Vraag: is er een toeleidende weg voor de wedergeboorte?
En daarmee komen we toch echt eeuwig tekort.
Verder kun je geen liefde hebben tot Christus en Zijn gerechtigheid als je Hem niet kent. Om het maar plat te zeggen: je kunt niet houden van een onbekende. Dat geld ook in deze.De Heidelberger Catechismus schreef:Vr.2. Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in dezen troost zaliglijk leven en sterven moogt?
Antw. Drie stukken. Ten eerste: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Ten andere: hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost worde. En ten derde: hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.
Misschien moet de predikant die mensen dan de ogen openen en zeggen: "mens, spreek niet meer over een verborgen Christus, u leeft al uit de weldaden van Hem!"Erasmiaan schreef:Als men uit de weldaden van Christus leeft, die voortvloeien uit Zijn Hogepriesterlijke bediening, dan kent men Christus al (en met "de weldaden" bedoel ik: ontdekking van schuld en zonde, liefde tot Christus en Zijn gerechtigheid; honger naar een onbekende God). Omdat Christus en Zijn Werk één zijn. Maar de persoon Christus is nog verborgen.Afgewezen schreef:Wat moet ik me dáár dan bij voorstellen, Erasmiaan?Zou je dan kunnen stellen dat men dan Christus al kende, alleen de persoonlijke kennis werd nog gemist?
Helaas wordt (m.i.) door een bepaalde prediking die verborgenheid juist gewerkt....
Dan ken je Hem ook niet. Dan ben je net als Christen die uit de stad Verderf vlucht en in de verte wel een licht ziet, maar hij is er nog niet.Erasmiaan schreef:Als men uit de weldaden van Christus leeft, die voortvloeien uit Zijn Hogepriesterlijke bediening, dan kent men Christus al (en met "de weldaden" bedoel ik: ontdekking van schuld en zonde, liefde tot Christus en Zijn gerechtigheid; honger naar een onbekende God). Omdat Christus en Zijn Werk één zijn. Maar de persoon Christus is nog verborgen.Afgewezen schreef:Wat moet ik me dáár dan bij voorstellen, Erasmiaan?Zou je dan kunnen stellen dat men dan Christus al kende, alleen de persoonlijke kennis werd nog gemist?
Maar als Christen bij het kruis aankomt en op Christus ziet, dan valt het pak van zonden van zijn schouders.
Ik weet niet welke achtergrond jouw vraag heeft, Erasmiaan, maar er is één ding waar we vuurbang voor moeten zijn: een voorschotje nemen op onze redding op grond van kenmerken. Dat kan niet en dat mag niet!
Hier begrijp ik niks van. Zo wordt geloven wel een heel academische aangelegenheid. Als het kind geboren is kan de moeder toch niet verborgen zijn?Erasmiaan schreef:Als men uit de weldaden van Christus leeft, die voortvloeien uit Zijn Hogepriesterlijke bediening, dan kent men Christus al (en met "de weldaden" bedoel ik: ontdekking van schuld en zonde, liefde tot Christus en Zijn gerechtigheid; honger naar een onbekende God). Omdat Christus en Zijn Werk één zijn. Maar de persoon Christus is nog verborgen.
Even een reactie op Pim en Afgewezen en Dathenum.
@ Afgewezen
De Christenreis is inderdaad een goed voorbeeld. Ook op het moment dat Christen door het enge poortje is heeft hij nog wel zijn pak op zijn schouders. De vergeving der zonde kent hij nog niet. Dat is inderdaad waar ik op doelde. Maar de weg die hij gaat en de kenmerken die hij heeft komen natuurlijk uit Christus. En Christus en zijn werk zijn één, dus hij heeft al kennis aan Christus.
@ Pim
Zo zou je het inderdaad kunnen zeggen, maar zo iemand zal dat niet kunnen geloven. En als hij het wel geloofd dan zal hij er bedrogen mee uit komen, zoals Afgewezen zegt; daar moeten we "vuurbang" voor zijn, dat men met kenmerken zich Christus aanpraat.
@ Dathenum
Veel theologen zullen het niet met je eens zijn dat je geen liefde kunt hebben tot een onbekende God. En dat probeer ik nu uit te leggen; de persoon is nog onbekend in de rechte borgstelling, maar uit Zijn weldaden kennen zij Hem al eniger (onbevredigende) mate.
@ Afgewezen
De Christenreis is inderdaad een goed voorbeeld. Ook op het moment dat Christen door het enge poortje is heeft hij nog wel zijn pak op zijn schouders. De vergeving der zonde kent hij nog niet. Dat is inderdaad waar ik op doelde. Maar de weg die hij gaat en de kenmerken die hij heeft komen natuurlijk uit Christus. En Christus en zijn werk zijn één, dus hij heeft al kennis aan Christus.
@ Pim
Zo zou je het inderdaad kunnen zeggen, maar zo iemand zal dat niet kunnen geloven. En als hij het wel geloofd dan zal hij er bedrogen mee uit komen, zoals Afgewezen zegt; daar moeten we "vuurbang" voor zijn, dat men met kenmerken zich Christus aanpraat.
@ Dathenum
Veel theologen zullen het niet met je eens zijn dat je geen liefde kunt hebben tot een onbekende God. En dat probeer ik nu uit te leggen; de persoon is nog onbekend in de rechte borgstelling, maar uit Zijn weldaden kennen zij Hem al eniger (onbevredigende) mate.
Volgens mij is dat laatste Gods trekkende werk... maar inderdaad, dan ben je halverwege de reis.... maar mag je geen voorschot nemen op je redding... maar moet je die reis ook doorzetten... Alleen hoef je daar niet op te wachten ofzo... of daar eerst nog tijden voor door te reizen... maar op je knieen gaan en Jezus als je Verlosser belijden.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Wat is precies de intentie van het artikel? Wie zijn er oppervlakkige drijvers? (heb geen abbo op de SB)jacob schreef:Ds Moerkerken geeft het antwoord in de nieuwe saambinder.
De meeste hier zijn een stelletje oppervlakkige drijvers. Het spijt me hoor, maar soms lokt hij de kritiek ook gewoon zelf uit.
onderstaande is ingescand zonder dat ik de fouten er uit heb gehaald.
Fen lezer vraagt of in ons blad met cens wat geschrcven kan worden over de vraag, of er geestelijk leven mogelijk is voor de kennis van Christus. Nu is dit geen nieuwc vraag. Er is over deze dingen in ons kerkelijk blad in het verleden meermalen geschreven. Toch blijkt telkens opnieuw dat deze dingen de geesten bezig blijven houden. Het gaat ook om heel wezenlijke zaken, van -root belang voor ieder op rcis naar de eeuwigheid. Daarom wil ik proberen ook nu weer iets erover te zeggen. In grote lijnen herhaal ik in dit artikel -zij het soms met andere woorden - wat ik ongeveer negen jaar _=eleden in ons blad over dit onderwerp schreef.
`k Moest bij het peinzen over deze dingen denken aan wat ik ergens las van de hand van Alexander Comrie. Men moet mij maar vergeven dat ik telkens in De Suczrrzbinder deze theoloog weer ter sprake breng. Hij heeft nu eenmaal - vooral ook door de invloed die er van ds. G.H. Kersten op onze gemeenten is uitgegaan - op het geestelijk leven en op de prediking in ons kerkverband een krachtig stempel gezet. Comrie was Schot - en Nederlander. Gebakerd in zijn jeugdjaren door de theologie van de vermaarde `Marrowmen' (denk aan Thomas Boston en de gebroeders Erskine), heeft hij zich na zijn komst
in ons land hml grondig verdiept in dc theologischc en ~=eestelijke situatie in de kcrk van Ncderland. Men hoeft allecn maar de tien ;amensprakcn er op na te slaan die hij samen mct Nicolaus tioltius, zijn vricnd, uitgaf onder dc naam E.rcttnen wzrt 6tet Ontnorp van Tolerurttic, om hiervan overtuigd te raken.
C'omrie dan schrijft in zijn Catechismusverklaring van 1753 naar aanleiding van de zevende Zondag, dat hij jaren tevoren zijn bekende boek de F_i;erz.scltuppen dea gcloof.'s had geschreven. Hij schrijft ook waarom hij dat boek destijds had geschreven. 't Was omdat er in zijn `zeer geliefde en w-aarde gemeente van Woubrugge' sommige rnensen waren, die 'in een begrip stonden, dat vvij g=eerr lerett hebben, voor dat >vlj dadcaijk C.7tr-isttr.s czcznrremen, en dat wij door dat dadelijk aannemen eerst Hern ingelijfd worden'. Cotnrie vond deze tnisvatting blijkbaar zo verontrustend, dat hij er aanleiding tot het schrijven van een heel boek in vond!
Het ene uiterste
Het komt mij voor, dat er wat betreft het antwoord op de vraag van onze lezer twee uitersten zijn. Beide uitersten zijn erg actueel. Daar is aan de ene kant een prediking (en pastoraat!), waarin alle geestelijk leven voor dc
Kennls van ae muaaelaar worat wegge slagen. Als ik mij met vergis, leeft deze gedachte merkwaardig genoeg ter linker- en ter rechterzijdc. Ter liukerrijde in een sfeer, waarmen de mensen opdringt Jezus aan te nemen en tot Jezus te gaan en waar de weg tot de Middelaar eenvoudig wordt verzwegen. Of, erger nog, wordt bestreden: men zou, door te wijzen op de noodzaak van een bevindelijk kennen van zijn verloren staat, maar `barricrcs opwerpen' op de weg naar Jezus! In deze kringen vindt men bet een uitgemaakte zaak dat het geestelijk leven met het kennen van Jezus begint. Maar men vergeet dat hctgeen een mcns voor de kcnnis van Christus houdt, soms met anders is dan wat verstandelijk geredeneer gemengd met wat gevoel.
Er zijn er echter ook die hier afwijken ter rechterzijde. Vergeef me die uitdrukking, de Iezer beurijpt wel wat bedoeld wordt. Ook ter reclterzijde in bet kerkelijk leven I:an men de gedachte horen uitsprcken dat het geestclijk leven met de kennis van Christus be-int. Alleen... op een heel andere wijze dan in de evangelische hock. We doelen nu op cen prediking (en ziclszorg!), die wel degelijk de noodzaak van het zondaar worden voor God erkent. In de prediking krijgt dit aandacht, zeer diepgaand soms! Maar... dat alles is nog niets. meent men. Het kan altijd no,-, mee kantcn opvallen. Pas bij dc upcnbarring van de Middclaar uan hct hart valt het begin van bet zaliL,.makend werk Gods, beweert men. ()uk hicr is men het onderling ovcrigun, vaak met eens. Er zijn nuance,. Summigen beweren dat een mens ouk met cen openbaring van dc Middelaar nuu voor ccuwig om kan komcn. Pa.,, (aar. waar de zondaar voor de vieruha;tr van Gods gericht mag worden vri,jge,proken, vangt volgens hen het nimvC Icven aan. En weer anderen in Wze hock zijn van mening dat er helemaal ~_,een onderscheid gernaakt mug, wurden tussen een openbarin>r van de Middelaar en de rechtvaardignulkilou. maar dat deze twee zaken samcnwvllen. lk hoop dat de lczers het nuu vuluen kunnen.
In dc:zc krin``cn bcrocpt men zich bij voorkeur nict op Comrie, maar bijvoorbeeld op -I-heodorus van der Groe. Of op sommigc Engelse theologen. Ook wel op de prediking van ds. J.P Paauwe. Of op al dezen samen! Nu is het zo, dat V'an der Groe mij zeer lief is. In de werken van Engelse puritei
nen lees rk graag. Voor ds. Paauwe heb ik achting, zonder al zijn standpuntcn te delen. Maar het merkwaardige is dat me bij het lezen van de wcrken van deze mannen nooit de ergernis bekruipt die zich soms van me meester maakt NJ het lezen van hetgeen diegencn te berde brengen, die z.ich op hen beroepen en geen geestelijk ]even leren voor de kcnnis van C'hristus. Hoc dat kornt? Ik denk dat ik bet wel weet. Bij genocmde theologen sprak het leven, maar bij sotnmige hedendaagse schrijvers en predikers is het een clrijven geworden, hard cu bitter vaak, waar het leven uit verdwenen is.
Het andere uiterste
Dit was het ene uiterste. hetzij evangelisch van tint of bevindelijk ,creformeerd. De uitersten raken clkaar in de opvatting dat er voor de kennis u an de Hecrc Jezus van gecn gcestelijk Icven sprake kan zijn. IVlaar er is. als het gaat out deze din,_,en, ook een andcr uiterste! Daar is ook ecn prediking en zielszorg, waarin de mens rust it ordr geoeaen l)Irnen C7wi.stus. Scherp Ice st men dit ,cv°aar verwoord hi j d s. G. H. Kersten, die in zijn preck over Zondag ?5 upn7erkt: 'Niet minder zijn de bczwaren tegen de prediking die met op Christus~ia (Yericht. (he de zielen bouwt op zo ontelbaar vcle toestanden en gezichten en -emoedsaandoeningen en zondesUrijddoorlevin,_,en.
Kan iemand dan een ander fundament leggen. dan hetgeen uele(_,d is? Wie durft een andere weg v ijzm dan Jezus Christus cn Die gckruist? Mao de bevindin(y ouit ten grondslag gelegd'? Zullen de bevindingen die het stempel des Geestes missen, met falen?' In zijn Gcrcf)rnteerdE DogJmotic•% spreekt hi,l op getijke wijze, namclijk dat cr enerzijds mensen zijn, die 'bet oprecht volk als minderwaardige zuchters en klagers achten'. en and~crzijds mensen die `tot ruste zueken tc hren-en buiten de welbewuste tuCe"i(-,ening van Christus' (drcl II, 1631. Nu. beter kan ik de twemitcrsten nim under woorden brenueo dan ds. Kersmn bet hier doct.
Evenwichtio;heid
U ma(_1 ycrust weten dat iemand als ds. Kcrstw mi) jui;t om W mcnwichtigheid dic in buvenstaande uitspraken doorklinkt. licf is. Zo willcn vrij ook vandauL, 17rckcn en dczc 111n willen wi,l 111 ullZe ~_,eI11CC171e dOOrTrCkker7. E1' Z1Jn altijd mmun die zich mongetrokken voelm tut uitcl-sten. Beide hierboveu
genoemde standpunten hebben daarom veel aanhang. Scherp is men ook veelal in de kritiek. Wat is nu de waarhcid? Het komt mij voor dat de waarheid ergens in bet midden ligt; met om altijd maar wecr de gulden middenweg te zoeken en beide kanten te vriend te houden, maar ik meen dat de Heilige Schrift ons leert dat de waarheid tussen beide standpunten in ligt.
Als ik dr. Comrie en ds. G.H. Kersten goed begrepen heb, hebben zij dit ook steeds bedoeld. Wij moeten eerlijk erkennen dat in beide standpunten ccn kern van waarheid ligt. Laat ik nu maar met het tweede standpunt beginnen, die opvatting dus waarin men mensen rust zoekt te geven buiten de kennis van de Middelaar. Men ziet daar de kennis van Christus - vergeef me de term - als een soort geestelijke 'luxe'. Heel vaak wordt deze gedachte vandaag onze gemeenten en onze predikanten in de schoenen geschoven - maar geheel ten onrechte! De mensen die deze lijn in prediking en zielszorg volgen, worden met rnoe te benadrukken dat Christus een verborgen Persoon is. Zij maken zich grote zorgen over de oppervlakkigheid, waarmee men vandaag de dag over Jezus en over het `aannemcn' van Hem spreekt. Die zorg is terecht! En het is waar: de Middelaar is een verborgen Persoon! Dat is voluit schriftuurlijk. Niet alleen in die zin dat de wereld Hem met kent, maar de blindgeborene moest op dc vraag van Christus: `Gclooft gij in de Zone Gods'?' antwoorden: -I 1 iE> is Hij, Heerc, opdat ik in Hem moge geloven'?' (Joh. 9:35,36). De Schrift lcert ons ook duidelijk, hoe blind zelfs Zijn discipelen na ontvangen genade warcn voor de betekenis van Zijn borgwerk. Tocn Simon Petrus zijn belijdenis van Christus mocht afleggen in de delen van Caesarea Pilippi, heeft Christus er hem met nadruk op gewezen, dat vlees en bloed hem dat met had geopenbaard, maar Zijn Vader, Die in dc hemelen is. Christus moet oenpenhaurd worden aan het hart, en daartoe is met minder nodig dan een bovennatuurlijk wonder! Hier is het waarheidsclernent in deze opvatting.
Maar we] moct wij met alle ernst craan vasthouden, dat als Christus een verborgen Persoon voor ons blijft, w ij dan voor eeuwig om zullen komen! Het bezwaar dat wij tegen het tweede standpunt hebben, is daarom dat men soms de indruk wekt dat zalig worden ook wel mogelijk is buiten de kennis van Christus om. `De kleintjes komen
er ook', is een geliefde en veclgehoorde uitdrukking. En dat zal waar zijn. Maar de ware kleinen zullen tot in bet diepst van hun ziel beseffen dat zij er nooit zullen komen zonder de toepassing van Christus' bloed aan bull ziel. Daarover loopt juist bull voortdurende strijd en bekommering! En zou Christus nu werkelijk zo ontzettend hebben moeten lijden, als onze tranen onze zonden ook we] zouden kunnen afwassen?
Een toeleidende weg
Nu zijn we precies toegekomen aan het waarheidselement in bet eerste standpunt- u weet wel: de opvatting dat er van geen geestelijk leven sprake kan zijn zonder kennis van de Middelaar. Deze mensen spreken er bull zorg over uit dat er vandaag de dag zoveel christenen zijn zonder Christus, dat er zo veel gemoedelijke godsdienst is, waarbij de mens in het midden staat. Zij hebben daarin volkomen gelijk. Maar het bezwaar dat wij hebben tegen bun standpunt is, dat zij geen oog hebben voor bet feit dat er een toeleidende weg is tot de Middelaar. Nee, er is geen toeleidende weg tot de wedergeboorte. Er is geen tussenstaat tussen dood en leven. Maar er is wel cell toeleidendc weg tot Christus. Die weg vangt mot de wedergeboorte aun. Die weg bestaat in bet voor Christus en Zijn bloed plaatsmakende werk van de Heilige Geest in bet hart. Wie leert dat de droefheid over de zonde, het heimwee naar God en bet schreien uit bet ware Godsgemis nog behoren bij de doodsstaat van de mens, geeft `de natuur teveel eer',
zoals Comrie ergens oprnerkt. Wij moeten er oog voor hebben dat in bet ogenblik van de wedergeboorte Gods Geest de uitverkoren zondaar afsni_jdt van zijn oude wortel en inlijft in Christus. Met deze staatsverwisseling vangt bet nieuwe ]even aan. Vanaf dit ogenblik beginnen de sappen uit de Wijnstok zich te stuwen in de rank. En elke traan die nit de diepte van ]let verbroken en schuldverslagen hart tot de God des levens wordt geschreid, vloeit uit de Wijnstok Christus voort. Maar zal onze ziel de rust en vrede vinden, die voor cell getroost en zalig leven en sterven nodig zijn, dan zal Christus ons als de Weg, en de Waarheid, cn het Leven moeten zijn bekendgemaakt. Niemand komt toch door de Vader dan door Hem! Er is teerheid, crust en wijsheid nodig om in prediking en zielszorg noch in bet ene, noch in het andere uiterste te vervallen en om de zielen te leiden in de koninklijke weg. Deze zaken zijn van groot belang. Ze leven ook, bij ouderen, maar vooral ook wel bij jongeren. Daarom hopen we in de komendc tijd in ons kerkelijl< blad -- opnieuw - aandacht te geven aan zaken als cell onbewuste wedergeboorte (wat is dat eigenlijk?), de verhouding tussen de levendmaking en de kennis van de Middelaar, en dergelijke. Ons wordt dienaangaande vandaag de dag van alles verweten, tot de nicest ongerijmde dwalingen toe. Maar afgezien daarvan: de zaken zijn bet waard!
Capelle aan den 1Jssel,
ds. A.Moerkerken
Fen lezer vraagt of in ons blad met cens wat geschrcven kan worden over de vraag, of er geestelijk leven mogelijk is voor de kennis van Christus. Nu is dit geen nieuwc vraag. Er is over deze dingen in ons kerkelijk blad in het verleden meermalen geschreven. Toch blijkt telkens opnieuw dat deze dingen de geesten bezig blijven houden. Het gaat ook om heel wezenlijke zaken, van -root belang voor ieder op rcis naar de eeuwigheid. Daarom wil ik proberen ook nu weer iets erover te zeggen. In grote lijnen herhaal ik in dit artikel -zij het soms met andere woorden - wat ik ongeveer negen jaar _=eleden in ons blad over dit onderwerp schreef.
`k Moest bij het peinzen over deze dingen denken aan wat ik ergens las van de hand van Alexander Comrie. Men moet mij maar vergeven dat ik telkens in De Suczrrzbinder deze theoloog weer ter sprake breng. Hij heeft nu eenmaal - vooral ook door de invloed die er van ds. G.H. Kersten op onze gemeenten is uitgegaan - op het geestelijk leven en op de prediking in ons kerkverband een krachtig stempel gezet. Comrie was Schot - en Nederlander. Gebakerd in zijn jeugdjaren door de theologie van de vermaarde `Marrowmen' (denk aan Thomas Boston en de gebroeders Erskine), heeft hij zich na zijn komst
in ons land hml grondig verdiept in dc theologischc en ~=eestelijke situatie in de kcrk van Ncderland. Men hoeft allecn maar de tien ;amensprakcn er op na te slaan die hij samen mct Nicolaus tioltius, zijn vricnd, uitgaf onder dc naam E.rcttnen wzrt 6tet Ontnorp van Tolerurttic, om hiervan overtuigd te raken.
C'omrie dan schrijft in zijn Catechismusverklaring van 1753 naar aanleiding van de zevende Zondag, dat hij jaren tevoren zijn bekende boek de F_i;erz.scltuppen dea gcloof.'s had geschreven. Hij schrijft ook waarom hij dat boek destijds had geschreven. 't Was omdat er in zijn `zeer geliefde en w-aarde gemeente van Woubrugge' sommige rnensen waren, die 'in een begrip stonden, dat vvij g=eerr lerett hebben, voor dat >vlj dadcaijk C.7tr-isttr.s czcznrremen, en dat wij door dat dadelijk aannemen eerst Hern ingelijfd worden'. Cotnrie vond deze tnisvatting blijkbaar zo verontrustend, dat hij er aanleiding tot het schrijven van een heel boek in vond!
Het ene uiterste
Het komt mij voor, dat er wat betreft het antwoord op de vraag van onze lezer twee uitersten zijn. Beide uitersten zijn erg actueel. Daar is aan de ene kant een prediking (en pastoraat!), waarin alle geestelijk leven voor dc
Kennls van ae muaaelaar worat wegge slagen. Als ik mij met vergis, leeft deze gedachte merkwaardig genoeg ter linker- en ter rechterzijdc. Ter liukerrijde in een sfeer, waarmen de mensen opdringt Jezus aan te nemen en tot Jezus te gaan en waar de weg tot de Middelaar eenvoudig wordt verzwegen. Of, erger nog, wordt bestreden: men zou, door te wijzen op de noodzaak van een bevindelijk kennen van zijn verloren staat, maar `barricrcs opwerpen' op de weg naar Jezus! In deze kringen vindt men bet een uitgemaakte zaak dat het geestelijk leven met het kennen van Jezus begint. Maar men vergeet dat hctgeen een mcns voor de kcnnis van Christus houdt, soms met anders is dan wat verstandelijk geredeneer gemengd met wat gevoel.
Er zijn er echter ook die hier afwijken ter rechterzijde. Vergeef me die uitdrukking, de Iezer beurijpt wel wat bedoeld wordt. Ook ter reclterzijde in bet kerkelijk leven I:an men de gedachte horen uitsprcken dat het geestclijk leven met de kennis van Christus be-int. Alleen... op een heel andere wijze dan in de evangelische hock. We doelen nu op cen prediking (en ziclszorg!), die wel degelijk de noodzaak van het zondaar worden voor God erkent. In de prediking krijgt dit aandacht, zeer diepgaand soms! Maar... dat alles is nog niets. meent men. Het kan altijd no,-, mee kantcn opvallen. Pas bij dc upcnbarring van de Middclaar uan hct hart valt het begin van bet zaliL,.makend werk Gods, beweert men. ()uk hicr is men het onderling ovcrigun, vaak met eens. Er zijn nuance,. Summigen beweren dat een mens ouk met cen openbaring van dc Middelaar nuu voor ccuwig om kan komcn. Pa.,, (aar. waar de zondaar voor de vieruha;tr van Gods gericht mag worden vri,jge,proken, vangt volgens hen het nimvC Icven aan. En weer anderen in Wze hock zijn van mening dat er helemaal ~_,een onderscheid gernaakt mug, wurden tussen een openbarin>r van de Middelaar en de rechtvaardignulkilou. maar dat deze twee zaken samcnwvllen. lk hoop dat de lczers het nuu vuluen kunnen.
In dc:zc krin``cn bcrocpt men zich bij voorkeur nict op Comrie, maar bijvoorbeeld op -I-heodorus van der Groe. Of op sommigc Engelse theologen. Ook wel op de prediking van ds. J.P Paauwe. Of op al dezen samen! Nu is het zo, dat V'an der Groe mij zeer lief is. In de werken van Engelse puritei
nen lees rk graag. Voor ds. Paauwe heb ik achting, zonder al zijn standpuntcn te delen. Maar het merkwaardige is dat me bij het lezen van de wcrken van deze mannen nooit de ergernis bekruipt die zich soms van me meester maakt NJ het lezen van hetgeen diegencn te berde brengen, die z.ich op hen beroepen en geen geestelijk ]even leren voor de kcnnis van C'hristus. Hoc dat kornt? Ik denk dat ik bet wel weet. Bij genocmde theologen sprak het leven, maar bij sotnmige hedendaagse schrijvers en predikers is het een clrijven geworden, hard cu bitter vaak, waar het leven uit verdwenen is.
Het andere uiterste
Dit was het ene uiterste. hetzij evangelisch van tint of bevindelijk ,creformeerd. De uitersten raken clkaar in de opvatting dat er voor de kennis u an de Hecrc Jezus van gecn gcestelijk Icven sprake kan zijn. IVlaar er is. als het gaat out deze din,_,en, ook een andcr uiterste! Daar is ook ecn prediking en zielszorg, waarin de mens rust it ordr geoeaen l)Irnen C7wi.stus. Scherp Ice st men dit ,cv°aar verwoord hi j d s. G. H. Kersten, die in zijn preck over Zondag ?5 upn7erkt: 'Niet minder zijn de bczwaren tegen de prediking die met op Christus~ia (Yericht. (he de zielen bouwt op zo ontelbaar vcle toestanden en gezichten en -emoedsaandoeningen en zondesUrijddoorlevin,_,en.
Kan iemand dan een ander fundament leggen. dan hetgeen uele(_,d is? Wie durft een andere weg v ijzm dan Jezus Christus cn Die gckruist? Mao de bevindin(y ouit ten grondslag gelegd'? Zullen de bevindingen die het stempel des Geestes missen, met falen?' In zijn Gcrcf)rnteerdE DogJmotic•% spreekt hi,l op getijke wijze, namclijk dat cr enerzijds mensen zijn, die 'bet oprecht volk als minderwaardige zuchters en klagers achten'. en and~crzijds mensen die `tot ruste zueken tc hren-en buiten de welbewuste tuCe"i(-,ening van Christus' (drcl II, 1631. Nu. beter kan ik de twemitcrsten nim under woorden brenueo dan ds. Kersmn bet hier doct.
Evenwichtio;heid
U ma(_1 ycrust weten dat iemand als ds. Kcrstw mi) jui;t om W mcnwichtigheid dic in buvenstaande uitspraken doorklinkt. licf is. Zo willcn vrij ook vandauL, 17rckcn en dczc 111n willen wi,l 111 ullZe ~_,eI11CC171e dOOrTrCkker7. E1' Z1Jn altijd mmun die zich mongetrokken voelm tut uitcl-sten. Beide hierboveu
genoemde standpunten hebben daarom veel aanhang. Scherp is men ook veelal in de kritiek. Wat is nu de waarhcid? Het komt mij voor dat de waarheid ergens in bet midden ligt; met om altijd maar wecr de gulden middenweg te zoeken en beide kanten te vriend te houden, maar ik meen dat de Heilige Schrift ons leert dat de waarheid tussen beide standpunten in ligt.
Als ik dr. Comrie en ds. G.H. Kersten goed begrepen heb, hebben zij dit ook steeds bedoeld. Wij moeten eerlijk erkennen dat in beide standpunten ccn kern van waarheid ligt. Laat ik nu maar met het tweede standpunt beginnen, die opvatting dus waarin men mensen rust zoekt te geven buiten de kennis van de Middelaar. Men ziet daar de kennis van Christus - vergeef me de term - als een soort geestelijke 'luxe'. Heel vaak wordt deze gedachte vandaag onze gemeenten en onze predikanten in de schoenen geschoven - maar geheel ten onrechte! De mensen die deze lijn in prediking en zielszorg volgen, worden met rnoe te benadrukken dat Christus een verborgen Persoon is. Zij maken zich grote zorgen over de oppervlakkigheid, waarmee men vandaag de dag over Jezus en over het `aannemcn' van Hem spreekt. Die zorg is terecht! En het is waar: de Middelaar is een verborgen Persoon! Dat is voluit schriftuurlijk. Niet alleen in die zin dat de wereld Hem met kent, maar de blindgeborene moest op dc vraag van Christus: `Gclooft gij in de Zone Gods'?' antwoorden: -I 1 iE> is Hij, Heerc, opdat ik in Hem moge geloven'?' (Joh. 9:35,36). De Schrift lcert ons ook duidelijk, hoe blind zelfs Zijn discipelen na ontvangen genade warcn voor de betekenis van Zijn borgwerk. Tocn Simon Petrus zijn belijdenis van Christus mocht afleggen in de delen van Caesarea Pilippi, heeft Christus er hem met nadruk op gewezen, dat vlees en bloed hem dat met had geopenbaard, maar Zijn Vader, Die in dc hemelen is. Christus moet oenpenhaurd worden aan het hart, en daartoe is met minder nodig dan een bovennatuurlijk wonder! Hier is het waarheidsclernent in deze opvatting.
Maar we] moct wij met alle ernst craan vasthouden, dat als Christus een verborgen Persoon voor ons blijft, w ij dan voor eeuwig om zullen komen! Het bezwaar dat wij tegen het tweede standpunt hebben, is daarom dat men soms de indruk wekt dat zalig worden ook wel mogelijk is buiten de kennis van Christus om. `De kleintjes komen
er ook', is een geliefde en veclgehoorde uitdrukking. En dat zal waar zijn. Maar de ware kleinen zullen tot in bet diepst van hun ziel beseffen dat zij er nooit zullen komen zonder de toepassing van Christus' bloed aan bull ziel. Daarover loopt juist bull voortdurende strijd en bekommering! En zou Christus nu werkelijk zo ontzettend hebben moeten lijden, als onze tranen onze zonden ook we] zouden kunnen afwassen?
Een toeleidende weg
Nu zijn we precies toegekomen aan het waarheidselement in bet eerste standpunt- u weet wel: de opvatting dat er van geen geestelijk leven sprake kan zijn zonder kennis van de Middelaar. Deze mensen spreken er bull zorg over uit dat er vandaag de dag zoveel christenen zijn zonder Christus, dat er zo veel gemoedelijke godsdienst is, waarbij de mens in het midden staat. Zij hebben daarin volkomen gelijk. Maar het bezwaar dat wij hebben tegen bun standpunt is, dat zij geen oog hebben voor bet feit dat er een toeleidende weg is tot de Middelaar. Nee, er is geen toeleidende weg tot de wedergeboorte. Er is geen tussenstaat tussen dood en leven. Maar er is wel cell toeleidendc weg tot Christus. Die weg vangt mot de wedergeboorte aun. Die weg bestaat in bet voor Christus en Zijn bloed plaatsmakende werk van de Heilige Geest in bet hart. Wie leert dat de droefheid over de zonde, het heimwee naar God en bet schreien uit bet ware Godsgemis nog behoren bij de doodsstaat van de mens, geeft `de natuur teveel eer',
zoals Comrie ergens oprnerkt. Wij moeten er oog voor hebben dat in bet ogenblik van de wedergeboorte Gods Geest de uitverkoren zondaar afsni_jdt van zijn oude wortel en inlijft in Christus. Met deze staatsverwisseling vangt bet nieuwe ]even aan. Vanaf dit ogenblik beginnen de sappen uit de Wijnstok zich te stuwen in de rank. En elke traan die nit de diepte van ]let verbroken en schuldverslagen hart tot de God des levens wordt geschreid, vloeit uit de Wijnstok Christus voort. Maar zal onze ziel de rust en vrede vinden, die voor cell getroost en zalig leven en sterven nodig zijn, dan zal Christus ons als de Weg, en de Waarheid, cn het Leven moeten zijn bekendgemaakt. Niemand komt toch door de Vader dan door Hem! Er is teerheid, crust en wijsheid nodig om in prediking en zielszorg noch in bet ene, noch in het andere uiterste te vervallen en om de zielen te leiden in de koninklijke weg. Deze zaken zijn van groot belang. Ze leven ook, bij ouderen, maar vooral ook wel bij jongeren. Daarom hopen we in de komendc tijd in ons kerkelijl< blad -- opnieuw - aandacht te geven aan zaken als cell onbewuste wedergeboorte (wat is dat eigenlijk?), de verhouding tussen de levendmaking en de kennis van de Middelaar, en dergelijke. Ons wordt dienaangaande vandaag de dag van alles verweten, tot de nicest ongerijmde dwalingen toe. Maar afgezien daarvan: de zaken zijn bet waard!
Capelle aan den 1Jssel,
ds. A.Moerkerken