, Zoon en Heilige Geest, elke persoon onderscheiden, in liefde, genade en vertroosting; of, de Gemeenschap van de gelovige met de Vader, Zoon en Heilige Geest, uiteengezet") gewijd. Dit werk, dat voor het eerst werd uitgegeven in 1657, werd in 1674 herdrukt met een voorwoord van Daniel Burgess, die het betitelde als "de enige verhandeling die over dit belangrijke en essentiële onderwerp bestaat". Dit was echter slechts ten dele waar. De materie die Owen behandelt, kan men in minder systematische vorm ook vinden in zeer veel puriteinse werken. Een van de rijkste daarvan is Thomas Goodwins The Object and Acts of Justifying Faith ("Het doel en het werk van een rechtvaardigmakend geloof") (Goodwin, die net als Owen wat zijn visie op kerkbestuur betreft tot de richting van de Independents behoorde, was Owens naaste collega in de jaren 1650, toen Owen vice-president was van Oxford en Goodwin president van Magdalen College). Andere bronnen die relevant kunnen zijn voor vergelijking zijn de puriteinse verklaringen van het Hooglied (Sibbes, Collinges, Durham en anderen), en van het favoriete puriteinse onderwerp 'leven met God' (bijvoorbeeld Robert Bolton, Some General Directions for a Comfortable Walking with God ("Enkele algemene richtlijnen voor een gelukkig leven met God"), Richard Baxters The Divine Life ("Het aan God gewijde leven") en Thomas Gouge's Christian Directions Showing how to Walk with God All the Day Long ("Christelijke richtlijnen die laten zien hoe men de hele dag met God kan leven")).
Owens analyse van de gemeenschap met God kan worden uiteengezet in vijf stellingen.
1. Gemeenschap met God is een relatie van wederkerige uitwisseling tussen God en mens. Dit is het idee dat uitgedrukt wordt in het nieuwtestamentische woord 'koinonia' (in de Nederlandse Bijbel vertaald met 'gemeenschap'). Over het algemeen betekent 'koinonia' het gezamenlijke deelnemen aan iets door twee of meer partijen, een actief delen waarbij de partijen over en weer geven en ontvangen. "Gemeenschap bestaat uit geven en ontvangen." Zo'n relatie impliceert natuurlijk een reeds bestaande band tussen de betrokken partijen. In overeenstemming hiermee beschrijft Owen de 'koinonia' tussen God en mens als volgt:
Onze gemeenschap (...) met God bestaat hierin, dat Hij Zichzelf aan ons mededeelt, en dat wij Hem teruggeven wat Hij eist en aanvaardt; dit alles vloeit voort uit de eenheid die wij in Jezus Christus met Hem hebben (...) [een] wederzijdse communicatie die bestaat uit geven en ontvangen, op een zeer heilige en geestelijke wijze, die plaatsvindt tussen God en de gelovigen, terwijl zij tezamen wandelen in een verbond van vrede, bekrachtigd door het bloed van Jezus.
2. Gemeenschap met God is een relatie waarbij het initiatief en de kracht van God komen. Merk op hoe Owen het beginpunt van de gemeenschap met God omschrijft als God die "Zichzelf aan ons mededeelt" terwijl "dat wij Hem teruggeven wat Hij eist" alleen kan plaatsvinden op basis van dat eerste. Gemeenschap met God is een relatie die God zelf tot stand brengt door Zichzelf aan ons te geven; alleen zo kunnen we Hem leren kennen, en gehoor aan Hem geven. In de beperkte betekenis van onze omgang met God is gemeenschap een christelijke plicht; in de bredere en meer fundamentele zin van God die Zichzelf aan ons mededeelt (of dat nu is om onze omgang met Hem op te wekken of om die te belonen), is gemeenschap een goddelijke gave. Zo bezien is het idee van gemeenschap met God breder dan in ons hedendaags taalgebruik. Wij zijn geneigd om subjectief en antropocentrisch te denken over gemeenschap met God. Wij beperken het tot onze bewuste ervaring van God, ons vrijwillig naderen tot Hem, en de momenten waarop wij zijn bemoeienis met ons voelen. Maar de puriteinen dachten objectief en theocentrisch over gemeenschap met God. In hun denken hield het idee ten eerste in dat God tot ons nadert in genade, vergeving, wedergeboorte en het tot leven wekken van ons voor Zichzelf; vervolgens dat Hij Zich daarna helemaal aan ons geeft; pas daarna trokken zij het door naar ons eigen bewuste zoeken naar, en proeven van zijn genadevolle aanwezigheid. Zij waren niet minder geïnteresseerd in het ervaren van de relatie met God dan wij zijn - eerder zelfs het tegenovergestelde - maar zij isoleerden dit in hun denken niet van hun bredere theologische interesse in het leerstuk van de goddelijke genade. Zo werden zij behoed voor het gevaar van bedrieglijk mysticisme, dat veel zogenaamde christelijke vroomheid in onze tijd heeft verdorven. De context en de oorzaak van de gemeenschap met God die wij ervaren, zo zeiden de puriteinen, is Gods krachtige, levengevende gemeenschap met ons; het eerste moet altijd gezien worden als een gevolg en, inderdaad, als een aspect van het laatste. Het idee van gemeenschap met God omvat dus de totale relatie van genade en geloof waarin wij met God staan, een relatie waartoe God het initiatief neemt en waarin in elke fase het initiatief aan zijn kant blijft. De Barthianen van onze tijd verkondigen dat God het handelend voorwerp is in alle menselijke relaties met Hem, alsof dit een nieuwe ontdekking zou zijn, maar puriteinen zoals Owen wisten dit lang geleden al.
3. Gemeenschap met God is een relatie waarin christenen liefde ontvangen van, en in liefde reageren op alle drie de Personen van de Drie-eenheid. Owen heeft voortdurend benadrukt dat de leer van de Drie-eenheid het fundament is van het christelijke geloof, en dat alles staat of valt met deze leer. De reden voor deze nadruk was dat het christelijk heil een drieënig heil is, waarin de taakverdeling tussen de drie goddelijke Personen in hun gezamenlijk bewerken van het heil, een weerspiegeling is van de wezenlijke en eeuwige verhoudingen in het glorievolle leven van de Godheid. De eerste Persoon, de Vader, wordt ons geopenbaard als Degene die het initiatief neemt, degene die een volk verkiest om het te redden en zijn Zoon om die redding uit te voeren, en die een verlossingsplan bedenkt dat overeenkomt met zijn heilige karakter. De tweede Persoon wordt geopenbaard als Zoon en Woord in relatie tot de Vader; Hij is de afbeelding en belichaming van het wezen en de gezindheid van de Vader, en komt vàn de Vader om zijn wil te doen door te sterven, om zondaren te verlossen. De derde Persoon is gezonden door de eerste twee, als degene die namens hen het verlossingsplan ten uitvoer brengt, door aan Gods uitverkorenen het heil over te brengen dat de Zoon voor hen verworven heeft. Alle drie zijn Zij werkzaam in het uitvoeren van een gemeenschappelijk plan om hun liefde te betonen aan mensen die van zichzelf verre van lieflijk zijn; alle drie schenken Ze uit hun overvloed ieder hun specifieke gaven aan de uitverkoren mensen, en daarom dienen Zij alle drie afzonderlijk door christelijke gelovigen erkend te worden in geloof, met een respons die hiermee in overeenstemming is. Dit is het thema van Owen in zijn verhandeling Of Communion ("Over gemeenschap").
Richt de aandacht eerst op de Vader, zegt Owen. Zijn speciale gave aan ons kan omschreven worden als een houding en uitoefening van vaderlijke liefde:
vrij, onverdiend, en eeuwig.... Dit schenkt de Vader in het bijzonder aan de heiligen: dit behoren zij onmiddellijk in Hem te zien en van Hem te ontvangen, en hiervoor moeten zij Hem zo'n respons geven dat Hij daarin behagen heeft.
Owen merkt op dat in het Nieuwe Testament de liefde eruit springt als de speciale eigenschap van de Vader in relatie tot ons (1 Joh. 4:8; 2 Kor. 13:14; Joh. 3:16, 14:27; Rom. 5:5; Tit. 2:4).
De manier om de liefde van de Vader te ontvangen is door het geloof; dat wil zeggen, in dit geval, door te geloven en te erkennen dat Christus tot ons komt, niet op zijn eigen initiatief, maar als een geschenk aan ons van een liefdevolle hemelse Vader.
Het is waar, het is niet zo dat men zich in geloof direct tot de Vader kan wenden. Dit gaat via de Zoon. Hij is "de Weg, de Waarheid en het Leven: niemand komt tot de Vader dan door Hem" (Joh. 14:6). (...) Maar, dit is wat ik zeg: Wanneer wij door Christus toegang hebben tot de Vader, dan (...) zien wij zijn liefde die Hij in het bijzonder voor ons koestert, en wij vestigen ons geloof daarop. Wij behoren dan die liefde te aanschouwen, erin te geloven, en haar te ontvangen, zoals zij in Hem is; de uitstorting en de vruchten daarvan komen tot ons in Christus alleen. Ook al bestaat er voor ons geen licht dan alleen in de lichtstralen, toch is het door de lichtstralen dat we de zon kunnen zien, die de bron ervan is. Ook al halen we onze verfrissingen feitelijk uit de stroom, toch leidt die stroom ons naar de bron. Met betrekking tot de liefde van de Vader is Jezus Christus slechts de lichtstraal en de stroom, waarin wel al ons licht en al onze verfrissing ligt, maar toch worden we door Hem geleid naar de bron, de zon van eeuwige liefde zelf. Als gelovigen zich hierin zouden trainen, dan zouden zij bemerken dat dit hun wandel met God in sterke mate positief beïnvloedt (...) De ziel wordt op deze manier door het geloof, door Christus (...) gebracht tot het hart van God, tot een bemoedigende overtuiging van en een geestelijk inzicht in en besef van zijn liefde, en komt daar tot rust...
Hoe moeten wij reageren op de liefde van de Vader? Door liefde terug te geven: dat is, zo zegt Owen, "door ons bijzonder in de Vader te verheugen en met Hem in te stemmen, nu Hij op zo'n afdoende wijze als liefde aan de ziel is geopenbaard". Dan gaat hij verder en analyseert hij deze liefde die wij Hem verschuldigd zijn en stelt dan dat deze uit vier onderdelen bestaat - rust, vreugde, eerbied en gehoorzaamheid, deze vier samen. Richt daarna je aandacht op de Zoon, zegt Owen. Zijn speciale gave aan ons is genade - de vrije, onverdiende gunst waaraan Hij ons deel doet hebben, en alle geestelijke zegeningen die daaruit voortvloeien. Alle genade vindt men in Hem, en wordt ontvangen door Hem te ontvangen.
Niemand kan een nood hebben met betrekking tot de dingen van God, of Christus kan voor hem zijn wat hij nodig heeft...Is hij dood? Christus is leven. Is hij zwak? Christus is de kracht van God en de wijsheid van God. Gaat hij gebukt onder schuldbesef? Christus is volmaakte gerechtigheid,... Veel arme stakkers zijn zich bewust van hun noden, maar weten niet waar hun genezing vandaan moet komen. Voorzeker, of het nu leven of licht, kracht of vreugde is, alles is te vinden in Hem.
Dit alles heeft Paulus volgens Owen in gedachten, wanneer deze spreekt over "de genade van onze Here Jezus Christus" (2 Kor. 13:13), en hier denkt Johannes aan als hij zegt: "uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade" (Joh. 1:16). Wanneer hij een uiteenzetting geeft van de betekenis van de genade van Christus, besteedt Owen veel aandacht aan de 'echtelijke relatie' van Christus met zijn volk, en geeft hij een gedetailleerde christologische uitleg van Hooglied 2:1-7 en 5, waar we kort bij zullen stilstaan.
Wij ontvangen de liefde van Christus via de weg van het geloof; in dit geval houdt dat in,
vrije, gewillige toestemming om de Here Jezus te ontvangen, Hem te omarmen, en zich aan Hem te onderwerpen, als hun echtgenoot, Heer en Redder, - om bij Hem te blijven, hun ziel aan Hem te onderwerpen, en om zich voor altijd door Hem te laten leiden.... Wanneer de ziel erin toestemt om Christus te aanvaarden op zijn voorwaarden en zich te laten redden op zijn eigen wijze, en wanneer hij zegt, "Heer (...) ik ben nu bereid om U te ontvangen en behouden te worden op Uw wijze, - slechts door genade; en ook al zou ik overeenkomstig mijn eigen verstand hebben gewandeld, toch geef ik mijzelf nu geheel om door uw Geest geleid te worden, want in U heb ik gerechtigheid en sterkte, in U ben ik gerechtvaardigd en roem ik;" - dan onderhoudt de ziel gemeenschap met Christus.... Laten gelovigen hun harten hierin overvloedig oefenen. Dit is de beste, uitgelezen gemeenschap met de Zoon Jezus Christus. Laten wij Hem ontvangen met al zijn voortreffelijke eigenschappen terwijl Hij zichzelf aan ons schenkt; - wees regelmatig bezig met gedachten van geloof, vergelijk Hem met andere geliefden, zonde, wereld, gerechtigheid door de wet; en verkies Hem boven hen, en houdt dat alles voor schade en vuilnis in vergelijking met Hem (...) en het zal ons uiteindelijk niet ontbreken aan heerlijke verfrissing door Hem.
Hoe moeten wij reageren op de echtelijke genegenheid en trouw van Christus jegens ons? Door de echtelijke reinheid jegens Hem te onderhouden, zegt Owen: dat wil zeggen, door te weigeren te vertrouwen op of te verlangen naar iets anders dan Hem met het oog op onze aanvaarding door God; door zijn Heilige Geest hoog te schatten, die tot ons gezonden is voor ons eeuwig welzijn; en door de aanbidding van Hem zuiver te houden, naar het voorbeeld van de Schrift. Dit vereist een dagelijkse weloverwogen onderwerping aan Hem als onze genadige Heer. We dienen ons dagelijks voor zijn aangezicht te verheugen in de kennis van zijn volmaaktheid als Heiland die ons redt van onze zonden; dagelijks moeten wij de zonden en zwakheden van die dag naar zijn kruis brengen om vergeving te ontvangen ("Dit is een dagelijks werk; ik zou niet weten hoe de vrede met God zonder dit in stand gehouden kan worden"); dagelijks moeten we opzien naar Christus, en op Hem wachten, opdat Hij ons door zijn Geest voorziet in wat nodig is om ons hart te reinigen en heiligheid in ons te bewerken. Heiligheid kan volgens de puriteinen nooit verkregen worden zonder de oefening van het geloof, en evenmin kan zij ooit vervolmaakt worden zonder de inspanning van het gevecht tegen de zonde. De gelovigen, zegt Owen:
zien op Hem [Christus] als (...) de enige die de Geest en alle genade van heiligmaking en heiligheid uitdeelt.... Hij moet hun ziel besprenkelen met dat bloed; Hij moet de heiligheid in hen bewerken waar zij naar verlangen.... Op deze manier zien zij op Jezus; hier richt het geloof zich op, in de verwachting dat Hij door zijn Geest alles schenkt wat nodig is om deze doeleinden ook te bereiken. Ze brengen de beloften in verband met geloof en zo wordt al deze genade werkelijk hun deel. Dit is (...) hun gemeenschap met Christus; dit is het geloofsleven wat genade en heiligheid betreft. Zalig is de ziel die daarin geoefend is.
Tenslotte, zegt Owen, richt de aandacht op de Geest. Hij wordt de Trooster genoemd, en troost - kracht en bemoediging van het hart, met geloofszekerheid en blijdschap - is zijn speciale gave aan ons. Deze troost komt tot ons in en door het inzicht dat Hij ons geeft in de liefde van God in Christus, en in ons aandeel in Gods heil (Joh. 14:26, 16:14; Rom. 5:5, 8:16). De bediening van de Geest als onze Trooster bestaat hierin, dat Hij
ons de beloften van Christus in herinnering brengt, Hem verheerlijkt in onze harten, de liefde van God in ons uitstort, met ons getuigt van onze geestelijke staat en toestand, ons verzegelt tot de dag van verlossing. Als onderpand van onze erfenis zalft Hij ons met (...) vertroosting, Hij bevestigt onze aanneming tot zonen, en Hij is aanwezig in onze smeekbeden. Dit is de wijsheid van het geloof, - het ontdekken en ontmoeten van de Trooster in al deze dingen. We moeten de vreugde van deze dingen niet kwijtraken door onkundig te zijn over Degene die ze geeft, noch moeten we tekort schieten in de respons die van ons verwacht wordt.
Hoe moeten wij antwoord geven op het troostende werk van de Geest? Door ervoor te zorgen dat wij Hem niet bedroeven door achteloosheid of zonde (Ef. 4:30), Hem niet uitdoven door zijn werk te verhinderen of tegen te werken (1 Thess. 5:19), en Hem niet weerstaan door zijn woord niet aan te nemen (Hand. 7:51), maar Hem voortdurend dank brengen, en tot Hem bidden dat zijn vrede en goedheid zullen blijven (Owen vindt in Openbaring 1:4 een precedent voor een dergelijk gebed tot de Geest).
Dit zou, volgens Owen, het patroon moeten zijn van onze regelmatige gemeenschap met de drie Personen van de Godheid, in meditatie, gebed, en een goed geordend leven. Wij moeten in gedachten stilstaan bij de speciale genade en bediening van iedere Persoon afzonderlijk jegens ons, en van onze kant een passende respons van liefde en ootmoed geven aan ieder van hen afzonderlijk. Op deze manier worden wij geacht een volwaardige gemeenschap met God te onderhouden.
4. Gemeenschap met God is een relatie van actieve, op de toekomst gerichte vriendschap tussen God en mens. Deze gedachte geeft ons in één keer een overzicht over het geheel van John Owens ingewikkelde analyse. Gemeenschap met God betekent eenvoudig je gedragen als een vriend van de God die jou zijn vriend heeft genoemd. Thomas Goodwin staat stil bij de liefde van Christus, die stierf om ons opnieuw tot zijn vrienden te maken, toen wij in zonde en vijandschap tegen God waren vervallen, - hoewel "Hij veel goedkoper nieuwe vrienden had kunnen scheppen" - en vervolgens werkt hij op een krachtige wijze de gedachte uit dat vriendschap niet een middel tot een doel is, maar een doel op zichzelf, en dat ware vriendschap tot uitdrukking komt in het zoeken van elkaars gezelschap omwille van dat gezelschap:
Onderlinge gemeenschap is het hart van alle ware vriendschap en een vertrouwde omgang met een vriend heeft iets heel bekoorlijks (...) (dus) neem, naast het gewone eerbetoon van de dagelijkse aanbidding die u aan God verschuldigd bent, de gelegenheid om in zijn aanwezigheid te komen met het doel om omgang met Hem te hebben. Dit kenmerkt ware vriendschap, want vriendschap wordt het best in stand gehouden door bezoeken bij elkaar af te leggen, en naarmate deze ongedwongener zijn en minder veroorzaakt worden door dringende aangelegenheden, des te meer getuigen ze van echte vriendschap. Wij zetten onze vrienden gewoonlijk schaak met het volgende verwijt: Je komt nog altijd wanneer er bepaalde zaken geregeld moeten worden, maar wanneer kom je nu eens om mij te ontmoeten? (...) Als u in zijn aanwezigheid komt, vertel hem hoeveel u nog altijd van hem houdt; span u in om overvloedig te zijn in dat soort uitingen van uw hart; (...) er is niets dat het hart van een vriend meer verrukt...
De puriteinen verloren nooit het besef van ontzag en verwondering over het feit dat toegang tot God in vrede en vriendschap überhaupt voor hen mogelijk was. "Dat zondaren echt gemeenschap met God kunnen hebben, met de oneindig heilige God, is een verbazingwekkende bestiering van Godswege", schreef Owen, en het hart van de puriteinen werd steeds opnieuw ontroerd door het wonder van Gods 'verbazingwekkende' genade. Voor hen was dit het prachtigste wat in deze wereld te vinden is. .
Door prof. dr. J.I. Packer
Het kruis en de Geest zijn dus de twee brandpunten in Owens onderwijs over het christelijke leven. Christus verdiende de gave van de Geest voor de uitverkoren zondaar door voor hem te sterven. De Geest komt tot hem om hem te tonen wat het kruis openbaart over Christus' liefde voor hem, om hem te doordringen van de vergeving die Christus voor hem verworven heeft, om zijn hart te veranderen, om hem zijn Heiland te doen liefhebben. De Geest leidt ons naar het kruis van Christus. Door het kruis verzekert God ons ervan dat onze zonden zelf zullen sterven, in plaats van dat ze onze eeuwige dood zullen bewerkstelligen. De Geest brengt het kruis van Christus, dat de kracht bezit om de zonde te doden, in ons hart. Op deze wijze garandeert de Geest ons dat onze zonden inderdaad afsterven.
Voor we verder gaan, dienen we op te merken, dat dit tweeledige programma van heiligmaking, door enerzijds de werking van de genade in ons te versterken en anderzijds de zonden in ons leven te doden, wat Owen op zo'n meesterlijke wijze en met briljante diepgang uiteenzet, beslist niet kenmerkend is voor hem alleen. Het is gangbaar puriteins onderwijs en via Calvijn kan het worden teruggevoerd op Romeinen 6 en Colossenzen 2:20-3:17. Owen staat hier, net als elders, midden in de hoofdstroom van het puritanisme.
We zouden Owen echter tekort doen, wanneer wij het hierbij zouden laten. Zoals voor alle puriteinen was heiliging voor hem slechts één facet, een segment van de meer brede werkelijkheid die centraal staat in het christelijke bestaan - namelijk, gemeenschap met God.
Het idee van gemeenschap met God voert ons recht naar het hart van de puriteinse theologie en godsdienst. Dit wordt duidelijk zodra we zien hoe dit onderwerp nauw in betrekking staat tot andere thema's die bij de puriteinen op de voorgrond stonden.
Wij weten bijvoorbeeld allemaal, dat de puriteinen heel veel aandacht hadden voor het complexe probleem van de mens - de aard van de mens en zijn plaats in de wereld, de krachten en mogelijkheden van de mens ten goede of ten kwade, het lijden van de mens, zijn hoop, angsten en frustraties, de bestemming van de mens, de 'viervoudige staat' van de mens: van onschuld, van zonde, van genade en van heerlijkheid. Ze waren de mening toegedaan dat het einddoel van heel het menselijk bestaan in feite hierin gelegen is dat de mens in gemeenschap met God zal leven. "Het hoofddoel van de mens is God te verheerlijken, en zich voor eeuwig in Hem te verheugen." Nogmaals: we weten allemaal dat de puriteinen zich voortdurend en diepgaand bezig hielden met het leerstuk van het genadeverbond - de aard, de voorwaarden, de beloften en de zegeningen daarvan, de manier waarop de genade wordt uitgedeeld, de kenmerken en verordeningen. Het genadeverbond is ook wel het karakteristieke puriteinse leerstuk genoemd, zoals rechtvaardiging door het geloof het karakteristieke leerstuk van Luther was. En naar de mening van de puriteinen was het het directe doel en oogmerk van het genadeverbond mensen te brengen tot eenheid en gemeenschap met God.
Ofwel: de puriteinen konden onvermoeibaar blijven stilstaan bij het middelaarschap van Christus in het genadeverbond - zijn vernedering en verhoging, zijn genoegdoening en voorbede, en al zijn genadige relaties tot zijn verbondsvolk als Herder, Bruidegom, Vriend, enzovoort. En de puriteinse kijk op het onmiddellijke doel en oogmerk van het middelaarschap van Christus wordt ons duidelijk gemaakt door John Owen wanneer hij spreekt over Christus' "grote onderneming, in zijn leven, dood, opstanding en hemelvaart, door Middelaar te zijn tussen God en ons (...) om ons te brengen tot het genieten van God". Dit is de werkelijkheid van gemeenschap.
Nog een keer: het puritanisme dook het eerst op als een streven naar hervorming van de eredienst in Engeland. De inhoud, vorm en praktijk van zowel de gezamenlijke als de persoonlijke godsdienstoefening bleef een zeer belangrijk aandachtspunt gedurende de hele geschiedenis van de puriteinse beweging. Dit gold voor niemand meer dan voor Owen zelf, zoals zijn werken op overtuigende wijze laten zien: naast zijn herhaaldelijke behandeling van de godsdienstoefening in haar verschillende aspecten als een afzonderlijk onderwerp, brengt hij zo ongeveer ieder theologisch onderwerp wel ergens in zijn geschriften in verband met de aanbidding van God. Vanwaar deze voortdurende nadruk op de aanbidding c.q. de godsdienstoefening, zowel persoonlijk als in de eredienst? [De auteur bespreekt hier het Engelse begrip 'worship', dat in dit verband in het Nederlands zowel 'eredienst', 'aanbidding' als 'godsdienstoefening' kan betekenen - noot vertaler].
Het puritanisme benadrukte de aanbidding van God niet louter en alleen omdat het eerste doel van de aanbidding is dat God de eer en lof ontvangt die Hem toekomt. Aanbidding heeft nog een tweede doel, dat onlosmakelijk verbonden is met het eerste, namelijk om de aanbidder te leiden naar de warmte van de gemeenschap met God - een ware voorsmaak van de hemel, waarin ieder geestelijk mens zijn hoogste genot vindt.
Voor de puriteinen is gemeenschap tussen God en de mens dus het doel waartoe zowel de schepping als de verlossing de middelen zijn; het is het doel dat zowel theologie als prediking altijd moeten beogen. Het is het wezen van echte godsdienst; sterker nog, het is de definitie van het christendom.
Aan dit onderwerp heeft Owen zijn verhandeling Of Communion with God the Father, Son and Holy Ghost, each person distinctly, in love, grace and consolation; or, the Saint's Fellowship with the Father, Son and Holy Ghost, unfolded ("Aangaande Gemeenschap met God de Vader, Zoon en Heilige Geest, elke persoon onderscheiden, in liefde, genade en vertroosting; of, de Gemeenschap van de gelovige met de Vader, Zoon en Heilige Geest, uiteengezet") gewijd. Dit werk, dat voor het eerst werd uitgegeven in 1657, werd in 1674 herdrukt met een voorwoord van Daniel Burgess, die het betitelde als "de enige verhandeling die over dit belangrijke en essentiële onderwerp bestaat". Dit was echter slechts ten dele waar. De materie die Owen behandelt, kan men in minder systematische vorm ook vinden in zeer veel puriteinse werken. Een van de rijkste daarvan is Thomas Goodwins The Object and Acts of Justifying Faith ("Het doel en het werk van een rechtvaardigmakend geloof") (Goodwin, die net als Owen wat zijn visie op kerkbestuur betreft tot de richting van de Independents behoorde, was Owens naaste collega in de jaren 1650, toen Owen vice-president was van Oxford en Goodwin president van Magdalen College). Andere bronnen die relevant kunnen zijn voor vergelijking zijn de puriteinse verklaringen van het Hooglied (Sibbes, Collinges, Durham en anderen), en van het favoriete puriteinse onderwerp 'leven met God' (bijvoorbeeld Robert Bolton, Some General Directions for a Comfortable Walking with God ("Enkele algemene richtlijnen voor een gelukkig leven met God"), Richard Baxters The Divine Life ("Het aan God gewijde leven") en Thomas Gouge's Christian Directions Showing how to Walk with God All the Day Long ("Christelijke richtlijnen die laten zien hoe men de hele dag met God kan leven")).
Owens analyse van de gemeenschap met God kan worden uiteengezet in vijf stellingen.
1. Gemeenschap met God is een relatie van wederkerige uitwisseling tussen God en mens. Dit is het idee dat uitgedrukt wordt in het nieuwtestamentische woord 'koinonia' (in de Nederlandse Bijbel vertaald met 'gemeenschap'). Over het algemeen betekent 'koinonia' het gezamenlijke deelnemen aan iets door twee of meer partijen, een actief delen waarbij de partijen over en weer geven en ontvangen. "Gemeenschap bestaat uit geven en ontvangen." Zo'n relatie impliceert natuurlijk een reeds bestaande band tussen de betrokken partijen. In overeenstemming hiermee beschrijft Owen de 'koinonia' tussen God en mens als volgt:
Onze gemeenschap (...) met God bestaat hierin, dat Hij Zichzelf aan ons mededeelt, en dat wij Hem teruggeven wat Hij eist en aanvaardt; dit alles vloeit voort uit de eenheid die wij in Jezus Christus met Hem hebben (...) [een] wederzijdse communicatie die bestaat uit geven en ontvangen, op een zeer heilige en geestelijke wijze, die plaatsvindt tussen God en de gelovigen, terwijl zij tezamen wandelen in een verbond van vrede, bekrachtigd door het bloed van Jezus.
2. Gemeenschap met God is een relatie waarbij het initiatief en de kracht van God komen. Merk op hoe Owen het beginpunt van de gemeenschap met God omschrijft als God die "Zichzelf aan ons mededeelt" terwijl "dat wij Hem teruggeven wat Hij eist" alleen kan plaatsvinden op basis van dat eerste. Gemeenschap met God is een relatie die God zelf tot stand brengt door Zichzelf aan ons te geven; alleen zo kunnen we Hem leren kennen, en gehoor aan Hem geven. In de beperkte betekenis van onze omgang met God is gemeenschap een christelijke plicht; in de bredere en meer fundamentele zin van God die Zichzelf aan ons mededeelt (of dat nu is om onze omgang met Hem op te wekken of om die te belonen), is gemeenschap een goddelijke gave. Zo bezien is het idee van gemeenschap met God breder dan in ons hedendaags taalgebruik. Wij zijn geneigd om subjectief en antropocentrisch te denken over gemeenschap met God. Wij beperken het tot onze bewuste ervaring van God, ons vrijwillig naderen tot Hem, en de momenten waarop wij zijn bemoeienis met ons voelen. Maar de puriteinen dachten objectief en theocentrisch over gemeenschap met God. In hun denken hield het idee ten eerste in dat God tot ons nadert in genade, vergeving, wedergeboorte en het tot leven wekken van ons voor Zichzelf; vervolgens dat Hij Zich daarna helemaal aan ons geeft; pas daarna trokken zij het door naar ons eigen bewuste zoeken naar, en proeven van zijn genadevolle aanwezigheid. Zij waren niet minder geïnteresseerd in het ervaren van de relatie met God dan wij zijn - eerder zelfs het tegenovergestelde - maar zij isoleerden dit in hun denken niet van hun bredere theologische interesse in het leerstuk van de goddelijke genade. Zo werden zij behoed voor het gevaar van bedrieglijk mysticisme, dat veel zogenaamde christelijke vroomheid in onze tijd heeft verdorven. De context en de oorzaak van de gemeenschap met God die wij ervaren, zo zeiden de puriteinen, is Gods krachtige, levengevende gemeenschap met ons; het eerste moet altijd gezien worden als een gevolg en, inderdaad, als een aspect van het laatste. Het idee van gemeenschap met God omvat dus de totale relatie van genade en geloof waarin wij met God staan, een relatie waartoe God het initiatief neemt en waarin in elke fase het initiatief aan zijn kant blijft. De Barthianen van onze tijd verkondigen dat God het handelend voorwerp is in alle menselijke relaties met Hem, alsof dit een nieuwe ontdekking zou zijn, maar puriteinen zoals Owen wisten dit lang geleden al.
3. Gemeenschap met God is een relatie waarin christenen liefde ontvangen van, en in liefde reageren op alle drie de Personen van de Drie-eenheid. Owen heeft voortdurend benadrukt dat de leer van de Drie-eenheid het fundament is van het christelijke geloof, en dat alles staat of valt met deze leer. De reden voor deze nadruk was dat het christelijk heil een drieënig heil is, waarin de taakverdeling tussen de drie goddelijke Personen in hun gezamenlijk bewerken van het heil, een weerspiegeling is van de wezenlijke en eeuwige verhoudingen in het glorievolle leven van de Godheid. De eerste Persoon, de Vader, wordt ons geopenbaard als Degene die het initiatief neemt, degene die een volk verkiest om het te redden en zijn Zoon om die redding uit te voeren, en die een verlossingsplan bedenkt dat overeenkomt met zijn heilige karakter. De tweede Persoon wordt geopenbaard als Zoon en Woord in relatie tot de Vader; Hij is de afbeelding en belichaming van het wezen en de gezindheid van de Vader, en komt vàn de Vader om zijn wil te doen door te sterven, om zondaren te verlossen. De derde Persoon is gezonden door de eerste twee, als degene die namens hen het verlossingsplan ten uitvoer brengt, door aan Gods uitverkorenen het heil over te brengen dat de Zoon voor hen verworven heeft. Alle drie zijn Zij werkzaam in het uitvoeren van een gemeenschappelijk plan om hun liefde te betonen aan mensen die van zichzelf verre van lieflijk zijn; alle drie schenken Ze uit hun overvloed ieder hun specifieke gaven aan de uitverkoren mensen, en daarom dienen Zij alle drie afzonderlijk door christelijke gelovigen erkend te worden in geloof, met een respons die hiermee in overeenstemming is. Dit is het thema van Owen in zijn verhandeling Of Communion ("Over gemeenschap").
Richt de aandacht eerst op de Vader, zegt Owen. Zijn speciale gave aan ons kan omschreven worden als een houding en uitoefening van vaderlijke liefde:
vrij, onverdiend, en eeuwig.... Dit schenkt de Vader in het bijzonder aan de heiligen: dit behoren zij onmiddellijk in Hem te zien en van Hem te ontvangen, en hiervoor moeten zij Hem zo'n respons geven dat Hij daarin behagen heeft.
Owen merkt op dat in het Nieuwe Testament de liefde eruit springt als de speciale eigenschap van de Vader in relatie tot ons (1 Joh. 4:8; 2 Kor. 13:14; Joh. 3:16, 14:27; Rom. 5:5; Tit. 2:4).
De manier om de liefde van de Vader te ontvangen is door het geloof; dat wil zeggen, in dit geval, door te geloven en te erkennen dat Christus tot ons komt, niet op zijn eigen initiatief, maar als een geschenk aan ons van een liefdevolle hemelse Vader.
Het is waar, het is niet zo dat men zich in geloof direct tot de Vader kan wenden. Dit gaat via de Zoon. Hij is "de Weg, de Waarheid en het Leven: niemand komt tot de Vader dan door Hem" (Joh. 14:6). (...) Maar, dit is wat ik zeg: Wanneer wij door Christus toegang hebben tot de Vader, dan (...) zien wij zijn liefde die Hij in het bijzonder voor ons koestert, en wij vestigen ons geloof daarop. Wij behoren dan die liefde te aanschouwen, erin te geloven, en haar te ontvangen, zoals zij in Hem is; de uitstorting en de vruchten daarvan komen tot ons in Christus alleen. Ook al bestaat er voor ons geen licht dan alleen in de lichtstralen, toch is het door de lichtstralen dat we de zon kunnen zien, die de bron ervan is. Ook al halen we onze verfrissingen feitelijk uit de stroom, toch leidt die stroom ons naar de bron. Met betrekking tot de liefde van de Vader is Jezus Christus slechts de lichtstraal en de stroom, waarin wel al ons licht en al onze verfrissing ligt, maar toch worden we door Hem geleid naar de bron, de zon van eeuwige liefde zelf. Als gelovigen zich hierin zouden trainen, dan zouden zij bemerken dat dit hun wandel met God in sterke mate positief beïnvloedt (...) De ziel wordt op deze manier door het geloof, door Christus (...) gebracht tot het hart van God, tot een bemoedigende overtuiging van en een geestelijk inzicht in en besef van zijn liefde, en komt daar tot rust...
Hoe moeten wij reageren op de liefde van de Vader? Door liefde terug te geven: dat is, zo zegt Owen, "door ons bijzonder in de Vader te verheugen en met Hem in te stemmen, nu Hij op zo'n afdoende wijze als liefde aan de ziel is geopenbaard". Dan gaat hij verder en analyseert hij deze liefde die wij Hem verschuldigd zijn en stelt dan dat deze uit vier onderdelen bestaat - rust, vreugde, eerbied en gehoorzaamheid, deze vier samen. Richt daarna je aandacht op de Zoon, zegt Owen. Zijn speciale gave aan ons is genade - de vrije, onverdiende gunst waaraan Hij ons deel doet hebben, en alle geestelijke zegeningen die daaruit voortvloeien. Alle genade vindt men in Hem, en wordt ontvangen door Hem te ontvangen.
Niemand kan een nood hebben met betrekking tot de dingen van God, of Christus kan voor hem zijn wat hij nodig heeft...Is hij dood? Christus is leven. Is hij zwak? Christus is de kracht van God en de wijsheid van God. Gaat hij gebukt onder schuldbesef? Christus is volmaakte gerechtigheid,... Veel arme stakkers zijn zich bewust van hun noden, maar weten niet waar hun genezing vandaan moet komen. Voorzeker, of het nu leven of licht, kracht of vreugde is, alles is te vinden in Hem.
Dit alles heeft Paulus volgens Owen in gedachten, wanneer deze spreekt over "de genade van onze Here Jezus Christus" (2 Kor. 13:13), en hier denkt Johannes aan als hij zegt: "uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade" (Joh. 1:16). Wanneer hij een uiteenzetting geeft van de betekenis van de genade van Christus, besteedt Owen veel aandacht aan de 'echtelijke relatie' van Christus met zijn volk, en geeft hij een gedetailleerde christologische uitleg van Hooglied 2:1-7 en 5, waar we kort bij zullen stilstaan.
Wij ontvangen de liefde van Christus via de weg van het geloof; in dit geval houdt dat in,
vrije, gewillige toestemming om de Here Jezus te ontvangen, Hem te omarmen, en zich aan Hem te onderwerpen, als hun echtgenoot, Heer en Redder, - om bij Hem te blijven, hun ziel aan Hem te onderwerpen, en om zich voor altijd door Hem te laten leiden.... Wanneer de ziel erin toestemt om Christus te aanvaarden op zijn voorwaarden en zich te laten redden op zijn eigen wijze, en wanneer hij zegt, "Heer (...) ik ben nu bereid om U te ontvangen en behouden te worden op Uw wijze, - slechts door genade; en ook al zou ik overeenkomstig mijn eigen verstand hebben gewandeld, toch geef ik mijzelf nu geheel om door uw Geest geleid te worden, want in U heb ik gerechtigheid en sterkte, in U ben ik gerechtvaardigd en roem ik;" - dan onderhoudt de ziel gemeenschap met Christus.... Laten gelovigen hun harten hierin overvloedig oefenen. Dit is de beste, uitgelezen gemeenschap met de Zoon Jezus Christus. Laten wij Hem ontvangen met al zijn voortreffelijke eigenschappen terwijl Hij zichzelf aan ons schenkt; - wees regelmatig bezig met gedachten van geloof, vergelijk Hem met andere geliefden, zonde, wereld, gerechtigheid door de wet; en verkies Hem boven hen, en houdt dat alles voor schade en vuilnis in vergelijking met Hem (...) en het zal ons uiteindelijk niet ontbreken aan heerlijke verfrissing door Hem.
Hoe moeten wij reageren op de echtelijke genegenheid en trouw van Christus jegens ons? Door de echtelijke reinheid jegens Hem te onderhouden, zegt Owen: dat wil zeggen, door te weigeren te vertrouwen op of te verlangen naar iets anders dan Hem met het oog op onze aanvaarding door God; door zijn Heilige Geest hoog te schatten, die tot ons gezonden is voor ons eeuwig welzijn; en door de aanbidding van Hem zuiver te houden, naar het voorbeeld van de Schrift. Dit vereist een dagelijkse weloverwogen onderwerping aan Hem als onze genadige Heer. We dienen ons dagelijks voor zijn aangezicht te verheugen in de kennis van zijn volmaaktheid als Heiland die ons redt van onze zonden; dagelijks moeten wij de zonden en zwakheden van die dag naar zijn kruis brengen om vergeving te ontvangen ("Dit is een dagelijks werk; ik zou niet weten hoe de vrede met God zonder dit in stand gehouden kan worden"); dagelijks moeten we opzien naar Christus, en op Hem wachten, opdat Hij ons door zijn Geest voorziet in wat nodig is om ons hart te reinigen en heiligheid in ons te bewerken. Heiligheid kan volgens de puriteinen nooit verkregen worden zonder de oefening van het geloof, en evenmin kan zij ooit vervolmaakt worden zonder de inspanning van het gevecht tegen de zonde. De gelovigen, zegt Owen:
zien op Hem [Christus] als (...) de enige die de Geest en alle genade van heiligmaking en heiligheid uitdeelt.... Hij moet hun ziel besprenkelen met dat bloed; Hij moet de heiligheid in hen bewerken waar zij naar verlangen.... Op deze manier zien zij op Jezus; hier richt het geloof zich op, in de verwachting dat Hij door zijn Geest alles schenkt wat nodig is om deze doeleinden ook te bereiken. Ze brengen de beloften in verband met geloof en zo wordt al deze genade werkelijk hun deel. Dit is (...) hun gemeenschap met Christus; dit is het geloofsleven wat genade en heiligheid betreft. Zalig is de ziel die daarin geoefend is.
Tenslotte, zegt Owen, richt de aandacht op de Geest. Hij wordt de Trooster genoemd, en troost - kracht en bemoediging van het hart, met geloofszekerheid en blijdschap - is zijn speciale gave aan ons. Deze troost komt tot ons in en door het inzicht dat Hij ons geeft in de liefde van God in Christus, en in ons aandeel in Gods heil (Joh. 14:26, 16:14; Rom. 5:5, 8:16). De bediening van de Geest als onze Trooster bestaat hierin, dat Hij
ons de beloften van Christus in herinnering brengt, Hem verheerlijkt in onze harten, de liefde van God in ons uitstort, met ons getuigt van onze geestelijke staat en toestand, ons verzegelt tot de dag van verlossing. Als onderpand van onze erfenis zalft Hij ons met (...) vertroosting, Hij bevestigt onze aanneming tot zonen, en Hij is aanwezig in onze smeekbeden. Dit is de wijsheid van het geloof, - het ontdekken en ontmoeten van de Trooster in al deze dingen. We moeten de vreugde van deze dingen niet kwijtraken door onkundig te zijn over Degene die ze geeft, noch moeten we tekort schieten in de respons die van ons verwacht wordt.
Hoe moeten wij antwoord geven op het troostende werk van de Geest? Door ervoor te zorgen dat wij Hem niet bedroeven door achteloosheid of zonde (Ef. 4:30), Hem niet uitdoven door zijn werk te verhinderen of tegen te werken (1 Thess. 5:19), en Hem niet weerstaan door zijn woord niet aan te nemen (Hand. 7:51), maar Hem voortdurend dank brengen, en tot Hem bidden dat zijn vrede en goedheid zullen blijven (Owen vindt in Openbaring 1:4 een precedent voor een dergelijk gebed tot de Geest).
Dit zou, volgens Owen, het patroon moeten zijn van onze regelmatige gemeenschap met de drie Personen van de Godheid, in meditatie, gebed, en een goed geordend leven. Wij moeten in gedachten stilstaan bij de speciale genade en bediening van iedere Persoon afzonderlijk jegens ons, en van onze kant een passende respons van liefde en ootmoed geven aan ieder van hen afzonderlijk. Op deze manier worden wij geacht een volwaardige gemeenschap met God te onderhouden.
4. Gemeenschap met God is een relatie van actieve, op de toekomst gerichte vriendschap tussen God en mens. Deze gedachte geeft ons in één keer een overzicht over het geheel van John Owens ingewikkelde analyse. Gemeenschap met God betekent eenvoudig je gedragen als een vriend van de God die jou zijn vriend heeft genoemd. Thomas Goodwin staat stil bij de liefde van Christus, die stierf om ons opnieuw tot zijn vrienden te maken, toen wij in zonde en vijandschap tegen God waren vervallen, - hoewel "Hij veel goedkoper nieuwe vrienden had kunnen scheppen" - en vervolgens werkt hij op een krachtige wijze de gedachte uit dat vriendschap niet een middel tot een doel is, maar een doel op zichzelf, en dat ware vriendschap tot uitdrukking komt in het zoeken van elkaars gezelschap omwille van dat gezelschap:
Onderlinge gemeenschap is het hart van alle ware vriendschap en een vertrouwde omgang met een vriend heeft iets heel bekoorlijks (...) (dus) neem, naast het gewone eerbetoon van de dagelijkse aanbidding die u aan God verschuldigd bent, de gelegenheid om in zijn aanwezigheid te komen met het doel om omgang met Hem te hebben. Dit kenmerkt ware vriendschap, want vriendschap wordt het best in stand gehouden door bezoeken bij elkaar af te leggen, en naarmate deze ongedwongener zijn en minder veroorzaakt worden door dringende aangelegenheden, des te meer getuigen ze van echte vriendschap. Wij zetten onze vrienden gewoonlijk schaak met het volgende verwijt: Je komt nog altijd wanneer er bepaalde zaken geregeld moeten worden, maar wanneer kom je nu eens om mij te ontmoeten? (...) Als u in zijn aanwezigheid komt, vertel hem hoeveel u nog altijd van hem houdt; span u in om overvloedig te zijn in dat soort uitingen van uw hart; (...) er is niets dat het hart van een vriend meer verrukt...
De puriteinen verloren nooit het besef van ontzag en verwondering over het feit dat toegang tot God in vrede en vriendschap überhaupt voor hen mogelijk was. "Dat zondaren echt gemeenschap met God kunnen hebben, met de oneindig heilige God, is een verbazingwekkende bestiering van Godswege", schreef Owen, en het hart van de puriteinen werd steeds opnieuw ontroerd door het wonder van Gods 'verbazingwekkende' genade. Voor hen was dit het prachtigste wat in deze wereld te vinden is. .
Leven en werken van John Owen, een inleiding
Door J.J.M. Bol
De puritein John Owen is een van de belangrijkste theologen die Engeland ooit gekend heeft. Wanneer er iemand moet worden aangewezen als de held van dit boek, dan komt niemand daarvoor meer in aanmerking dan Owen. Zijn tijd kende vele theologen van zeer groot formaat, maar Owen stak met kop en schouders boven allen uit. C.H. Spurgeon noemde hem 'de prins onder de godgeleerden'. Tegenwoordig kent bijna niemand hem en met die onwetendheid doen we onszelf in ernstige mate te kort.1
Met deze woorden begint J.I. Packer in zijn boek Among God's Giants het hoofdstuk dat handelt over The spirituality of John Owen ("John Owen over het geestelijk leven"). Dit boek van Packer werd in 1991 in Engeland uitgeroepen tot het beste christelijke boek van het jaar. Het bevat in totaal twintig uitmuntende artikelen over de puriteinen en hun betekenis voor vandaag. Vier van de twintig hoofdstukken handelen over John Owen. Men kan Packer dus niet verwijten dat hij zich niet heeft ingespannen iets te doen aan de door hem gesignaleerde wijdverbreide onwetendheid met de belangrijkste theoloog onder de engelse puriteinen.
De onbekendheid met Owen is geen fenomeen dat op zichzelf staat. Owen deelde dit lot gedurende lange tijd met tal van andere puriteinse godgeleerden uit zijn tijd. De zware vervolging die de puriteinen trof in de periode van 1662 tot 1689 is na 1689 door velen met de pen voortgezet. Lange tijd is het zicht op de puriteinen vertroebeld geweest door de karikatuur die van hen is gecreëerd en die ruim 250 jaar met grote ijver in stand is gehouden. Tot op de dag van vandaag leeft bij velen nog steeds de wijdverbreide misvatting dat het puritanisme gelijk staat aan een wettisch, zwaarmoedig en onverdraagzaam soort christendom. Een dergelijk idee over de puriteinen nodigt nu niet bepaald uit hun boeken te gaan lezen. In dat licht moet dan ook het pessimisme van James Moffatt aan het begin van deze eeuw gezien worden. Deze James Moffatt, die in de engelstalige wereld grote bekendheid heeft gekregen vanwege zijn bijbelvertaling, gaf in 1904 een bloemlezing uit van de werken van Owen. Het boek droeg de titel: The golden book of Owen. Moffatt, die toen 33 jaar oud was, had in de geschriften van de puriteinen een geestelijke diepgang en kracht ontdekt, die hij niet aantrof in de Kerk van zijn dagen. De bloemlezing bestond uit een aantal citaten uit Owens werken. In het voorwoord schreef Moffatt het volgende:
Afgezien van een of twee verhandelingen die nog steeds in heel beperkte kring gelezen worden, zijn de verzamelde werken van Owen volledig in de vergetelheid geraakt. Een bloemlezing wordt meestal gekarakteriseerd door de persoonlijke smaak van de samensteller en is al gauw onsamenhangend, vooral wanneer het om meerdere auteurs gaat; maar voorzover ik het kan beoordelen is een bloemlezing de enige kans, of tenminste de beste kans, om te bereiken dat er in de twintigste eeuw nog belangstelling zal zijn voor John Owen en hij niet vergeten wordt.2
In zijn boek John Owen on the Christian life, dat verscheen in 1987, merkt Sinclair Ferguson op dat deze pessimistische kijk op de toekomst van de werken van Owen in de loop van de 20e eeuw toch niet terecht is gebleken. Sinds 1965 worden de werken van Owen (totaal 23 delen) opnieuw uitgegeven. Ferguson stelt zelfs dat het wel eens goed zou kunnen dat Owen op dit moment (1987) wereldwijd door meer mensen wordt gelezen dan ooit tevoren. Intussen zijn we tien jaar verder. De verschillende verkorte versies van diverse werken van Owen die de afgelopen tien jaar in steeds meer talen wereldwijd zijn uitgegeven, lijken het optimisme van Ferguson te rechtvaardigen. John Owen, evenals andere belangrijke puriteinen zoals Jonathan Edwards, John Flavel en William Guthrie genieten internationaal steeds meer belangstelling.
Ontmaskering van een karikatuur
Er is blijkbaar iets veranderd sinds de dagen van Moffatt aan het begin van deze eeuw. De hardnekkige karikatuur van de puriteinen is in de loop van de twintigste eeuw steeds meer barsten gaan vertonen. En terwijl de brokstukken van de karikatuur beginnen af te vallen, komt daarachter langzaam maar zeker de ware gedaante van het puritanisme te voorschijn. Wat door velen (niet allen!3) eeuwenlang versleten werd voor een wat tobberig, wettisch soort christendom, blijkt nu een inspirerende, bloeiende, zeer gebalanceerde en krachtige beweging te zijn geweest, die niet alleen de voedingsbodem is geweest voor de grote opwekkingen in de 18e eeuw, maar ook voor verschillende elementaire verworvenheden van de moderne westerse samenleving. Men moet dan denken aan de erkenning van de waarde en de integriteit van het individu, de daarmee samenhangende ontwikkeling van de westerse democratie en het principe van verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden. De kiemen van deze westerse verworvenheden zijn voor een niet onbelangrijk deel te vinden bij de engelse puriteinen, die zich in de 16e en 17e eeuw tegen veel verdrukking in sterk hebben gemaakt voor de vrijheid van het menselijk geweten, de vrijheid om in de kerk God naar eer en geweten te mogen dienen en eren zonder bemoeienis en dwang van een wereldlijke overheid.
De aanval op de karikatuur van de puriteinen is met name ingezet in de jaren '30 van deze eeuw. In die tijd verschenen er in hoog tempo verschillende academische studies die in de wetenschappelijke wereld geleidelijk aan die rehabilitatie van de puriteinen teweegbrachten die hun toekwam. Packer noemt in dit verband de namen van Perry Miller, William Haller, Marshall Knappen, Percy Scholes en Edmund Morgan.4 Niet langer werden de puriteinen afgeschilderd als excentrieke, religieuze fanatici en lieden met extreme maatschappelijke opvattingen. Eindelijk kregen de puriteinen nu in bredere kring de waardering en erkenning die hun lange tijd ten onrechte was onthouden: verstandige, gewetensvolle en beschaafde burgers; principiële mensen, toegewijd, vastbesloten en gedisciplineerd. Mensen die er hoogstaande opvattingen over het huwelijk en het gezinsleven op na hielden.5
Op de beginnende rehabilitatie in de wetenschappelijke wereld eind jaren '30 in de V.S. en Groot-Brittannië volgde tegen het einde van de jaren '40 een sterk toenemende belangstelling voor de puriteinen op het kerkelijk erf. Hier moeten vooral de namen van Martyn Lloyd-Jones en J.I. Packer worden genoemd. De eerste conferentie die zij samen belegden in december 1950 trok twintig deelnemers en had als thema: "The distinctive theological contribution of the English Puritans" ("De specifieke theologische bijdrage van de engelse puriteinen"). Wat zo bescheiden begon, zou in de loop der jaren uitgroeien tot één van de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen in het angelsaksische 'evangelical' christendom.
Deze ontwikkeling lijkt nog lang niet ten einde te zijn. Daarvan getuigt onder andere het feit dat in de V.S. in een rap tempo puriteinse werken opnieuw worden uitgegeven. Het komt zelfs steeds vaker voor dat er puriteinse werken van de pers rollen die al enkele eeuwen als manuscript in bibliotheken werden bewaard en tot voor kort nooit eerder zijn uitgegeven. Dit alles wijst op een nog altijd groeiende belangstelling en waardering voor deze puriteinse literatuur. Een treffend voorbeeld hiervan is ook de recent uitgegeven engelstalige uitgave van Owens Biblical Theology ("Bijbelse Theologie").6 Tot voor kort was dit meer dan driehonderd jaar oude werk slechts in het latijn beschikbaar. Owen schreef dit werk oorspronkelijk in het latijn en tot voor kort was het nog nooit in het engels vertaald. Het boek (861 pagina's!) bevat een voorwoord van J.I. Packer en is uitgegeven bij Soli Deo Gloria Publications in de V.S. Een boekbespreking van dit werk van Owen treft u op pagina 34 in dit Bulletin. Het zal intussen duidelijk zijn dat deze unieke uitgave van Owen niet op zichzelf staat. De wereldwijd sterk toegenomen belangstelling voor hem en zijn collega-puriteinen is onmiskenbaar.7
John Owen is volgens velen de belangrijkste theoloog uit heel de engelse geschiedenis. Maar wie was John Owen?
Uiteindelijk toch twee goede biografieën
John Owen werd geboren in 1616 in het dorp Stadham, ook wel Stadhampton genoemd, in Oxford-shire, Engeland. Zijn vader, Henry Owen, diende daar de gemeente als puriteins predikant. John was de tweede zoon. Hij had drie broers en een zus. John stamde af van een vooraanstaand Welsh geslacht dat verre bloedbanden had met de vijf koninklijke stammen van Wales. Verschillende van zijn voorouders hadden vooraanstaande maatschappelijke en politieke functies vervuld. Afgezien van het feit dat zijn vader bekend stond als een 'harde werker in de wijngaard van de Heer', die gedurende heel zijn leven de puriteinse principes was toegedaan, is er praktisch niets bekend over de huiselijke omstandigheden van het gezin waarin Owen is opgegroeid.
Biografische gegevens over Owen zijn trouwens sowieso heel schaars voorhanden. Dit heeft alles te maken met het feit dat er twintig jaar na de dood van Owen, in 1683, nog steeds geen goede biografie over hem geschreven was. In 1703 deed de amerikaanse puritein Cotton Mather in zijn boek Magnalia Americana Christi dan ook zijn beklag over deze nalatigheid. Mather schrijft dan:
De Kerk van Christus is tekort gedaan vanwege het feit dat de biografie van de grote John Owen niet geschreven is.8
Het zou nog twintig jaar duren voordat er uiteindelijk rond 1723 een biografie over het leven van John Owen verscheen. De auteur was Mr. Asty, een gerespecteerd predikant in London. Deze biografie was veel te beknopt en kon onmogelijk recht doen aan het veelbewogen en zeer werkzame leven van Owen. Bovendien wemelde dit werkje van de onnauwkeurigheden. Uit dezelfde periode stamt een korte, anonieme levensbeschrijving die eveneens schromelijk tekort schoot.
Voor de latere in de 19e eeuw verschenen biografieën van de hand van Orme en Thomson hebben de schrijvers moeten putten uit publicaties van Owens tegenstanders, die er, gezien de enorme invloed die Owen in zijn tijd gehad heeft, vaak niet omheen konden in hun geschriften op hem te reageren of hem, zij het met tegenzin, te prijzen. Daarnaast heeft men geput uit de levensbeschrijvingen van zijn tijdgenoten. Gezien de grote rol die Owen speelde in het Engeland van zijn dagen, werd zijn naam in die biografieën meer dan eens genoemd. Hetzelfde geldt voor de diverse historische werken over die periode van de engelse geschiedenis.
Het meeste materiaal hebben Owens biografen waarschijnlijk nog gevonden in de vele autobiografische opmerkingen die Owen vaak onbedoeld maakte in het voorwoord dat hij meestal schreef bij zijn verschillende werken. Met name Orme schijnt hiervan op heel kundige wijze veel gebruik van te hebben gemaakt.9 Uiteindelijk zijn er dan dus, van de hand van Orme en Thomson, toch twee goede biografieën verschenen over het leven van Owen. Dit ondanks het feit dat beide biografen slechts zeer beperkt toegang hadden tot de meer persoonlijke gegevens over het leven van deze grote puritein.
Een ijverig student
Hoewel er weinig details bekend zijn uit Owens persoonlijke leven, zijn de meer feitelijke gegevens over zijn levensloop en werkzaamheden wél genoegzaam bekend. Naar alle waarschijnlijkheid genoot Owen zijn eerste onderwijs in de pastorie van zijn vader in Stadham. Toen hij tien jaar oud was, ging hij naar een klein atheneum in Oxford, waar een zeer goede privéleraar de leiding had. De jonge John bleek een hard werkende en zeer goede leerling. Op twaalfjarige leeftijd was hij alles machtig wat er op het atheneum te leren viel. Op dezelfde, ook voor die tijd uitzonderlijk jonge leeftijd van twaalf jaar begon Owen zijn universitaire studies aan Queen's College aan de Universiteit van Oxford. Hij studeerde vreselijk hard. Hij wende zichzelf aan vier uur per nacht te slapen om zo meer tijd te hebben voor zijn studies. De jonge Owen was zeer ambitieus. Hij was vastbesloten om een succesvolle carrière op te bouwen en een hoge positie te verwerven hetzij in de politiek, hetzij binnen de Kerk. Naast het zeer zware studieschema dat hij zich om die reden oplegde, speelde hij ook nog fluit, waarvoor hij tevens muzieklessen volgde. Ook vond hij nog tijd om zich te bekwamen in verspringen en speerwerpen.
Op 27 april 1635 - Owen was toen 18 of 19 jaar oud - behaalde hij zijn M.A. (Master of Arts) en werd kort daarna bevestigd tot deacon (diaken), het laagste kerkelijk ambt in die tijd in Engeland. Vervolgens begon hij aan de zevenjarige studie voor Bachelor of Divinity, zijn verdere theologiestudie. Belangrijker dan het behalen van zijn M.A. op 19-jarige leeftijd was de geestelijke verandering die zich in hem voltrok in diezelfde periode. Zijn wereldse ambities moesten wijken voor de puriteinse idealen die hij gezien had in het leven van zijn vader en die hij in deze periode ook tot de zijne maakte. De hang naar een schitterende carrière moest het veld ruimen voor een nieuw levensdoel: het dienen van God en Zijn Gemeente. Deze verandering zou al snel ingrijpende gevolgen hebben. Dit was de tijd dat Koning Karel I en de beruchte aartsbisschop William Laud de puriteinen in Engeland steeds verder de duimschroeven aandraaiden. Ook aan de universiteit van Oxford werden allerlei maatregelen uitgevaardigd die lijnrecht indruisten tegen alles waar de puriteinen voor stonden. In 1637 stond de veelbelovende, zeer getalenteerde student die Owen was, voor de keus: zich conformeren en zijn puriteinse principes verloochenen om verder te kunnen studeren óf de universiteit verlaten. Owen koos voor het laatste. Hij verliet Oxford om er menselijk gesproken nooit meer terug te keren. De hoop op verdere universitaire studie leek vervlogen. Owen vond emplooi als chaplain (huisgeestelijke) en privéleraar bij twee verschillende adellijke families. Dit gaf hem de gelegenheid om zich zelfstandig aan verdere studie te wijden.
Eindelijk vrede
Toen in Engeland de burgeroorlog uitbrak tussen Koning Karel I en het parlement, keerde Owen terug naar Londen. We schrijven nu 1642. Owen was 26 jaar oud en hoewel hij toen al wel overtuigd christen was, kende hij nog geen heilszekerheid. Al geruime tijd werd hij regelmatig geplaagd door perioden van zwaarmoedigheid. Volgens Packer werd hij in zijn vroege twintiger jaren zelfs zó sterk overtuigd van zonde, dat hij eens drie maanden lang ieder gezelschap vermeed en nauwelijks een woord wist uit te brengen wanneer iemand hem aansprak.10 Maar onder een preek over Matth. 8:26 ("Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen?") ervoer Owen dat de liefde van God werd uitgestort in zijn hart en ontving hij de heilszekerheid waarnaar hij al enkele jaren zo intens verlangde. Eindelijk mocht hij de vrede van God in zijn hart ervaren. Dit zou een beslissend keerpunt in zijn leven blijken. Van dit moment af mocht Owen zich verheugen in een stabiel en innig geloofsleven dat gekenmerkt werd door een vreugdevol vertrouwen en een onwrikbare geloofszekerheid. Hiervan zou hij later nog heel vaak blijk geven in de vele boeken die hij geschreven heeft en die bijna alle zonder uitzondering getuigen van een heel rijk geestelijk leven.
Predikant, echtgenoot en vader
In hetzelfde jaar, 1642, publiceerde Owen zijn eerste werk: A display of Arminianism ("Een uiteenzetting van het Arminianisme"). Door deze publicatie genoot hij al snel veel bekendheid, wat onder andere resulteerde in zijn bevestiging tot predikant op 16 juli 1643 in Fordham, Essex. Kort hierna trad Owen in het huwelijk met Mary Rooke. In totaal kregen de Owens elf kinderen. Op één na stierven al de kinderen vóór het bereiken van de volwassen leeftijd. Het is zeer waarschijnlijk dat deze tragische omstandigheden in het gezin van Owen hebben bijgedragen tot de diepgang die zijn vele theologische werken later zouden kenmerken. Owen genoot van zijn werk als predikant in het landelijke Fordham. Hij wijdde zich met hart en ziel aan de prediking, het onderricht en het pastoraat. Al snel trok zijn prediking heel veel mensen, niet alleen uit Fordham, maar ook uit omliggende gemeenten. Tot op de dag van vandaag kan men kennis nemen van de voortreffelijke preken van Owen. Men vindt ze in de delen 8 en 9 van zijn door The Banner of Truth Trust uitgegeven werken.
Owen schreef niet alleen goede preken, hij was ook een boeiend spreker. Hij wist met heel veel gevoel te spreken en zijn gehoor als het ware mee te nemen in zijn betoog. Owen sprak net zo goed uit het hoofd als voorbereid van papier. Zijn persoonlijkheid en hele manier van doen waren vriendelijk, gracieus en hoffelijk. Bovendien had Owen een statige en lange gestalte en werd hij gekenmerkt door een heel natuurlijke vorm van heiligheid. Volgens tijdgenoten kwam het hele spectrum van de vrucht van de Geest bij Owen in heel zijn doen en laten zo spontaan tot uiting, dat het natuurlijke en geestelijke bij hem in bijna volmaakte harmonie aanwezig waren. Dit alles droeg in niet geringe mate bij aan de grote impact die Owens prediking op zijn gehoor gehad heeft.11
In 1646 viel Owen op 32-jarige leeftijd voor de eerste maal de eer te beurt om te preken voor het parlement. Dit was ter gelegenheid van één van de dagen van vasten en gebed die het engelse parlement in die tijd maandelijks placht te houden. De prediking van Owen viel in goede aarde bij de parlementariërs en het was onvermijdelijk dat dit publieke optreden Owens bekendheid alleen maar deed toenemen. In diezelfde periode werd Owen zeer tegen zijn zin door plaatselijke politieke omstandigheden gedwongen zijn predikantschap in Fordham neer te leggen. Dit was nog niet bekend, of hij ontving al een beroep uit Coggeshall, niet ver van Fordham. Het betrof een gemeente van 2000 zielen, veel groter dus dan Fordham. Owen nam het beroep aan. Met veel vrucht en voldoening is hij in deze gemeente werkzaam geweest.
Escalatie van de burgeroorlog
Intussen spitste het conflict tussen Koning Karel I en het engelse parlement zich verder toe. Het waren zware jaren voor de engelse bevolking. Engeland was verwikkeld in een slopende burgeroorlog. In 1648 slaan de troepen van het parlement het beleg voor de stad Colchester, op vijf kilometer afstand van Coggeshall, waar Owen predikant was. Owen preekte diverse malen voor de puriteins gezinde troepen. Tijdens dit beleg, dat tien weken zou duren, raakte Owen voor het leven bevriend met Lord Fairfax, de leider van de legers van het parlement. De vriendschap met Lord Fairfax zou ingrijpende gevolgen in Owens leven hebben. Deze connectie in de hoogste politieke kringen van Engeland resulteerde binnen een jaar in een zeer nauwe samenwerking met Oliver Cromwell, de belangrijkste staatkundige leider van Engeland gedurende de vijftiger jaren van de 17e eeuw.
We kunnen ons bijna niet voorstellen hoe ingrijpend en dramatisch de politieke crisis van het toenmalige Engeland was. Een groot deel van de bevolking had geen enkel vertrouwen meer in Koning Karel I. De koning voerde een repressief beleid, waarvan vooral de puriteinsgezinden de slachtoffers waren. Puriteinse predikanten werden vaak vervolgd, gevangen gezet en gemarteld. De rechten van het engelse parlement lapte de koning aan zijn laars. Beloften verbrak hij net zo gemakkelijk als hij ze maakte. In 1648 moesten de troepen van de koning echter definitief het onderspit delven tegen de gedisciplineerde en zeer gemotiveerde legers van het parlement. De crisis vond daarna een dramatisch hoogtepunt in de berechting van Koning Karel I. Na schuldig bevonden te zijn aan hoogverraad, moord en tirannie, werd hij op 30 januari 1649 terechtgesteld.
De executie van Karel I luidde een unieke periode in de engelse geschiedenis in. Onder leiding van Oliver Cromwell en het parlement zou Engeland tot 1660 een voor die tijd ongekende godsdienstvrijheid genieten. Eindelijk kregen de puriteinen de vrijheid om het kerkelijk leven in vrijheid naar de Schriften in te richten, zonder inmenging en dwang van de wereldlijke overheid. Hier had men zich bijna honderd jaar, vaak tegen een heel hoge prijs, sterk voor gemaakt. Eindelijk was daar de mogelijkheid om de principes van tolerantie in de praktijk te brengen.
Legerpredikant tegen wil en dank
Het was in datzelfde jaar 1649, dat John Owen voor de derde maal moest preken voor het parlement. Onder het gehoor bevond zich Oliver Cromwell, toen nog één van de belangrijkste legerofficieren. Toen Owen de volgende dag Lord Fairfax bezocht, ontmoette hij daar Cromwell voor het eerst. Cromwell plaatste zijn handen op Owens schouders met de woorden: "Meneer, u bent de persoon die ik moet leren kennen." Waarop Owen antwoordde: "Dat zal mij tot veel meer voordeel strekken dan u." "Daar zullen we snel achter komen", was het antwoord van Cromwell. Kort daarop kreeg Owen het verzoek om Cromwell en zijn troepen op een militaire missie naar Ierland te begeleiden als veldprediker en als persoonlijk adviseur van Cromwell zelf. Tevens zou Owen dan in Dublin de stand van zaken moeten opnemen aan de universiteit aldaar. Net als in Oxford had ook de universiteit van Dublin namelijk geleden onder de gevolgen van de burgeroorlog. Natuurlijk was het een hele eer voor Owen om hiervoor gevraagd te worden. Hij had er echter helemaal geen zin in. Zijn hart lag in zijn werk als predikant in de gemeente te Coggeshall, dat hij, zeer tegen zijn zin, zou moeten neerleggen. Maar Owen had geen keus. In die dagen was een verzoek van iemand als Cromwell weinig minder dan een bevel. Het duurde niet lang of Owen was met 12000 psalmzingende en bijbellezende puriteinse soldaten op weg naar Ierland.
Naar alle waarschijnlijkheid was dit één van de meest unieke legers die ooit op europese bodem hebben gestreden. In de troepen heerste een bijna volmaakte discipline. Wanneer er niet gevochten hoefde te worden, waren de soldaten bij voorkeur bezig met bijbellezen, psalmen zingen en gesprekken over godsdienstige onderwerpen. In heel het legerkamp werd geen vloek gehoord. En wanneer er gevochten moest worden, waren de soldaten zo gemotiveerd en gedisciplineerd dat praktisch iedere slag werd gewonnen.
Eenmaal terug in Engeland bleek Owen niet onverdeeld gelukkig met de bij tijd en wijle bloedige militaire campagnes in Ierland. In een preek tot het parlement deed hij zijn beklag dat Jezus Christus in Ierland slechts bekend is als een leeuw, wiens klederen bevlekt zijn met het bloed van zijn vijanden en dat praktisch niemand Hem daar heeft leren kennen als een lam dat voor zijn vrienden besprenkeld is met zijn eigen bloed. In dezelfde preek deed Owen een beroep op het parlement om erop toe te zien dat naar Ierland niet alleen legers, maar ook predikanten werden gestuurd. Owen bleek diep geraakt te zijn door de honger naar het Evangelie die hij met name in Dublin onder de Ieren heeft aangetroffen.12
De reorganisatie van een universiteit
Na Cromwell nog een keer te hebben begeleid op een militaire campagne, nu naar Schotland, vinden we Owen in 1651 in Oxford. Op 18 maart van dat jaar las hij in de krant dat hij benoemd was tot dean (deken) van Christ Church in Oxford. Dit was een zeer belangrijke, vooraanstaande positie, waaraan een voor die tijd vorstelijk salaris was verbonden. Het jaar 1652 zou een nieuwe verrassing voor Owen brengen. De universiteit van Oxford had zwaar geleden onder de gevolgen van de burgeroorlog, tijdens welk conflict de stad Oxford de kant van de koning had gekozen. Veel gebouwen van de universiteit waren intussen als kazernes in gebruik genomen. Onder de studenten was discipline ver te zoeken en van studeren kwam weinig. Ten gevolge van de oorlog was de universiteit bijna bankroet. Het werd hoog tijd dat deze gerenommeerde universiteit uit het slop zou worden gehaald. Cromwell zag in Owen de aangewezen man en zocht hem aan als vice-chancellor (vice-president) van de universiteit. Met de nodige reserves nam Owen deze immense taak op zich. Toen hij zich in 1658 na zes jaar gedwongen zag deze functie weer neer te leggen, erkenden zelfs zijn tegenstanders dat hij zich op voortreffelijke wijze van zijn taak gekweten had. Het hele klimaat op de universiteit was radicaal ten goede gewijzigd. Discipline was hersteld en er werd weer gestudeerd. Owen had gezorgd voor benoemingen van bekwame, nieuwe docenten en hoogleraren. Er werd opnieuw op niveau wetenschap bedreven en de schuld van de universiteit was nagenoeg voldaan. Deze zware verantwoordelijkheden aan de universiteit van Oxford weerhielden Owen er niet van het ene werk na het andere te publiceren.
Een zeer productief theoloog
In het licht van het leven dat hij heeft geleid en de grote verantwoordelijkheden die praktisch altijd op zijn schouders rustten, is het bijna niet te begrijpen hoe Owen zijn leven lang zo veel heeft kunnen schrijven en publiceren. Zo verschenen tijdens zijn periode in Oxford achtereenvolgens onder andere: The doctrine of the saint's perseverance ("De leer van de volharding der heiligen", 1654), On the mortification of sin ("Over het doden van de zonde", 1656), On communion with God ("Over gemeenschap met God", 1657), A discovery of the true nature of schism ("Over de ware aard van schisma's", 1657), A review of the true nature of schism ("Een bespreking van de ware aard van schisma's", 1657) en On the nature and power of temptation (" Over het wezen en de kracht van verleiding", 1658). Dit is kenmerkend geweest voor Owens leven. Hoe groot en zwaar zijn verantwoordelijkheden ook waren, toch verscheen bijna jaarlijks van zijn hand het ene voortreffelijke werk na het andere.
Owen had een heel bijzondere stijl van werken en schrijven. Hij maakte er een gewoonte van - zeker wanneer het polemische onderwerpen betrof - eerst alles te lezen wat ooit over het betreffende onderwerp geschreven was. Vervolgens behandelde hij het hele onderwerp punt voor punt zonder ook maar één detail dat van belang was over het hoofd te zien. Terwijl hij zijn tegenstanders op deze manier met onvoorstelbare kennis van zaken weerlegde, belichtte hij het onderwerp in kwestie consequent vanuit de Heilige Schrift. In menige controverse uit die tijd had Owen op deze manier het laatste woord en dreef hij zijn tegenstanders zo tot wanhoop. Owen schreef met zo'n grote kennis van zaken, hij was zo volledig in het behandelen van zijn onderwerp en zijn argumenten waren dermate overtuigend dat er in de regel niets meer tegen in viel te brengen.
Geheiligde geleerdheid
Hoe komt het dat Owen tot op de huidige dag nog steeds, en zelfs door steeds meer mensen gelezen wordt? Wat is zo bijzonder aan de theologie van Owen? Mogelijk zit het geheim hem vooral hierin: Owen kende het menselijke hart goed, hij kende God en hij was zeer thuis in Gods Woord. Owen was theoloog én psycholoog. Hij kende God en hij kende de mens. En juist binnen de setting van het puritanisme, dat sterk op de praktijk van het christenleven was gericht, resulteerde dit bij Owen in een bij uitstek pastorale theologie. Wie Owen leest, zal dan ook herhaaldelijk beleven dat het is alsof je over jezelf zit te lezen. Keer op keer weet hij allerlei pastorale thema's zó te verwoorden en te verklaren, dat de lezer al lezende precies die pastorale hulp ontvangt die hij of zij op dat moment nodig heeft. Met een bij tijd en wijle verbluffend inzicht in wat er allemaal kan omgaan in een mensenhart weet Owen steeds weer precies die remedie aan te reiken die voor dat specifieke probleem afdoende is.
Al Owens werken worden ook gekenmerkt door een groot ontzag voor God en een diep besef van Gods heiligheid. Daarnaast klinkt bij Owen altijd weer de verwondering over de verlossing in Christus, over de rijkdom van Gods liefde en genade, die alle verstand te boven gaan. Amazing Grace! Anders gezegd, in al Owens theologie klinkt de aanbidding door. Dat is misschien nog wel het meest aantrekkelijke in al zijn schrijven. Het is geheiligde geleerdheid. Dat zou kenmerkend moeten zijn voor alle ware theologiebeoefening.
Owen heeft enkele zeer moeilijke, specialistische werken geschreven, maar veel van zijn boeken zijn heel toegankelijk voor een breed publiek. Heel beroemd zijn zijn werken over de Heilige Geest. Volgens iemand als Richard Lovelace is er in heel de kerkgeschiedenis nooit meer iets beters over de Heilige Geest geschreven dan wat John Owen en zijn puriteinse tijdgenoten Thomas Goodwin en Richard Sibbes over dit onderwerp hebben gepubliceerd.13 Zo is Owen de eerste theoloog uit de kerkgeschiedenis geweest die een apart werk heeft gewijd aan het onderwerp van de charismata, de gaven van de Geest.14 Ook zijn verhandeling over vergeving op grond van Psalm 130 en zijn werken over zonde en verleiding zijn gedurende enkele eeuwen velen tot zegen geweest.15 Hetzelfde geldt voor het kostelijke On spiritual mindedness ("Over de geestelijke gezindheid").16
Het tij keert
Na de dood van Cromwell in 1658 namen de politieke ontwikkelingen in Engeland voor de puriteinen een slechte wending. In 1660 keerde Karel II, zoon van de terechtgestelde Karel I, uit zijn ballingschap terug naar Engeland en werd het koningschap in Engeland in ere hersteld. In 1662 vaardigde het nieuwe koningsgezinde parlement een aantal zeer repressieve wetten uit, die tot gevolg hadden dat bijna 2000 puriteinse predikanten hun ambt moesten neerleggen, hun pastorieën moesten verlaten en zonder een cent inkomen op straat stonden. Prediking kon nog slechts ondergronds geschieden en menig puriteins predikant die weigerde zich hieraan te conformeren, verdween achter de tralies. De wetten van 1662 werden in 1665 zelfs gevolgd door nog meer onderdrukkende wetgeving. Opnieuw moest puriteins Engeland door de donkere tunnel van vervolging en repressie. Dit zou duren tot 1689, het jaar van de 'Glorious Revolution', waarin stadhouder Willem III vanuit Nederland de vrijheid in Engeland zou herstellen.
Gedurende deze kritieke jaren is Owen erin geslaagd leiding te blijven geven aan de congregationalisten of 'independents', de kerkelijke stroming waar hij zelf toe behoorde. Waar mogelijk wendde hij zijn politieke invloed aan om nieuwe wetgeving positief te beïnvloeden en de negatieve gevolgen van de vervolgingen zoveel mogelijk te verzachten. Zo wist hij te bereiken dat koning Karel II de wetgeving een tijd lang versoepelde. Ook gebeurde het dat de koning Owen soms grote sommen geld ter beschikking stelde om puriteinse predikanten te kunnen helpen die hun huis en al hun bezittingen hadden verloren. Owen zette zich ook meermalen in om verbeteringen gedaan te krijgen in de omstandigheden van gevangen predikanten of om, indien mogelijk, hen vrij te krijgen. In deze beperkte hij zich niet tot de eigen kring van congregationalistische predikanten. Daarvan getuigt onder andere zijn herhaaldelijke bemoeienis met de gevangenschap van de baptistenpredikant John Bunyan, wat uiteindelijk resulteerde in de vrijlating van Bunyan. Over deze periode van Owens leven valt nog veel meer te schrijven, maar daarover meer in een volgend artikel.
Een versleten lichaam, een ongebroken geest
Owens laatste jaren werden gekenmerkt door ziekte en zwakheid. Hij had zwaar te lijden van galstenen en astma. Desondanks bleef hij schrijven tot aan zijn dood. Eén van zijn mooiste werken schreef hij kort voor zijn overlijden: Meditations on the glory of Christ ("Overdenkingen over de glorie van Christus"). Owen stierf op 67-jarige leeftijd, op 24 augustus 1683. Zijn lichaam was volledig versleten, zijn geest ongebroken. Van dat laatste getuigt de brief aan een vriend die hij een dag voor zijn dood nog liet opschrijven. Wellicht is er geen betere manier om dit artikel over deze man Gods te eindigen dan met een citaat uit deze brief van Owen:
Ik ga naar Hem, Die mijn ziel heeft liefgehad, of beter gezegd: Die mij heeft liefgehad met een eeuwige liefde; en dat is heel de grond van al mijn troost. De weg die ik gaan moet, is zeer vervelend en vermoeiend door verschillende hevige pijnen die allen gepaard gaan met een telkens terugkerende koorts (...) Ik verlaat het schip van de Kerk tijdens een storm, maar zolang de grote Stuurman aan boord is, is het verlies van een onaanzienlijke roeier van geen betekenis (...) de belofte blijft van kracht door alles heen: Hij zal u geenszins begeven noch verlaten (...) Gedenk uw stervende vriend.17
Owen heeft de Kerk niet zonder erfenis achtergelaten. Van zijn hand verschenen in totaal tachtig theologische werken, waarvan er twaalf na zijn overlijden zijn uitgegeven, de laatste in 1760.
Enkele jaartallen in verband met John Owen en zijn tijd
1616: Geboren in Stadham, Oxfordshire.
1628: Begint zijn studie aan de universiteit van Oxford.
1632: Haalt zijn B.A. (Bachelor of Art) in Oxford.
1635: Haalt zijn M.A. (Master of Arts) in Oxford; tevens bevestigd tot deacon (diaken).
1637: Verlaat dePuniversiteit van Oxford wegens de antipuriteinse maatregelen van Karel I en William Laud.
1642: Uitbreken van de Engelse Burgeroorlog. Owen verhuist naar Londen. Vindt heilszekerheid en innerlijke vrede. Zijn eerste theologische werk verschijnt: A display of Arminianism.
1643: Bevestigd als predikant in Fordham, Essex. Treedt in het huwelijk met Mary Rooke.
1646: Bevestigd als predikant in Coggeshall, nu overtuigd congregationalist. Owen preekt voor het eerst voor het engelse parlement.
1649: Executie van koning Karel I. Owen vergezelt Cromwell als veldprediker en persoonlijk adviseur naar Ierland.
1651: Benoemd tot Dean (Deken) van Christ Church in Oxford.
1652: Vice-chancellor (vice-president) van de universiteit van Oxford.
1658: Krijgt ontslag als vice-chancellor nadat de relatie met Cromwell verslechterd is.
1658: Dood Oliver Cromwell.
1660: Karel II keert uit Breda terug naar Engeland.
1660: Owen verhuist naar zijn kleine privé-landgoed in Stadhampton.
1662: Begin van de vervolging van de puriteinen.
1667: Owen keert terug naar Londen na de grote brand en de pestepidemie aldaar. Is opnieuw werkzaam als predikant.
1676: Mary Rooke, zijn eerste vrouw, overlijdt.
1677: Owen trouwt opnieuw, met Michel, weduwe van Thomas D'Oyley.
1683: Owen overlijdt op 24 augustus en wordt elf dagen later begraven op Bunhill Fields in Londen.
Owens complete nalatenschap in 23 delen plus 1
De volgende 23 delen zijn uitgegeven door The Banner of Truth Trust:
Serie 1: Leerstellig
Vol. 1: - Life of Owen, by Andrew Thomas
- On the Person of Christ
- Meditations and Discourses on the Glory of Christ
- Meditations and Discourses on the Glory of Christ applied to Sinners and Saints
- Two short Catechisms
Vol. 2: - On Communion with God
- Vindication of the Preceding Discourse
- Vindication of the Doctrine of the Trinity
Vol. 3: - Discourse on the Holy Spirit
Vol. 4: - The Reason of Faith
- Causes, Ways, and Means, of understanding the Mind of God
- On the Work of the Holy Spirit in Prayer
- Of the Holy Spirit and His Work, as a Comforter and as the Author of Spiritual Gifts
Vol. 5: - The Doctrine of Justification by Faith
- Evidences of the Faith of God's Elect
Serie 2: Praktisch
Vol. 6: - On the Mortification of Sin
- On Temptation
- On Indwelling Sin in Believers
- Exposition of Psalm 130
Vol. 7: - The Nature and Causes of Apostasy
- On Spiritual-Mindedness
- On the Dominion of Sin and Grace
Vol. 8: - Sermons
Vol. 9: - Posthumous Sermons
Serie 3: Controversieel
Vol. 10: - A Display of Arminianism
- The Death of Death in the Death of Christ
- Of the Death of Christ
- A Dissertation on Divine Justice
Vol. 11: - The Doctrine of the Saints' Perseverance Explained and Confirmed
Vol. 12: - Vindiciae Evangelicae: or, the Mystery of the Gospel Vindicated
- Of the Death of Christ, and of Justification
- A Review of the Annotations of Grotius
Vol. 13: - The Duty of Pastors and People Distinguished
- Eshcol: a Cluster of the Fruit of Canaan
- Of Schism; in Three Books
- Nonconformity Vindicated
- Tracts on the power of the Magistrate, Indulgence, Toleration, etc.
Vol. 14: - Animadversions on 'Fiat Lux'
- Vindication of Animadversions
- The Church of Rome no safe Guide
- On Union among Protestants
- The State and Fate of Protestantism
Vol. 15: - Discourse concerning Liturgies
- Discourse concerning Evangelical Love, Church Peace, and Unity
- Inquiry concerning Evangelical Churches
- Answer to Dr Stillingfleet on the unreasonableness of Separation
- Instruction in the Worship of God
Vol. 16: - The Nature of a Gospel Church
- Tracts on Excommunication, Church Censures, Baptism, etc.
- On the Divine Original of the Scriptures
- Posthumous Sermons
- Indices
Serie 4: Verklarend
Vol. 17: - Concerning the Epistle to the Hebrews
- Concerning the Messiah
- Concerning the Jewish Church
Vol. 18: - The Sacerdotal Office of Christ
- A Day of Sacred Rest
- Summary of Observations on Hebrews
Vol. 19: - Exposition of Hebrews, 1-3:6
Vol. 20: - Exposition of Hebrews, 3:7-5:14
Vol. 21: - Exposition of Hebrews, 6:1-7:28
Vol. 22: - Exposition of Hebrews, 8:1-10:39
Vol. 23: - Exposition of Hebrews, 11:1-13:25
Extra bundel [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp.:
- Biblical Theology:
- Natural Theology
- Theology from Adam to Noah
- Theology from Noah to Abraham
- Theology from Abraham to Moses
- Theology from Moses to Christ
- Evangelical Theology
- Defence of Sacred Scripture against Modern Fanaticism
Bibliografie
- The Works of John Owen, 23 delen (Ed. William H. Gold) [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1965].
- John Owen, Biblical theology [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp. Vertaald uit het latijn door Stephen P. Westcott.
- Sinclair B. Ferguson, John Owen on the Christian life [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1987], 297 pp., ISBN 085151-503-7.
- Packer, Among God's Giants; the Puritan Vision of the Christian Life [Eastbourne: Kingsway Publications, 1991], 447 pp., ISBN 086065-452-4.
1: J.I. Packer, Among God's Giants; the Puritan Vision of the Christian Life [Eastbourne: Kingsway Publications, 1991], p. 251 (Vertaling citaat J.J.M. Bol).
2: Sinclair B. Ferguson, John Owen on the Christian life [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1987], p. X.
3: Zo waren onder andere George Whitefield, C.H. Spurgeon en J.C. Ryle alle drie grote liefhebbers en bewonderaars van de puriteinen. Alle drie lieten ze zich in hun prediking sterk door de puriteinen inspireren. Van Spurgeon is bekend dat hij enkele duizenden werken van de puriteinen in zijn bibliotheek had staan.
4: J.I. Packer, Ibidem, pp. 23-24.
5: Ibidem, p. 24.
6: John Owen, Biblical theology [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp. Vertaald uit het latijn door Stephen P. Westcott.
7: Alister McGrath, Evangelicalism and the future of Christianity [London-Sydney-Auckland-Toronto: Hodder & Stoughton, 1994], pp. 132, 135, 138.
8: The Works of John Owen, Vol. 1 (Ed. William H. Gold) [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1965], p. XXI.
9: Ibidem, p. XXII.
10: J.I. Packer, Ibidem, p. 251.
11: Ibidem, pp. XLVIII, CIV.
12: Ibidem, Vol. 8, pp. 235-236.
13: Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life; An Evangelical Theology of Renewal [Downers Grove-Exeter: InterVarsity Press, The Paternoster Press, 1979], p. 120.
14: The Works of John Owen, Vol. 4.
15: Ibidem, Vol. 6.
16: Ibidem, Vol. 7.
17: Ibidem, Vol. 1, p. CII.
Door J.J.M. Bol
De puritein John Owen is een van de belangrijkste theologen die Engeland ooit gekend heeft. Wanneer er iemand moet worden aangewezen als de held van dit boek, dan komt niemand daarvoor meer in aanmerking dan Owen. Zijn tijd kende vele theologen van zeer groot formaat, maar Owen stak met kop en schouders boven allen uit. C.H. Spurgeon noemde hem 'de prins onder de godgeleerden'. Tegenwoordig kent bijna niemand hem en met die onwetendheid doen we onszelf in ernstige mate te kort.1
Met deze woorden begint J.I. Packer in zijn boek Among God's Giants het hoofdstuk dat handelt over The spirituality of John Owen ("John Owen over het geestelijk leven"). Dit boek van Packer werd in 1991 in Engeland uitgeroepen tot het beste christelijke boek van het jaar. Het bevat in totaal twintig uitmuntende artikelen over de puriteinen en hun betekenis voor vandaag. Vier van de twintig hoofdstukken handelen over John Owen. Men kan Packer dus niet verwijten dat hij zich niet heeft ingespannen iets te doen aan de door hem gesignaleerde wijdverbreide onwetendheid met de belangrijkste theoloog onder de engelse puriteinen.
De onbekendheid met Owen is geen fenomeen dat op zichzelf staat. Owen deelde dit lot gedurende lange tijd met tal van andere puriteinse godgeleerden uit zijn tijd. De zware vervolging die de puriteinen trof in de periode van 1662 tot 1689 is na 1689 door velen met de pen voortgezet. Lange tijd is het zicht op de puriteinen vertroebeld geweest door de karikatuur die van hen is gecreëerd en die ruim 250 jaar met grote ijver in stand is gehouden. Tot op de dag van vandaag leeft bij velen nog steeds de wijdverbreide misvatting dat het puritanisme gelijk staat aan een wettisch, zwaarmoedig en onverdraagzaam soort christendom. Een dergelijk idee over de puriteinen nodigt nu niet bepaald uit hun boeken te gaan lezen. In dat licht moet dan ook het pessimisme van James Moffatt aan het begin van deze eeuw gezien worden. Deze James Moffatt, die in de engelstalige wereld grote bekendheid heeft gekregen vanwege zijn bijbelvertaling, gaf in 1904 een bloemlezing uit van de werken van Owen. Het boek droeg de titel: The golden book of Owen. Moffatt, die toen 33 jaar oud was, had in de geschriften van de puriteinen een geestelijke diepgang en kracht ontdekt, die hij niet aantrof in de Kerk van zijn dagen. De bloemlezing bestond uit een aantal citaten uit Owens werken. In het voorwoord schreef Moffatt het volgende:
Afgezien van een of twee verhandelingen die nog steeds in heel beperkte kring gelezen worden, zijn de verzamelde werken van Owen volledig in de vergetelheid geraakt. Een bloemlezing wordt meestal gekarakteriseerd door de persoonlijke smaak van de samensteller en is al gauw onsamenhangend, vooral wanneer het om meerdere auteurs gaat; maar voorzover ik het kan beoordelen is een bloemlezing de enige kans, of tenminste de beste kans, om te bereiken dat er in de twintigste eeuw nog belangstelling zal zijn voor John Owen en hij niet vergeten wordt.2
In zijn boek John Owen on the Christian life, dat verscheen in 1987, merkt Sinclair Ferguson op dat deze pessimistische kijk op de toekomst van de werken van Owen in de loop van de 20e eeuw toch niet terecht is gebleken. Sinds 1965 worden de werken van Owen (totaal 23 delen) opnieuw uitgegeven. Ferguson stelt zelfs dat het wel eens goed zou kunnen dat Owen op dit moment (1987) wereldwijd door meer mensen wordt gelezen dan ooit tevoren. Intussen zijn we tien jaar verder. De verschillende verkorte versies van diverse werken van Owen die de afgelopen tien jaar in steeds meer talen wereldwijd zijn uitgegeven, lijken het optimisme van Ferguson te rechtvaardigen. John Owen, evenals andere belangrijke puriteinen zoals Jonathan Edwards, John Flavel en William Guthrie genieten internationaal steeds meer belangstelling.
Ontmaskering van een karikatuur
Er is blijkbaar iets veranderd sinds de dagen van Moffatt aan het begin van deze eeuw. De hardnekkige karikatuur van de puriteinen is in de loop van de twintigste eeuw steeds meer barsten gaan vertonen. En terwijl de brokstukken van de karikatuur beginnen af te vallen, komt daarachter langzaam maar zeker de ware gedaante van het puritanisme te voorschijn. Wat door velen (niet allen!3) eeuwenlang versleten werd voor een wat tobberig, wettisch soort christendom, blijkt nu een inspirerende, bloeiende, zeer gebalanceerde en krachtige beweging te zijn geweest, die niet alleen de voedingsbodem is geweest voor de grote opwekkingen in de 18e eeuw, maar ook voor verschillende elementaire verworvenheden van de moderne westerse samenleving. Men moet dan denken aan de erkenning van de waarde en de integriteit van het individu, de daarmee samenhangende ontwikkeling van de westerse democratie en het principe van verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden. De kiemen van deze westerse verworvenheden zijn voor een niet onbelangrijk deel te vinden bij de engelse puriteinen, die zich in de 16e en 17e eeuw tegen veel verdrukking in sterk hebben gemaakt voor de vrijheid van het menselijk geweten, de vrijheid om in de kerk God naar eer en geweten te mogen dienen en eren zonder bemoeienis en dwang van een wereldlijke overheid.
De aanval op de karikatuur van de puriteinen is met name ingezet in de jaren '30 van deze eeuw. In die tijd verschenen er in hoog tempo verschillende academische studies die in de wetenschappelijke wereld geleidelijk aan die rehabilitatie van de puriteinen teweegbrachten die hun toekwam. Packer noemt in dit verband de namen van Perry Miller, William Haller, Marshall Knappen, Percy Scholes en Edmund Morgan.4 Niet langer werden de puriteinen afgeschilderd als excentrieke, religieuze fanatici en lieden met extreme maatschappelijke opvattingen. Eindelijk kregen de puriteinen nu in bredere kring de waardering en erkenning die hun lange tijd ten onrechte was onthouden: verstandige, gewetensvolle en beschaafde burgers; principiële mensen, toegewijd, vastbesloten en gedisciplineerd. Mensen die er hoogstaande opvattingen over het huwelijk en het gezinsleven op na hielden.5
Op de beginnende rehabilitatie in de wetenschappelijke wereld eind jaren '30 in de V.S. en Groot-Brittannië volgde tegen het einde van de jaren '40 een sterk toenemende belangstelling voor de puriteinen op het kerkelijk erf. Hier moeten vooral de namen van Martyn Lloyd-Jones en J.I. Packer worden genoemd. De eerste conferentie die zij samen belegden in december 1950 trok twintig deelnemers en had als thema: "The distinctive theological contribution of the English Puritans" ("De specifieke theologische bijdrage van de engelse puriteinen"). Wat zo bescheiden begon, zou in de loop der jaren uitgroeien tot één van de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen in het angelsaksische 'evangelical' christendom.
Deze ontwikkeling lijkt nog lang niet ten einde te zijn. Daarvan getuigt onder andere het feit dat in de V.S. in een rap tempo puriteinse werken opnieuw worden uitgegeven. Het komt zelfs steeds vaker voor dat er puriteinse werken van de pers rollen die al enkele eeuwen als manuscript in bibliotheken werden bewaard en tot voor kort nooit eerder zijn uitgegeven. Dit alles wijst op een nog altijd groeiende belangstelling en waardering voor deze puriteinse literatuur. Een treffend voorbeeld hiervan is ook de recent uitgegeven engelstalige uitgave van Owens Biblical Theology ("Bijbelse Theologie").6 Tot voor kort was dit meer dan driehonderd jaar oude werk slechts in het latijn beschikbaar. Owen schreef dit werk oorspronkelijk in het latijn en tot voor kort was het nog nooit in het engels vertaald. Het boek (861 pagina's!) bevat een voorwoord van J.I. Packer en is uitgegeven bij Soli Deo Gloria Publications in de V.S. Een boekbespreking van dit werk van Owen treft u op pagina 34 in dit Bulletin. Het zal intussen duidelijk zijn dat deze unieke uitgave van Owen niet op zichzelf staat. De wereldwijd sterk toegenomen belangstelling voor hem en zijn collega-puriteinen is onmiskenbaar.7
John Owen is volgens velen de belangrijkste theoloog uit heel de engelse geschiedenis. Maar wie was John Owen?
Uiteindelijk toch twee goede biografieën
John Owen werd geboren in 1616 in het dorp Stadham, ook wel Stadhampton genoemd, in Oxford-shire, Engeland. Zijn vader, Henry Owen, diende daar de gemeente als puriteins predikant. John was de tweede zoon. Hij had drie broers en een zus. John stamde af van een vooraanstaand Welsh geslacht dat verre bloedbanden had met de vijf koninklijke stammen van Wales. Verschillende van zijn voorouders hadden vooraanstaande maatschappelijke en politieke functies vervuld. Afgezien van het feit dat zijn vader bekend stond als een 'harde werker in de wijngaard van de Heer', die gedurende heel zijn leven de puriteinse principes was toegedaan, is er praktisch niets bekend over de huiselijke omstandigheden van het gezin waarin Owen is opgegroeid.
Biografische gegevens over Owen zijn trouwens sowieso heel schaars voorhanden. Dit heeft alles te maken met het feit dat er twintig jaar na de dood van Owen, in 1683, nog steeds geen goede biografie over hem geschreven was. In 1703 deed de amerikaanse puritein Cotton Mather in zijn boek Magnalia Americana Christi dan ook zijn beklag over deze nalatigheid. Mather schrijft dan:
De Kerk van Christus is tekort gedaan vanwege het feit dat de biografie van de grote John Owen niet geschreven is.8
Het zou nog twintig jaar duren voordat er uiteindelijk rond 1723 een biografie over het leven van John Owen verscheen. De auteur was Mr. Asty, een gerespecteerd predikant in London. Deze biografie was veel te beknopt en kon onmogelijk recht doen aan het veelbewogen en zeer werkzame leven van Owen. Bovendien wemelde dit werkje van de onnauwkeurigheden. Uit dezelfde periode stamt een korte, anonieme levensbeschrijving die eveneens schromelijk tekort schoot.
Voor de latere in de 19e eeuw verschenen biografieën van de hand van Orme en Thomson hebben de schrijvers moeten putten uit publicaties van Owens tegenstanders, die er, gezien de enorme invloed die Owen in zijn tijd gehad heeft, vaak niet omheen konden in hun geschriften op hem te reageren of hem, zij het met tegenzin, te prijzen. Daarnaast heeft men geput uit de levensbeschrijvingen van zijn tijdgenoten. Gezien de grote rol die Owen speelde in het Engeland van zijn dagen, werd zijn naam in die biografieën meer dan eens genoemd. Hetzelfde geldt voor de diverse historische werken over die periode van de engelse geschiedenis.
Het meeste materiaal hebben Owens biografen waarschijnlijk nog gevonden in de vele autobiografische opmerkingen die Owen vaak onbedoeld maakte in het voorwoord dat hij meestal schreef bij zijn verschillende werken. Met name Orme schijnt hiervan op heel kundige wijze veel gebruik van te hebben gemaakt.9 Uiteindelijk zijn er dan dus, van de hand van Orme en Thomson, toch twee goede biografieën verschenen over het leven van Owen. Dit ondanks het feit dat beide biografen slechts zeer beperkt toegang hadden tot de meer persoonlijke gegevens over het leven van deze grote puritein.
Een ijverig student
Hoewel er weinig details bekend zijn uit Owens persoonlijke leven, zijn de meer feitelijke gegevens over zijn levensloop en werkzaamheden wél genoegzaam bekend. Naar alle waarschijnlijkheid genoot Owen zijn eerste onderwijs in de pastorie van zijn vader in Stadham. Toen hij tien jaar oud was, ging hij naar een klein atheneum in Oxford, waar een zeer goede privéleraar de leiding had. De jonge John bleek een hard werkende en zeer goede leerling. Op twaalfjarige leeftijd was hij alles machtig wat er op het atheneum te leren viel. Op dezelfde, ook voor die tijd uitzonderlijk jonge leeftijd van twaalf jaar begon Owen zijn universitaire studies aan Queen's College aan de Universiteit van Oxford. Hij studeerde vreselijk hard. Hij wende zichzelf aan vier uur per nacht te slapen om zo meer tijd te hebben voor zijn studies. De jonge Owen was zeer ambitieus. Hij was vastbesloten om een succesvolle carrière op te bouwen en een hoge positie te verwerven hetzij in de politiek, hetzij binnen de Kerk. Naast het zeer zware studieschema dat hij zich om die reden oplegde, speelde hij ook nog fluit, waarvoor hij tevens muzieklessen volgde. Ook vond hij nog tijd om zich te bekwamen in verspringen en speerwerpen.
Op 27 april 1635 - Owen was toen 18 of 19 jaar oud - behaalde hij zijn M.A. (Master of Arts) en werd kort daarna bevestigd tot deacon (diaken), het laagste kerkelijk ambt in die tijd in Engeland. Vervolgens begon hij aan de zevenjarige studie voor Bachelor of Divinity, zijn verdere theologiestudie. Belangrijker dan het behalen van zijn M.A. op 19-jarige leeftijd was de geestelijke verandering die zich in hem voltrok in diezelfde periode. Zijn wereldse ambities moesten wijken voor de puriteinse idealen die hij gezien had in het leven van zijn vader en die hij in deze periode ook tot de zijne maakte. De hang naar een schitterende carrière moest het veld ruimen voor een nieuw levensdoel: het dienen van God en Zijn Gemeente. Deze verandering zou al snel ingrijpende gevolgen hebben. Dit was de tijd dat Koning Karel I en de beruchte aartsbisschop William Laud de puriteinen in Engeland steeds verder de duimschroeven aandraaiden. Ook aan de universiteit van Oxford werden allerlei maatregelen uitgevaardigd die lijnrecht indruisten tegen alles waar de puriteinen voor stonden. In 1637 stond de veelbelovende, zeer getalenteerde student die Owen was, voor de keus: zich conformeren en zijn puriteinse principes verloochenen om verder te kunnen studeren óf de universiteit verlaten. Owen koos voor het laatste. Hij verliet Oxford om er menselijk gesproken nooit meer terug te keren. De hoop op verdere universitaire studie leek vervlogen. Owen vond emplooi als chaplain (huisgeestelijke) en privéleraar bij twee verschillende adellijke families. Dit gaf hem de gelegenheid om zich zelfstandig aan verdere studie te wijden.
Eindelijk vrede
Toen in Engeland de burgeroorlog uitbrak tussen Koning Karel I en het parlement, keerde Owen terug naar Londen. We schrijven nu 1642. Owen was 26 jaar oud en hoewel hij toen al wel overtuigd christen was, kende hij nog geen heilszekerheid. Al geruime tijd werd hij regelmatig geplaagd door perioden van zwaarmoedigheid. Volgens Packer werd hij in zijn vroege twintiger jaren zelfs zó sterk overtuigd van zonde, dat hij eens drie maanden lang ieder gezelschap vermeed en nauwelijks een woord wist uit te brengen wanneer iemand hem aansprak.10 Maar onder een preek over Matth. 8:26 ("Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen?") ervoer Owen dat de liefde van God werd uitgestort in zijn hart en ontving hij de heilszekerheid waarnaar hij al enkele jaren zo intens verlangde. Eindelijk mocht hij de vrede van God in zijn hart ervaren. Dit zou een beslissend keerpunt in zijn leven blijken. Van dit moment af mocht Owen zich verheugen in een stabiel en innig geloofsleven dat gekenmerkt werd door een vreugdevol vertrouwen en een onwrikbare geloofszekerheid. Hiervan zou hij later nog heel vaak blijk geven in de vele boeken die hij geschreven heeft en die bijna alle zonder uitzondering getuigen van een heel rijk geestelijk leven.
Predikant, echtgenoot en vader
In hetzelfde jaar, 1642, publiceerde Owen zijn eerste werk: A display of Arminianism ("Een uiteenzetting van het Arminianisme"). Door deze publicatie genoot hij al snel veel bekendheid, wat onder andere resulteerde in zijn bevestiging tot predikant op 16 juli 1643 in Fordham, Essex. Kort hierna trad Owen in het huwelijk met Mary Rooke. In totaal kregen de Owens elf kinderen. Op één na stierven al de kinderen vóór het bereiken van de volwassen leeftijd. Het is zeer waarschijnlijk dat deze tragische omstandigheden in het gezin van Owen hebben bijgedragen tot de diepgang die zijn vele theologische werken later zouden kenmerken. Owen genoot van zijn werk als predikant in het landelijke Fordham. Hij wijdde zich met hart en ziel aan de prediking, het onderricht en het pastoraat. Al snel trok zijn prediking heel veel mensen, niet alleen uit Fordham, maar ook uit omliggende gemeenten. Tot op de dag van vandaag kan men kennis nemen van de voortreffelijke preken van Owen. Men vindt ze in de delen 8 en 9 van zijn door The Banner of Truth Trust uitgegeven werken.
Owen schreef niet alleen goede preken, hij was ook een boeiend spreker. Hij wist met heel veel gevoel te spreken en zijn gehoor als het ware mee te nemen in zijn betoog. Owen sprak net zo goed uit het hoofd als voorbereid van papier. Zijn persoonlijkheid en hele manier van doen waren vriendelijk, gracieus en hoffelijk. Bovendien had Owen een statige en lange gestalte en werd hij gekenmerkt door een heel natuurlijke vorm van heiligheid. Volgens tijdgenoten kwam het hele spectrum van de vrucht van de Geest bij Owen in heel zijn doen en laten zo spontaan tot uiting, dat het natuurlijke en geestelijke bij hem in bijna volmaakte harmonie aanwezig waren. Dit alles droeg in niet geringe mate bij aan de grote impact die Owens prediking op zijn gehoor gehad heeft.11
In 1646 viel Owen op 32-jarige leeftijd voor de eerste maal de eer te beurt om te preken voor het parlement. Dit was ter gelegenheid van één van de dagen van vasten en gebed die het engelse parlement in die tijd maandelijks placht te houden. De prediking van Owen viel in goede aarde bij de parlementariërs en het was onvermijdelijk dat dit publieke optreden Owens bekendheid alleen maar deed toenemen. In diezelfde periode werd Owen zeer tegen zijn zin door plaatselijke politieke omstandigheden gedwongen zijn predikantschap in Fordham neer te leggen. Dit was nog niet bekend, of hij ontving al een beroep uit Coggeshall, niet ver van Fordham. Het betrof een gemeente van 2000 zielen, veel groter dus dan Fordham. Owen nam het beroep aan. Met veel vrucht en voldoening is hij in deze gemeente werkzaam geweest.
Escalatie van de burgeroorlog
Intussen spitste het conflict tussen Koning Karel I en het engelse parlement zich verder toe. Het waren zware jaren voor de engelse bevolking. Engeland was verwikkeld in een slopende burgeroorlog. In 1648 slaan de troepen van het parlement het beleg voor de stad Colchester, op vijf kilometer afstand van Coggeshall, waar Owen predikant was. Owen preekte diverse malen voor de puriteins gezinde troepen. Tijdens dit beleg, dat tien weken zou duren, raakte Owen voor het leven bevriend met Lord Fairfax, de leider van de legers van het parlement. De vriendschap met Lord Fairfax zou ingrijpende gevolgen in Owens leven hebben. Deze connectie in de hoogste politieke kringen van Engeland resulteerde binnen een jaar in een zeer nauwe samenwerking met Oliver Cromwell, de belangrijkste staatkundige leider van Engeland gedurende de vijftiger jaren van de 17e eeuw.
We kunnen ons bijna niet voorstellen hoe ingrijpend en dramatisch de politieke crisis van het toenmalige Engeland was. Een groot deel van de bevolking had geen enkel vertrouwen meer in Koning Karel I. De koning voerde een repressief beleid, waarvan vooral de puriteinsgezinden de slachtoffers waren. Puriteinse predikanten werden vaak vervolgd, gevangen gezet en gemarteld. De rechten van het engelse parlement lapte de koning aan zijn laars. Beloften verbrak hij net zo gemakkelijk als hij ze maakte. In 1648 moesten de troepen van de koning echter definitief het onderspit delven tegen de gedisciplineerde en zeer gemotiveerde legers van het parlement. De crisis vond daarna een dramatisch hoogtepunt in de berechting van Koning Karel I. Na schuldig bevonden te zijn aan hoogverraad, moord en tirannie, werd hij op 30 januari 1649 terechtgesteld.
De executie van Karel I luidde een unieke periode in de engelse geschiedenis in. Onder leiding van Oliver Cromwell en het parlement zou Engeland tot 1660 een voor die tijd ongekende godsdienstvrijheid genieten. Eindelijk kregen de puriteinen de vrijheid om het kerkelijk leven in vrijheid naar de Schriften in te richten, zonder inmenging en dwang van de wereldlijke overheid. Hier had men zich bijna honderd jaar, vaak tegen een heel hoge prijs, sterk voor gemaakt. Eindelijk was daar de mogelijkheid om de principes van tolerantie in de praktijk te brengen.
Legerpredikant tegen wil en dank
Het was in datzelfde jaar 1649, dat John Owen voor de derde maal moest preken voor het parlement. Onder het gehoor bevond zich Oliver Cromwell, toen nog één van de belangrijkste legerofficieren. Toen Owen de volgende dag Lord Fairfax bezocht, ontmoette hij daar Cromwell voor het eerst. Cromwell plaatste zijn handen op Owens schouders met de woorden: "Meneer, u bent de persoon die ik moet leren kennen." Waarop Owen antwoordde: "Dat zal mij tot veel meer voordeel strekken dan u." "Daar zullen we snel achter komen", was het antwoord van Cromwell. Kort daarop kreeg Owen het verzoek om Cromwell en zijn troepen op een militaire missie naar Ierland te begeleiden als veldprediker en als persoonlijk adviseur van Cromwell zelf. Tevens zou Owen dan in Dublin de stand van zaken moeten opnemen aan de universiteit aldaar. Net als in Oxford had ook de universiteit van Dublin namelijk geleden onder de gevolgen van de burgeroorlog. Natuurlijk was het een hele eer voor Owen om hiervoor gevraagd te worden. Hij had er echter helemaal geen zin in. Zijn hart lag in zijn werk als predikant in de gemeente te Coggeshall, dat hij, zeer tegen zijn zin, zou moeten neerleggen. Maar Owen had geen keus. In die dagen was een verzoek van iemand als Cromwell weinig minder dan een bevel. Het duurde niet lang of Owen was met 12000 psalmzingende en bijbellezende puriteinse soldaten op weg naar Ierland.
Naar alle waarschijnlijkheid was dit één van de meest unieke legers die ooit op europese bodem hebben gestreden. In de troepen heerste een bijna volmaakte discipline. Wanneer er niet gevochten hoefde te worden, waren de soldaten bij voorkeur bezig met bijbellezen, psalmen zingen en gesprekken over godsdienstige onderwerpen. In heel het legerkamp werd geen vloek gehoord. En wanneer er gevochten moest worden, waren de soldaten zo gemotiveerd en gedisciplineerd dat praktisch iedere slag werd gewonnen.
Eenmaal terug in Engeland bleek Owen niet onverdeeld gelukkig met de bij tijd en wijle bloedige militaire campagnes in Ierland. In een preek tot het parlement deed hij zijn beklag dat Jezus Christus in Ierland slechts bekend is als een leeuw, wiens klederen bevlekt zijn met het bloed van zijn vijanden en dat praktisch niemand Hem daar heeft leren kennen als een lam dat voor zijn vrienden besprenkeld is met zijn eigen bloed. In dezelfde preek deed Owen een beroep op het parlement om erop toe te zien dat naar Ierland niet alleen legers, maar ook predikanten werden gestuurd. Owen bleek diep geraakt te zijn door de honger naar het Evangelie die hij met name in Dublin onder de Ieren heeft aangetroffen.12
De reorganisatie van een universiteit
Na Cromwell nog een keer te hebben begeleid op een militaire campagne, nu naar Schotland, vinden we Owen in 1651 in Oxford. Op 18 maart van dat jaar las hij in de krant dat hij benoemd was tot dean (deken) van Christ Church in Oxford. Dit was een zeer belangrijke, vooraanstaande positie, waaraan een voor die tijd vorstelijk salaris was verbonden. Het jaar 1652 zou een nieuwe verrassing voor Owen brengen. De universiteit van Oxford had zwaar geleden onder de gevolgen van de burgeroorlog, tijdens welk conflict de stad Oxford de kant van de koning had gekozen. Veel gebouwen van de universiteit waren intussen als kazernes in gebruik genomen. Onder de studenten was discipline ver te zoeken en van studeren kwam weinig. Ten gevolge van de oorlog was de universiteit bijna bankroet. Het werd hoog tijd dat deze gerenommeerde universiteit uit het slop zou worden gehaald. Cromwell zag in Owen de aangewezen man en zocht hem aan als vice-chancellor (vice-president) van de universiteit. Met de nodige reserves nam Owen deze immense taak op zich. Toen hij zich in 1658 na zes jaar gedwongen zag deze functie weer neer te leggen, erkenden zelfs zijn tegenstanders dat hij zich op voortreffelijke wijze van zijn taak gekweten had. Het hele klimaat op de universiteit was radicaal ten goede gewijzigd. Discipline was hersteld en er werd weer gestudeerd. Owen had gezorgd voor benoemingen van bekwame, nieuwe docenten en hoogleraren. Er werd opnieuw op niveau wetenschap bedreven en de schuld van de universiteit was nagenoeg voldaan. Deze zware verantwoordelijkheden aan de universiteit van Oxford weerhielden Owen er niet van het ene werk na het andere te publiceren.
Een zeer productief theoloog
In het licht van het leven dat hij heeft geleid en de grote verantwoordelijkheden die praktisch altijd op zijn schouders rustten, is het bijna niet te begrijpen hoe Owen zijn leven lang zo veel heeft kunnen schrijven en publiceren. Zo verschenen tijdens zijn periode in Oxford achtereenvolgens onder andere: The doctrine of the saint's perseverance ("De leer van de volharding der heiligen", 1654), On the mortification of sin ("Over het doden van de zonde", 1656), On communion with God ("Over gemeenschap met God", 1657), A discovery of the true nature of schism ("Over de ware aard van schisma's", 1657), A review of the true nature of schism ("Een bespreking van de ware aard van schisma's", 1657) en On the nature and power of temptation (" Over het wezen en de kracht van verleiding", 1658). Dit is kenmerkend geweest voor Owens leven. Hoe groot en zwaar zijn verantwoordelijkheden ook waren, toch verscheen bijna jaarlijks van zijn hand het ene voortreffelijke werk na het andere.
Owen had een heel bijzondere stijl van werken en schrijven. Hij maakte er een gewoonte van - zeker wanneer het polemische onderwerpen betrof - eerst alles te lezen wat ooit over het betreffende onderwerp geschreven was. Vervolgens behandelde hij het hele onderwerp punt voor punt zonder ook maar één detail dat van belang was over het hoofd te zien. Terwijl hij zijn tegenstanders op deze manier met onvoorstelbare kennis van zaken weerlegde, belichtte hij het onderwerp in kwestie consequent vanuit de Heilige Schrift. In menige controverse uit die tijd had Owen op deze manier het laatste woord en dreef hij zijn tegenstanders zo tot wanhoop. Owen schreef met zo'n grote kennis van zaken, hij was zo volledig in het behandelen van zijn onderwerp en zijn argumenten waren dermate overtuigend dat er in de regel niets meer tegen in viel te brengen.
Geheiligde geleerdheid
Hoe komt het dat Owen tot op de huidige dag nog steeds, en zelfs door steeds meer mensen gelezen wordt? Wat is zo bijzonder aan de theologie van Owen? Mogelijk zit het geheim hem vooral hierin: Owen kende het menselijke hart goed, hij kende God en hij was zeer thuis in Gods Woord. Owen was theoloog én psycholoog. Hij kende God en hij kende de mens. En juist binnen de setting van het puritanisme, dat sterk op de praktijk van het christenleven was gericht, resulteerde dit bij Owen in een bij uitstek pastorale theologie. Wie Owen leest, zal dan ook herhaaldelijk beleven dat het is alsof je over jezelf zit te lezen. Keer op keer weet hij allerlei pastorale thema's zó te verwoorden en te verklaren, dat de lezer al lezende precies die pastorale hulp ontvangt die hij of zij op dat moment nodig heeft. Met een bij tijd en wijle verbluffend inzicht in wat er allemaal kan omgaan in een mensenhart weet Owen steeds weer precies die remedie aan te reiken die voor dat specifieke probleem afdoende is.
Al Owens werken worden ook gekenmerkt door een groot ontzag voor God en een diep besef van Gods heiligheid. Daarnaast klinkt bij Owen altijd weer de verwondering over de verlossing in Christus, over de rijkdom van Gods liefde en genade, die alle verstand te boven gaan. Amazing Grace! Anders gezegd, in al Owens theologie klinkt de aanbidding door. Dat is misschien nog wel het meest aantrekkelijke in al zijn schrijven. Het is geheiligde geleerdheid. Dat zou kenmerkend moeten zijn voor alle ware theologiebeoefening.
Owen heeft enkele zeer moeilijke, specialistische werken geschreven, maar veel van zijn boeken zijn heel toegankelijk voor een breed publiek. Heel beroemd zijn zijn werken over de Heilige Geest. Volgens iemand als Richard Lovelace is er in heel de kerkgeschiedenis nooit meer iets beters over de Heilige Geest geschreven dan wat John Owen en zijn puriteinse tijdgenoten Thomas Goodwin en Richard Sibbes over dit onderwerp hebben gepubliceerd.13 Zo is Owen de eerste theoloog uit de kerkgeschiedenis geweest die een apart werk heeft gewijd aan het onderwerp van de charismata, de gaven van de Geest.14 Ook zijn verhandeling over vergeving op grond van Psalm 130 en zijn werken over zonde en verleiding zijn gedurende enkele eeuwen velen tot zegen geweest.15 Hetzelfde geldt voor het kostelijke On spiritual mindedness ("Over de geestelijke gezindheid").16
Het tij keert
Na de dood van Cromwell in 1658 namen de politieke ontwikkelingen in Engeland voor de puriteinen een slechte wending. In 1660 keerde Karel II, zoon van de terechtgestelde Karel I, uit zijn ballingschap terug naar Engeland en werd het koningschap in Engeland in ere hersteld. In 1662 vaardigde het nieuwe koningsgezinde parlement een aantal zeer repressieve wetten uit, die tot gevolg hadden dat bijna 2000 puriteinse predikanten hun ambt moesten neerleggen, hun pastorieën moesten verlaten en zonder een cent inkomen op straat stonden. Prediking kon nog slechts ondergronds geschieden en menig puriteins predikant die weigerde zich hieraan te conformeren, verdween achter de tralies. De wetten van 1662 werden in 1665 zelfs gevolgd door nog meer onderdrukkende wetgeving. Opnieuw moest puriteins Engeland door de donkere tunnel van vervolging en repressie. Dit zou duren tot 1689, het jaar van de 'Glorious Revolution', waarin stadhouder Willem III vanuit Nederland de vrijheid in Engeland zou herstellen.
Gedurende deze kritieke jaren is Owen erin geslaagd leiding te blijven geven aan de congregationalisten of 'independents', de kerkelijke stroming waar hij zelf toe behoorde. Waar mogelijk wendde hij zijn politieke invloed aan om nieuwe wetgeving positief te beïnvloeden en de negatieve gevolgen van de vervolgingen zoveel mogelijk te verzachten. Zo wist hij te bereiken dat koning Karel II de wetgeving een tijd lang versoepelde. Ook gebeurde het dat de koning Owen soms grote sommen geld ter beschikking stelde om puriteinse predikanten te kunnen helpen die hun huis en al hun bezittingen hadden verloren. Owen zette zich ook meermalen in om verbeteringen gedaan te krijgen in de omstandigheden van gevangen predikanten of om, indien mogelijk, hen vrij te krijgen. In deze beperkte hij zich niet tot de eigen kring van congregationalistische predikanten. Daarvan getuigt onder andere zijn herhaaldelijke bemoeienis met de gevangenschap van de baptistenpredikant John Bunyan, wat uiteindelijk resulteerde in de vrijlating van Bunyan. Over deze periode van Owens leven valt nog veel meer te schrijven, maar daarover meer in een volgend artikel.
Een versleten lichaam, een ongebroken geest
Owens laatste jaren werden gekenmerkt door ziekte en zwakheid. Hij had zwaar te lijden van galstenen en astma. Desondanks bleef hij schrijven tot aan zijn dood. Eén van zijn mooiste werken schreef hij kort voor zijn overlijden: Meditations on the glory of Christ ("Overdenkingen over de glorie van Christus"). Owen stierf op 67-jarige leeftijd, op 24 augustus 1683. Zijn lichaam was volledig versleten, zijn geest ongebroken. Van dat laatste getuigt de brief aan een vriend die hij een dag voor zijn dood nog liet opschrijven. Wellicht is er geen betere manier om dit artikel over deze man Gods te eindigen dan met een citaat uit deze brief van Owen:
Ik ga naar Hem, Die mijn ziel heeft liefgehad, of beter gezegd: Die mij heeft liefgehad met een eeuwige liefde; en dat is heel de grond van al mijn troost. De weg die ik gaan moet, is zeer vervelend en vermoeiend door verschillende hevige pijnen die allen gepaard gaan met een telkens terugkerende koorts (...) Ik verlaat het schip van de Kerk tijdens een storm, maar zolang de grote Stuurman aan boord is, is het verlies van een onaanzienlijke roeier van geen betekenis (...) de belofte blijft van kracht door alles heen: Hij zal u geenszins begeven noch verlaten (...) Gedenk uw stervende vriend.17
Owen heeft de Kerk niet zonder erfenis achtergelaten. Van zijn hand verschenen in totaal tachtig theologische werken, waarvan er twaalf na zijn overlijden zijn uitgegeven, de laatste in 1760.
Enkele jaartallen in verband met John Owen en zijn tijd
1616: Geboren in Stadham, Oxfordshire.
1628: Begint zijn studie aan de universiteit van Oxford.
1632: Haalt zijn B.A. (Bachelor of Art) in Oxford.
1635: Haalt zijn M.A. (Master of Arts) in Oxford; tevens bevestigd tot deacon (diaken).
1637: Verlaat dePuniversiteit van Oxford wegens de antipuriteinse maatregelen van Karel I en William Laud.
1642: Uitbreken van de Engelse Burgeroorlog. Owen verhuist naar Londen. Vindt heilszekerheid en innerlijke vrede. Zijn eerste theologische werk verschijnt: A display of Arminianism.
1643: Bevestigd als predikant in Fordham, Essex. Treedt in het huwelijk met Mary Rooke.
1646: Bevestigd als predikant in Coggeshall, nu overtuigd congregationalist. Owen preekt voor het eerst voor het engelse parlement.
1649: Executie van koning Karel I. Owen vergezelt Cromwell als veldprediker en persoonlijk adviseur naar Ierland.
1651: Benoemd tot Dean (Deken) van Christ Church in Oxford.
1652: Vice-chancellor (vice-president) van de universiteit van Oxford.
1658: Krijgt ontslag als vice-chancellor nadat de relatie met Cromwell verslechterd is.
1658: Dood Oliver Cromwell.
1660: Karel II keert uit Breda terug naar Engeland.
1660: Owen verhuist naar zijn kleine privé-landgoed in Stadhampton.
1662: Begin van de vervolging van de puriteinen.
1667: Owen keert terug naar Londen na de grote brand en de pestepidemie aldaar. Is opnieuw werkzaam als predikant.
1676: Mary Rooke, zijn eerste vrouw, overlijdt.
1677: Owen trouwt opnieuw, met Michel, weduwe van Thomas D'Oyley.
1683: Owen overlijdt op 24 augustus en wordt elf dagen later begraven op Bunhill Fields in Londen.
Owens complete nalatenschap in 23 delen plus 1
De volgende 23 delen zijn uitgegeven door The Banner of Truth Trust:
Serie 1: Leerstellig
Vol. 1: - Life of Owen, by Andrew Thomas
- On the Person of Christ
- Meditations and Discourses on the Glory of Christ
- Meditations and Discourses on the Glory of Christ applied to Sinners and Saints
- Two short Catechisms
Vol. 2: - On Communion with God
- Vindication of the Preceding Discourse
- Vindication of the Doctrine of the Trinity
Vol. 3: - Discourse on the Holy Spirit
Vol. 4: - The Reason of Faith
- Causes, Ways, and Means, of understanding the Mind of God
- On the Work of the Holy Spirit in Prayer
- Of the Holy Spirit and His Work, as a Comforter and as the Author of Spiritual Gifts
Vol. 5: - The Doctrine of Justification by Faith
- Evidences of the Faith of God's Elect
Serie 2: Praktisch
Vol. 6: - On the Mortification of Sin
- On Temptation
- On Indwelling Sin in Believers
- Exposition of Psalm 130
Vol. 7: - The Nature and Causes of Apostasy
- On Spiritual-Mindedness
- On the Dominion of Sin and Grace
Vol. 8: - Sermons
Vol. 9: - Posthumous Sermons
Serie 3: Controversieel
Vol. 10: - A Display of Arminianism
- The Death of Death in the Death of Christ
- Of the Death of Christ
- A Dissertation on Divine Justice
Vol. 11: - The Doctrine of the Saints' Perseverance Explained and Confirmed
Vol. 12: - Vindiciae Evangelicae: or, the Mystery of the Gospel Vindicated
- Of the Death of Christ, and of Justification
- A Review of the Annotations of Grotius
Vol. 13: - The Duty of Pastors and People Distinguished
- Eshcol: a Cluster of the Fruit of Canaan
- Of Schism; in Three Books
- Nonconformity Vindicated
- Tracts on the power of the Magistrate, Indulgence, Toleration, etc.
Vol. 14: - Animadversions on 'Fiat Lux'
- Vindication of Animadversions
- The Church of Rome no safe Guide
- On Union among Protestants
- The State and Fate of Protestantism
Vol. 15: - Discourse concerning Liturgies
- Discourse concerning Evangelical Love, Church Peace, and Unity
- Inquiry concerning Evangelical Churches
- Answer to Dr Stillingfleet on the unreasonableness of Separation
- Instruction in the Worship of God
Vol. 16: - The Nature of a Gospel Church
- Tracts on Excommunication, Church Censures, Baptism, etc.
- On the Divine Original of the Scriptures
- Posthumous Sermons
- Indices
Serie 4: Verklarend
Vol. 17: - Concerning the Epistle to the Hebrews
- Concerning the Messiah
- Concerning the Jewish Church
Vol. 18: - The Sacerdotal Office of Christ
- A Day of Sacred Rest
- Summary of Observations on Hebrews
Vol. 19: - Exposition of Hebrews, 1-3:6
Vol. 20: - Exposition of Hebrews, 3:7-5:14
Vol. 21: - Exposition of Hebrews, 6:1-7:28
Vol. 22: - Exposition of Hebrews, 8:1-10:39
Vol. 23: - Exposition of Hebrews, 11:1-13:25
Extra bundel [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp.:
- Biblical Theology:
- Natural Theology
- Theology from Adam to Noah
- Theology from Noah to Abraham
- Theology from Abraham to Moses
- Theology from Moses to Christ
- Evangelical Theology
- Defence of Sacred Scripture against Modern Fanaticism
Bibliografie
- The Works of John Owen, 23 delen (Ed. William H. Gold) [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1965].
- John Owen, Biblical theology [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp. Vertaald uit het latijn door Stephen P. Westcott.
- Sinclair B. Ferguson, John Owen on the Christian life [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1987], 297 pp., ISBN 085151-503-7.
- Packer, Among God's Giants; the Puritan Vision of the Christian Life [Eastbourne: Kingsway Publications, 1991], 447 pp., ISBN 086065-452-4.
1: J.I. Packer, Among God's Giants; the Puritan Vision of the Christian Life [Eastbourne: Kingsway Publications, 1991], p. 251 (Vertaling citaat J.J.M. Bol).
2: Sinclair B. Ferguson, John Owen on the Christian life [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1987], p. X.
3: Zo waren onder andere George Whitefield, C.H. Spurgeon en J.C. Ryle alle drie grote liefhebbers en bewonderaars van de puriteinen. Alle drie lieten ze zich in hun prediking sterk door de puriteinen inspireren. Van Spurgeon is bekend dat hij enkele duizenden werken van de puriteinen in zijn bibliotheek had staan.
4: J.I. Packer, Ibidem, pp. 23-24.
5: Ibidem, p. 24.
6: John Owen, Biblical theology [Pittsburgh: Soli Deo Gloria Publications, 1995], 861 pp. Vertaald uit het latijn door Stephen P. Westcott.
7: Alister McGrath, Evangelicalism and the future of Christianity [London-Sydney-Auckland-Toronto: Hodder & Stoughton, 1994], pp. 132, 135, 138.
8: The Works of John Owen, Vol. 1 (Ed. William H. Gold) [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1965], p. XXI.
9: Ibidem, p. XXII.
10: J.I. Packer, Ibidem, p. 251.
11: Ibidem, pp. XLVIII, CIV.
12: Ibidem, Vol. 8, pp. 235-236.
13: Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life; An Evangelical Theology of Renewal [Downers Grove-Exeter: InterVarsity Press, The Paternoster Press, 1979], p. 120.
14: The Works of John Owen, Vol. 4.
15: Ibidem, Vol. 6.
16: Ibidem, Vol. 7.
17: Ibidem, Vol. 1, p. CII.