Vraag: is er een toeleidende weg voor de wedergeboorte?

Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Calvijn maakt wedergeboorte in ruime zin nooit los van wedergeboorte in enge zin. Wanneer je dat zou willen beweren, moet je dat eerst maar eens aannemelijk maken. Het één komt uit het ander voort, er is bij Calvijn geen tussenruimte tussen levendmaking en wedergeboorte.
Je haalt uit Calvijn meer dan hij m.i. zelf ooit bedoeld heeft. Voor Calvijn is het zo, dat de wet bedoeld is om de zondaar tot zelfveroordeling te brengen, zodat hij uit zichzelf gedreven wordt om Christus te zoeken. Welnu, zodra iemand dát gaat doen, Christus zoeken, is er volgens Calvijn sprake van ‘een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan’.
Verder wil ik je wijzen op een belangrijke passage in Inst. III, III, 20 (de cursiveringen zijn van mij):
“Verder, evenals de haat jegens de zonde, die het begin is der boetvaardigheid, voor ons de eerste toegang opent tot de kennis van Christus, Die zich aan geen anderen vertoont dan aan ellendige en terneergeslagen zondaren, die zuchten, bekommerd en belast zijn, hongeren, dorsten en van smart en ellende verkwijnen (Jes. 61:1: Matth. 11:5; Luc. 4:18 ), zo moeten wij streven naar de boetvaardigheid zelf, ons ganse leven ons op haar toeleggen en haar tot het einde toe najagen, indien wij in Christus willen staande blijven.”
Het ‘begin der boetvaardigheid’ kan hier beschouwd worden als de levendmaking c.q. het begin van het geestelijk leven, wat Calvijn elders dus een ‘beginsel van bekering’ noemt; wat Calvijn noemt 'de boetvaardigheid zelf' ziet op de wedergeboorte in ruimere zin of de heiligmaking.
Calvijn speculeert hier niet over de vraag in welke verhouding deze twee tot elkaar staan, maar gaat uit van de Schrift en van de geloofspraktijk.
Zeg het maar waar ik van jou zonodig op in zou moeten gaan.
Ga eens in op wat ik geciteerd heb van dr. Woelderink én op deze opmerking van mij:
Wie het ‘verbroken hart en de verslagen geest’ buiten het geloof plaatst, en wie durft stellen, dat het vragen naar God en een zoeken van Hem, in feite ‘zonde’ is (want alles wat niet uit het geloof is, is zonde), moet wél weten wat hij doet.
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Afgewezen,
Ik wil proberen je posting te beantwoorden, al ontbreekt mij helaas de tijd om overal diep op in te gaan.
Je haalt uit Calvijn meer dan hij m.i. zelf ooit bedoeld heeft.
Afgewezen, volgens mij draai je het nu juist om. Ik heb gezegd dat ik nergens uit Calvijn kan halen dat hij een tussenruimte geleerd heeft tussen de aanvang van nieuw leven en de wedergeboorte in ruime zin. Wanneer iemand beweert dat volgens Calvijn er wél een tussenruimte zou bestaan (je hebt dit niet duidelijk zo gezegd, maar je tendeert hier wel naar meen ik), dan ligt de bewijslast bij díe persoon, niet bij de persoon die dit bij Calvijn niet kan vinden.

Wél lees ik bij Calvijn (zoals eerder door mij geciteerd; Institutie II.7.11): "Want allen, die een tijd lang in onwetendheid Gods gewandeld hebben, die zullen bekennen, dat hun dit is wedervaren, dat ze door de breidel der Wet in zulk een vreze en eerbiedigheid Gods gehouden zijn geweest, totdat ze, door Zijn Geest wedergeboren zijnde, Hem van harte begonnen te beminnen."
Welnu, je kunt moeilijk volhouden dat dit "wedergeboren zijnde" hier (alleen) betrekking heeft op de heiligmaking. Calvijn heeft het hier wel degelijk over de nieuwe geboorte als beginpunt van het nieuwe leven. Naar mijn mening haal ik hiermee uit Calvijn echt niet meer dan hij hier ook zo bedoeld heeft, of denk je daar anders over?
Voor Calvijn is het zo, dat de wet bedoeld is om de zondaar tot zelfveroordeling te brengen, zodat hij uit zichzelf gedreven wordt om Christus te zoeken.
Daar zijn we het over eens.
Welnu, zodra iemand dát gaat doen, Christus zoeken, is er volgens Calvijn sprake van ‘een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan’.
Afgewezen, wanneer je met 'Christus zoeken' bedoelt de ware boetvaardigheid die met het geloof gepaard gaat, dan kan ik het hier helemaal mee eens zijn. Wanneer je met 'Christus zoeken' bedoelt de eigen pogingen van een ontwaakt geweten, dan kan ik het er niet mee eens zijn.
In welk verband sprak Calvijn van 'een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan' (commentaar Matth. 11:28 )? Hij sprak hier over (en nu citeer ik eveneens Calvijn uit dit commentaar): "de vermoeiden en beladenen, die zich des eeuwigen doods schuldig rekenen en deswege benauwd in hun consciëntie zijn, en innerlijk onder hun ellende zo gebukt gaan, dat zij machteloos worden. Deze machteloosheid toch maakt ons vatbaar om zijn genade te ontvangen." Kortom, Calvijn spreekt hier over een zaligmakende overtuiging van zonden (zoals Van der Groe het noemt). Van zó'n overtuiging zegt hij dat het is 'een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan'. Maar dat wil toch nog niet zeggen dat er daaraan vooráfgaand geen andere overtuigingen zijn, die nog niet zaligmakend genoemd kunnen worden, maar wel geschaard kunnen worden onder het voorbereidend werk of voorbereidingen tot de wedergeboorte?
Verder wil ik je wijzen op een belangrijke passage in Inst. III, III, 20 (de cursiveringen zijn van mij):
“Verder, evenals de haat jegens de zonde, die het begin is der boetvaardigheid, voor ons de eerste toegang opent tot de kennis van Christus, Die zich aan geen anderen vertoont dan aan ellendige en terneergeslagen zondaren, die zuchten, bekommerd en belast zijn, hongeren, dorsten en van smart en ellende verkwijnen (Jes. 61:1: Matth. 11:5; Luc. 4:18 ), zo moeten wij streven naar de boetvaardigheid zelf, ons ganse leven ons op haar toeleggen en haar tot het einde toe najagen, indien wij in Christus willen staande blijven.”
Het ‘begin der boetvaardigheid’ kan hier beschouwd worden als de levendmaking c.q. het begin van het geestelijk leven, wat Calvijn elders dus een ‘beginsel van bekering’ noemt; wat Calvijn noemt 'de boetvaardigheid zelf' ziet op de wedergeboorte in ruimere zin of de heiligmaking.
Calvijn speculeert hier niet over de vraag in welke verhouding deze twee tot elkaar staan, maar gaat uit van de Schrift en van de geloofspraktijk.
Hierover kunnen dezelfde opmerkingen worden gemaakt als nav het commentaar van Calvijn over Matth. 11:28.
Overigens hebben mijn twee vertalingen van de Institutie niet "de haat jegens de zonde, die het begin is der boetvaardigheid", maar in plaats van "het begin": "een beginsel". Dus: de haat tegen de zonden is een beginsel van de boetvaardigheid. Dat is wel iets anders. (In deze vertaling kun je dat dus niet zomaar gelijkstellen aan de levendmaking.) Maar omdat later volgt: "voor ons de eerste toegang opent tot de kennis van Christus" maakt dit voor het citaat als geheel niet eens zo heel veel uit. Wel geeft dit citaat mij de gelegenheid om op te merken dat de ware boetvaardigheid en de kennis van Christus hier door Calvijn weer nauw met elkaar worden verbonden. Ook zien we uit dit citaat dat Calvijn hier spreekt van de ware boetvaardigheid. Opnieuw mag daaruit niet gehaald worden dat er geen voorbereidend werk zou zijn dat daaraan nog vooraf gaat.

Op de twee overige punten hoop ik later nog in te gaan.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Afgewezen, volgens draai je de het nu juist om. Ik heb gezegd dat ik nergens uit Calvijn kan halen dat hij een tussenruimte geleerd heeft tussen de aanvang van nieuw leven en de wedergeboorte in ruime zin. Wanneer iemand beweert dat volgens Calvijn er wél een tussenruimte zou bestaan (je hebt dit niet duidelijk zo gezegd, maar je tendeert hier wel naar meen ik), dan ligt de bewijslast bij díe persoon, niet bij de persoon die dit bij Calvijn niet kan vinden.
Je kunt dit natuurlijk ook omdraaien, maar dat is niet het belangrijkste. Het probleem is dat jij Calvijn met een probleemstelling opzadelt die bij hem m.i. niet in het vizier is, nl. de problematiek wel of geen leven voor de rechtvaardigmaking c.q. kennis van Christus. Nu is het buiten kijf dat voor Calvijn het geloof in de kennis van Christus is gelegen (daar zijn we het dus over eens), maar anderzijds heeft Calvijn ook oog voor wat jij noemt het voorbereidende werk. Calvijn ziet daar al beginselen van het goede werk van God in. Vervolgens ga jij dan weer poneren dat dáár dan toch óók weer iets aan voorafgaat.
Zoals ik al stelde en ik herhaal het: Voor Calvijn is het zo, dat de wet bedoeld is om de zondaar tot zelfveroordeling te brengen, zodat hij uit zichzelf gedreven wordt om Christus te zoeken. Welnu, zodra iemand dát gaat doen, Christus zoeken, is er volgens Calvijn sprake van ‘een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan’.
Kortom, Calvijn spreekt hier over een zaligmakende overtuiging van zonden (zoals Van der Groe het noemt). Van zó'n overtuiging zegt hij dat het is 'een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan'. Maar dat wil toch nog niet zeggen dat er daaraan vooráfgaand geen andere overtuigingen zijn, die nog niet zaligmakend genoemd kunnen worden, maar wel geschaard kunnen worden onder het voorbereidend werk of voorbereidingen tot de wedergeboorte?
En waar ligt dan de scheidslijn? En waarom is de ene overtuiging wél en de andere níét zaligmakend? En nogmaals, is het zoeken vóór die scheidslijn ‘werk van het vlees’ en na die scheidslijn ‘werk van de Geest’? En waar vind je bij Calvijn dan datgene wat daar weer aan voorafgaat?
Wanneer je met 'Christus zoeken' bedoelt de eigen pogingen van een ontwaakt geweten, dan kan ik het er niet mee eens zijn.
Een nare uitdrukking: de ‘eigen pogingen van een ontwaakt geweten’. En is ze bijbels te funderen? In de Bijbel gaat het als het over de bekering gaat het globaal over: overtuiging van zonde, belijdenis van schuld, verzoening. Moeten we dan in dat proces onderscheidingen gaan aanbrengen, waarbij het ene dan wél en het andere nog niet níét zaligmakend is? Je kunt dat onderscheid alleen maar maken als je naar de uitkomst kijkt. Het werk van de Geest is één, en als het tot een goede uitkomst leidt, is het een waar werk geweest. En al die onderscheidingen van nog geen leven, voorbereidingen voor de wedergeboorte, maken het maar nodeloos ingewikkeld.
Hierover kunnen dezelfde opmerkingen worden gemaakt als nav het commentaar van Calvijn over Matth. 11:28.
Dat gaat wel heel gemakkelijk. Bovendien blijf je toch met een probleem zitten. Want kennelijk bestaat er dus toch een boetvaardigheid, hoe ‘kort’ je die periode ook maakt, waarbij een zondaar nog níét Christus kent, nog niet met God verzoend is, dus: nog niet gerechtvaardigd is.
Dus: de haat tegen de zonden is een beginsel van de boetvaardigheid. Dat is wel iets anders. Maar omdat later volgt: "voor ons de eerste toegang opent tot de kennis van Christus" maakt dit voor het citaat als geheel niet zo heel veel uit.
Je geeft dus zelf al aan dat het dus niet zoveel uitmaakt. Het zou dan ook wel een gepluis worden op de millimeter!
Wel geeft dit citaat mij de gelegenheid om op te merken dat de ware boetvaardigheid en de kennis van Christus hier door Calvijn weer nauw met elkaar worden verbonden.
Ja, maar je gaat nu voorbij aan wat ik erover heb opgemerkt.
Ook zien we uit dit citaat dat Calvijn hier spreekt van de ware boetvaardigheid. Opnieuw mag daaruit niet gehaald worden dat er geen voorbereidend werk zou zijn dat daaraan nog vooraf gaat.
Opnieuw vraag ik dan: waar ligt de scheidslijn?
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Bericht door Marnix »

Marnix schreef:]Die toeleidende weg begon al bij je doop.
Afgewezen schreef:Dan heb jij het toch over een andere toeleidende weg dan de meesten hier in deze topic bedoelen.
Ik vraag me dat heel sterk af. Wat zegt de doop dan?

Als ik lees wat het verbond inhoudt, en wat de doop daarover zegt, als ik zie wat God bij de doop zegt tegen iemand, welke beloften er worden gegeven, dan is het volgens mij zeker wel de toeleidende weg tot wedergeboorte. De doop heet dan ook niet voor niets het bad van de wedergeboorte. De toeleidende weg tot wedergeboorte begint bij God de Vader die een verbond met je sluit, door Jezus Christus, die de weg is naar de Vader... en dus naar wedergeboorte... en bij de Geest waarvan die God bij de doop belooft met hem in je te zullen werken. Dat hierbij ook een eis zit en mensen zodoende ondanks die beloften niet wedergeboren worden, doet aan bovenstaande niets af... Voor wie niet gelooft is er geen weg want hij loopt er niet op, voor wie gelooft is die weg voor hem al in het begin, bij Gods keuze voor die persoon, het verbond dat Hij met hem sloot, begonnen.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Marnix, de 'toeleidende weg' is een vaste term in de bevindelijk-gereformeerde theologie en er wordt mee bedoeld het 'traject' dat zich bevindt tussen het moment waarop God een zondaar 'stilzet' (tot inkeer laat komen) en het moment waarop een zondaar Christus leert kennen.
Dat je ook op een andere manier van een toeleidende weg kunt spreken, is misschien waar, maar dat is hier nu niet aan de orde.
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Bericht door Marnix »

Hehe okeej, ik ben niet zo bekend met die terminologie... dus ik heb gewoon gekeken naar wat de term letterlijk zegt. De weg die naar de wedergeboorte leidt. Dan valt de doop er wel bij... voglens mij zelfs bij zoals jij het beschrijft, want ook de toeleidende weg zoals jij die beschrijft wordt al bij de doop aangekondigd en beloofd.

Ik ben een beetje huiverig om die twee dingen uit elkaar te trekken... want dan lijkt het net alsof God de beloften bij sommige gedoopten wel uitvoert en bij anderen niet... alsof hij sommige gedoopten wel op die weg brengt en anderen niet... Terwijl het aan allen beloofd wordt... en als mensen van die weg afdwalen, dat niet is omdat God ze er niet op plaatst.... of de beloften niet op hen toepast.... terwijl het volgens mij met de eis te maken heeft en niet met de beloften als mensen die gedoopt zijn niet wedergeboren worden.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Marnix schreef:Hehe okeej, ik ben niet zo bekend met die terminologie... dus ik heb gewoon gekeken naar wat de term letterlijk zegt. De weg die naar de wedergeboorte leidt. Dan valt de doop er wel bij... voglens mij zelfs bij zoals jij het beschrijft, want ook de toeleidende weg zoals jij die beschrijft wordt al bij de doop aangekondigd en beloofd.

Ik ben een beetje huiverig om die twee dingen uit elkaar te trekken... want dan lijkt het net alsof God de beloften bij sommige gedoopten wel uitvoert en bij anderen niet... alsof hij sommige gedoopten wel op die weg brengt en anderen niet... Terwijl het aan allen beloofd wordt... en als mensen van die weg afdwalen, dat niet is omdat God ze er niet op plaatst.... of de beloften niet op hen toepast.... terwijl het volgens mij met de eis te maken heeft en niet met de beloften als mensen die gedoopt zijn niet wedergeboren worden.
Vind je het goed als ik nu géén discussie over de doop ga beginnen op deze topic? Ik zou graag on topic willen blijven. :wink:
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Bericht door Marnix »

Afgewezen schreef:
Marnix schreef:Hehe okeej, ik ben niet zo bekend met die terminologie... dus ik heb gewoon gekeken naar wat de term letterlijk zegt. De weg die naar de wedergeboorte leidt. Dan valt de doop er wel bij... voglens mij zelfs bij zoals jij het beschrijft, want ook de toeleidende weg zoals jij die beschrijft wordt al bij de doop aangekondigd en beloofd.

Ik ben een beetje huiverig om die twee dingen uit elkaar te trekken... want dan lijkt het net alsof God de beloften bij sommige gedoopten wel uitvoert en bij anderen niet... alsof hij sommige gedoopten wel op die weg brengt en anderen niet... Terwijl het aan allen beloofd wordt... en als mensen van die weg afdwalen, dat niet is omdat God ze er niet op plaatst.... of de beloften niet op hen toepast.... terwijl het volgens mij met de eis te maken heeft en niet met de beloften als mensen die gedoopt zijn niet wedergeboren worden.
Vind je het goed als ik nu géén discussie over de doop ga beginnen op deze topic? Ik zou graag on topic willen blijven. :wink:
Prima, maar voglens mij is het een essentiele vraag bij dit topic.... en dus ook absoluut niet off-topic... tenzij je vindt dat doop en wedergeboorte niets met elkaar te maken hebben. Maar volgens mij zit daar juist de toeleidende weg (on topic dus) in.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Afgewezen,

Graag ga ik nog door met de discussie, zeker ook over Calvijn. Maar ik wil nog steeds vooropstellen dat het in dit topic niet gaat om de vraag "is er leven voor de rechtvaardigmaking?", maar om de vraag "zijn er voorbereidingen (van Gods kant) vóór en tot de wedergeboorte?" of: "is er een toeleidende weg vóór en tot de wedergeboorte?". Ik poneer dit nog maar een keer, omdat je ook in je laatste posting mij opnieuw aanvalt op de kwestie "leven voor de rechtvaardigmaking" alsof ik Calvijn met deze probleemstelling zou hebben opgezadeld. Wat ik uit Calvijn heb aangehaald was alleen om aan te geven dat Calvijn een overtuiging door de Wet kent vóór de wedergeboorte.

Jammer dat je helemaal niet inging op wat ik aanhaalde uit de Institutie 2.7.11 en de vragen die ik je daarbij stelde. Maar o.k. dat laat ik nu rusten en ga in op de hoofditems van je laatste posting.
Zoals ik al stelde en ik herhaal het: Voor Calvijn is het zo, dat de wet bedoeld is om de zondaar tot zelfveroordeling te brengen, zodat hij uit zichzelf gedreven wordt om Christus te zoeken. Welnu, zodra iemand dát gaat doen, Christus zoeken, is er volgens Calvijn sprake van ‘een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan’.
Wanneer iemand werkelijk uit zichzelf gedreven wordt en Christus zoekt, dan hadden wij hierover volgens mij geen enkel verschil, dus ik begrijp niet waarom je dit herhaalt.
Kortom, Calvijn spreekt hier over een zaligmakende overtuiging van zonden (zoals Van der Groe het noemt). Van zó'n overtuiging zegt hij dat het is 'een beginsel van bekering, dat niemand zich door eigen kracht geven kan'. Maar dat wil toch nog niet zeggen dat er daaraan vooráfgaand geen andere overtuigingen zijn, die nog niet zaligmakend genoemd kunnen worden, maar wel geschaard kunnen worden onder het voorbereidend werk of voorbereidingen tot de wedergeboorte?
En waar ligt dan de scheidslijn? En waarom is de ene overtuiging wél en de andere níét zaligmakend? En nogmaals, is het zoeken vóór die scheidslijn ‘werk van het vlees’ en na die scheidslijn ‘werk van de Geest’? En waar vind je bij Calvijn dan datgene wat daar weer aan voorafgaat?
Dat zijn veel vragen ineens. Ik ben niet in staat de scheidslijn aan te geven. Maar van het feit dat er onderscheid is ben ik vast overtuigd. Calvijn zegt (als hij het heeft over de "aanvankelijke vrees" "waardoor velen door de ontsteltenissen van het geweten worden getemd of tot gehoorzaamheid gevormd"), dat "er geen oprechtheid kan worden gevonden, waar die Geest niet regeert, Dien Christus ontvangen heeft om Hem aan Zijn leden mee te delen. Daabij zal niemand ooit God eerbiedig vrezen, dan die vertrouwt dat Hij hem genadig is" (Institutie 3.3.2). Onderscheid is er zeker.
Dan je vraag, is het zoeken vóór die scheidslijn 'werk van het vlees' en na die scheidslijn 'werk van de Geest'? Dan moet het antwoord zijn: nee, dat is niet recht gesproken. De Heilige Geest werkt van buitenaf op de mens in vóór die scheidslijn, maar woont nog niet in het hart zoals ná die scheidslijn. Je vindt hier ook veel van terug in Bunyans boek De Heilige Oorlog.
Waar vind je bij Calvijn hierover? Ik heb hierboven één citaat gegeven en er zal ongetwijfeld veel meer te vinden zijn. Nog eentje dan: "De evangelist noemt oneigenlijk geloof, hetgeen maar een voorbereiding tot het geloof was. Want het heeft geen hogere strekking, dan dat de Joden geneigd waren om de leer van Christus aan te nemen, waarop ook de volgende vermaning doelt" (commentaar Joh. 8:30).
Je kunt dat onderscheid alleen maar maken als je naar de uitkomst kijkt.
Hiermee ben ik het eens. En daarom is het zo verdrietig dat mensen voorgehouden worden dat ze al wel wedergeboren zijn (of kunnen zijn), maar dat ze evenals de discipelen Christus nog niet kennen (of dat ze Christus' priesterlijk ambt nog niet kennen, enz.). Wat ik hier neerschrijf, is geen fictie, het gebeurt.
Het werk van de Geest is één, en als het tot een goede uitkomst leidt, is het een waar werk geweest. En al die onderscheidingen van nog geen leven, voorbereidingen voor de wedergeboorte, maken het maar nodeloos ingewikkeld.
Ik ben het eens dat we geen nodeloze onderscheidingen moeten aanbrengen. Laten we daarom wedergeboorte en geloof bij elkaar houden en geen zaligheid (wedergeboorte) zoeken buiten het geloof of de kennis van Christus.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Graag ga ik nog door met de discussie, zeker ook over Calvijn. Maar ik wil nog steeds vooropstellen dat het in dit topic niet gaat om de vraag "is er leven voor de rechtvaardigmaking?", maar om de vraag "zijn er voorbereidingen (van Gods kant) vóór en tot de wedergeboorte?" of: "is er een toeleidende weg vóór en tot de wedergeboorte?". Ik poneer dit nog maar een keer, omdat je ook in je laatste posting mij opnieuw aanvalt op de kwestie "leven voor de rechtvaardigmaking" alsof ik Calvijn met deze probleemstelling zou hebben opgezadeld. Wat ik uit Calvijn heb aangehaald was alleen om aan te geven dat Calvijn een overtuiging door de Wet kent vóór de wedergeboorte. De kwestie "leven voor de rechtvaardigmaking" zou ik dan ook nu graag even willen laten rusten, al weet ik ook wel dat beide onderwerpen wel samenhang hebben.
Zonderling,
Ik weet niet goed hoe ik deze twee onderwerpen moet scheiden. De vraag of er voorbereidingen zijn vóór de wedergeboorte is niet los te maken van de vraag of er leven is voor de rechtvaardigmaking, eenvoudig om de reden dat voor jou wedergeboorte en rechtvaardigmaking samenvallen.
Hiermee ben ik het eens. En daarom is het zo verdrietig dat mensen voorgehouden worden dat ze al wel wedergeboren zijn (of kunnen zijn), maar dat ze evenals de discipelen Christus nog niet kennen (of dat ze Christus' priesterlijk ambt nog niet kennen, enz.). Wat ik hier neerschrijf, is geen fictie, het gebeurt.
Ik begrijp ook jouw zorg wel en die deel ik. Hoewel ik niet (meer) zo in de strikte scheiding geloof zoals jij hem poneert, ben ik wel van mening dat mensen geen rust gegeven moet worden voordat het goed is.
Jammer dat je helemaal niet inging op wat ik aanhaalde uit de Institutie 2.7.11 en de vragen die ik je daarbij stelde.
Hierbij alsnog:
Wél lees ik bij Calvijn (zoals eerder door mij geciteerd; Institutie II.7.11): "Want allen, die een tijd lang in onwetendheid Gods gewandeld hebben, die zullen bekennen, dat hun dit is wedervaren, dat ze door de breidel der Wet in zulk een vreze en eerbiedigheid Gods gehouden zijn geweest, totdat ze, door Zijn Geest wedergeboren zijnde, Hem van harte begonnen te beminnen."
Welnu, je kunt moeilijk volhouden dat dit "wedergeboren zijnde" hier (alleen) betrekking heeft op de heiligmaking. Calvijn heeft het hier wel degelijk over de nieuwe geboorte als beginpunt van het nieuwe leven. Naar mijn mening haal ik hiermee uit Calvijn echt niet meer dan hij hier ook zo bedoeld heeft, of denk je daar anders over?
Je rukt dit citaat uit zijn verband. Eerder in deze paragraaf zegt Calvijn dat er twee soorten mensen zijn, voor wie de wet een tuchtmeester tot Christus is. De ene soort zijn zij die van zichzelf vertrouwen dat ze voldoende gerechtigheid hebben. Zij “zijn niet geschikt om de genade van Christus te ontvangen, tenzij zij eerst van dat vertrouwen ontbloot zijn”. “Dus brengt de wet hen door het leren kennen van hun eigen ellende tot nederigheid, opdat ze daardoor voorbereid worden om te begeren datgene, wat ze reeds tevoren meenden te bezitten.”
De andere soort hebben “een breidel nodig”, schrijft Calvijn, omdat ze zich anders te buiten zouden gaan aan allerlei ongerechtigheid. Deze “bewaart Hij (…) tot de tijd zijner opzoeking door de werken der wet onder de vrees”, zodat zij “tot de ware vroomheid naar de mate van hun begrip opgevoed worden”. Over déze soort mensen van mensen spreekt Calvijn in het door jou aangehaalde citaat.
Er is hier dus geen sprake van mensen die al zoekende gemaakt zijn, nee, het gaat om mensen die in het kwade beteugeld moeten worden, want anders “koken de lusten soms zo over, dat er gevaar is, dat ze de ziel, die hun onderworpen is, brengen tot een vergeten en verachten van God; en dat zou ook gebeuren, indien de Heere het niet met dit geneesmiddel tegen ging”.
De Heilige Geest werkt van buitenaf op de mens in vóór die scheidslijn, maar woont nog niet in het hart zoals ná die scheidslijn.
Toch is Hij dan ook al ín die mens werkzaam, namelijk als de Geest der genade en der gebeden, Zach. 12:10. De kantt. verwijzen voor de vervulling van deze profetie naar Hand. 2:37.
Je vindt hier ook veel van terug in Bunyans boek De Heilige Oorlog.
Bunyans Heilige Oorlog ken ik niet zo, maar opmerkelijk is dat in de Christenreis Christen al ‘Christen’ heet vóórdat hij de poort is doorgegaan of bij het kruis is aangekomen.
Nog eentje dan: "De evangelist noemt oneigenlijk geloof, hetgeen maar een voorbereiding tot het geloof was. Want het heeft geen hogere strekking, dan dat de Joden geneigd waren om de leer van Christus aan te nemen, waarop ook de volgende vermaning doelt" (commentaar Joh. 8:30).
Ja, in die zin kunnen er ‘voorafgaande dingen’ zijn. Maar bij de Samaritanen was er op dat moment nog geen sprake van bekering. Je hebt het dan toch over wezenlijk iets anders dan wanneer het bijv. gaat over een zondaar die door de Geest is aangeraakt en naar God begint te zoeken. Voor mij ligt daar het begin van het ‘goede werk’.
Vgl. wat Calvijn schrijft bij Hand. 2:37 (“En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, etc.”).
“Dit is het begin der boetedoening, de weg tot ware vroomheid, om droefheid te hebben over onze zonden en door een bewustzijn onzer overtredingen doorwond te worden. Want zolang als de mensen zorgeloos voortleven, is het onmogelijk dat zij hun zielen met ernst bij de leer der zaligheid bepalen. Daarom wordt het Woord Gods bij een zwaard vergeleken, omdat het ons vlees doodt, opdat wij onszelf de Heere tot een offer zouden brengen. Doch bij deze verslagenheid moet nog komen een gewilligheid om te gehoorzamen.” Calvijn wijst dan op Kaïn en Judas, bij wie dit niet het geval was. Hij eindigt zijn bespreking van deze tekst met: “Dus is de verslagenheid alleen diegenen tot nut, die een gewillige droefheid gevoelen en tegelijk bij God hulp zoeken.”
Calvijn beschrijft hier wat er gebeurt als mensen tot inkeer komen en naar God gaan vragen, zonder dit laatste af te keuren of als ‘eigen pogingen’ of een ‘geveinsde bekering’ te bestempelen.

Tot slot nog een belangrijk citaat, dat ik al eens heb aangehaald (comm. bij Luc. 19:1-4):
”Want al was in Zacheüs het geloof nog niet geboren, toch was zijn vurig verlangen om Christus te zien een zekere voorbereiding daartoe. Zonder aandrift van boven toch zou hij niet zozeer begeerd hebben om Hem te zien, namelijk niet met het doel dat spoedig bij hem zichtbaar werd. (…) [D]e uitkomst deed zien, dat in de ziel van Zacheüs een zaad der godsvrucht gevallen was. Zo schept de Heere dikwijls, voordat Hij Zich aan de mens openbaart, een blinde toegenegenheid in hem, waardoor hij zich tot Hem, Die hem nog verborgen en onbekend is, voelt heengetrokken. En al weet hij dan nog niet waarom, toch stelt Hij hem niet teleur, maar openbaart Zich aan hem ter rechter tijd.”
Het gaat nu niet over de vraag of Calvijns exegese juist of niet juist is, maar wat mij zo treft hier, is de ‘bevindelijke’ Calvijn. Laat ik een paar elementen uit dit citaat naar voren halen.
+ Calvijn spreekt over een ‘blinde toegenegenheid’ tot de Heere. Die ‘blinde toegenegenheid’ wordt in onze kringen ook wel genoemd een ‘betrekking krijgen’ op God, of heimwee hebben naar een onbekende God. Calvijn kende dat dus ook!
+ Theologisch klopt het niet eens wat Calvijn zegt: nog geen geloof in Zacheüs geboren, toch een zaad van godsvrucht? Kan dat dan: een zaad van godsvrucht zonder geloof? Calvijn vermoeit zich niet met die vragen.
+ Nergens trekt Calvijn een scherpe scheidslijn tussen een ‘voor’ en ‘na’ bij Zacheüs. Zeker, het geloof is nog niet in hem geboren, maar hij noemt het voorbereidende werk bij Zacheüs geen ‘eigen pogingen van een ontwaakt geweten’, maar spreekt over een ‘blinde toegenegenheid’ in Zachëus, die door de Heere Zelf daarin geschapen is!
+ Calvijn wijst hij erop, dat de uitkomst bij Zacheüs liet zien dat er van tevoren al een zaad van godsvrucht in zijn hart was gevallen.
Dit bedoel ik nu met het beweeglijke spreken van Calvijn. Hier sluit ik me graag bij aan.

[De aanpassing betreft slechts de correctie van een stijlfoutje.]
Laatst gewijzigd door Afgewezen op 11 aug 2006, 22:15, 4 keer totaal gewijzigd.
Zonderling
Berichten: 4330
Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31

Bericht door Zonderling »

Afgewezen,
Ik verbaas mij over je snelle reactie. Dat tempo kan ik niet bijhouden. Ik zal nu niet volledig op je posting ingaan, slechts enkele opmerkingen:

1. Wat betreft II.7.11 heb je ten dele gelijk, al heeft Calvijn het ook bij de tweede soort van mensen over mensen die tot Christus worden geleid.
Neem dan wat Calvijn van állen zegt die voorbereidend door de Wet worden bearbeid in II.7.7:
Alzo is de wet gelijk aan een spiegel, in welke wij onze onmacht en uit deze onze ongerechtigheid, en eindelijk uit die beide onze vervloeking gewaar worden; evenals een spiegel de vlekken op ons gelaat vertoont. (...) Hiertoe dient het zeggen van de apostel (Rom. 3:20) dat de kennis der zonde is door de wet. Want hij wijst alleen derzelver eerste werk aan, hetgeen zij verricht in zondaren die nog niet wedergeboren zijn.
"Wedergeboren zijn" is hier bij Calvijn een grenslijn doordat hij het laat voorafgaan door "nog niet". Het kan dus niet alleen slaan op de heiligmaking, maar gaat hier ook om het begin van geestelijk leven. Kortom: Calvijn leert hier een voorbereidend werk door de Wet voorafgaand aan de wedergeboorte (zowel in enge als in ruime zin).

2. Wat betreft je citaat over Zacheüs moet je erg oppassen. Je conclusies gaan hier veel te ver. Wanneer Calvijn spreekt van een 'zaad van godvrucht' dan bedoelt hij niet de levendmaking of wedergeboorte. Zie b.v. het commentaar bij Handelingen 5:13, 14:
In sommige gematigde lieden is enig zaad van de vreze Gods aanwezig. De ijdelheid der wereld houdt er hen wel van terug om het juk van Christus op zich te nemen; doch omdat onze leer hun iets goddelijks toegeurt, durven zij haar niet verachten".
Zo ook zegt hij dat in de tien melaatse mannen zich "een zaad des geloofs" bevond en "beginselen van vroomheid". Toch zegt Calvijn duidelijk, dat het zeker is dat zij niet wedergeboren waren en dat slechts één onder het getal van Gods vrienden werd opgenomen. Hij spreekt hier ook van een "voorbijgaand geloof" (Commentaar Lukas 17:13, 19.) Laat ik uit deze passage voor alle duidelijk ook wat citeren:
Het blijkt dat zij allen enigermate geloof hadden, daar zij niet slechts de hulp van Christus inroepen, maar Hem ook met de titel van Meester vereren. Verder kan men uit hun gewillige gehoorzaamheid opmerken, dat zij dit van harte en niet geveinsdelijk zeiden. (...) Men kan derhalve niet ontkennen, dat in hun hart zich een zaad des geloofs bevond. Alhoewel het nu zeker is dat zij niet wedergeboren waren door de Geest der aanneming tot kinderen, is het toch niet ongerijmd te zeggen, dat er kleine beginselen van vroomheid in hun harten huisvestten. Des te meer moeten wij vrezen ook bij onszelf de vonk des geloofs die zijn licht in ons hart verspreidt, uit te blussen; want hoewel het levend geloof, dat vaste wortelen geschoten heeft door de Geest der wedergeboorte nimmer sterft, zo treffen wij toch, gelijk wij op andere plaatsen aangemerkt hebben, bij velen een voorbijgaand geloof aan, welks leven terstond weder uitgeblust wordt. (...) Negen melaatsen waren gereinigd, maar omdat zij de genade door hun ondankbaarheid in vergetelheid brengen, besmet en bevlekt hun ondankbaarheid hun gezondheid, zodat zij het behoorlijk nut daarvan niet trekken. (...) Door het geloof werd de Samaritaan [de tiende melaatse] behouden. (...) onder het getal van Gods vrienden opgenomen, om het pand der vaderlijke liefde uit Zijn hand te ontvangen.
We mogen de termen "zaad des geloofs" en "beginselen van ..." bij Calvijn dus niet projecteren op de levendmaking. Eerder betekenen deze termen een algemeen geloof dat ook niet-uitverkorenen bezitten en ook weer verliezen kunnen. Het zaad des geloofs waarover Calvijn bij Zacheüs spreekt vóór Zacheüs' bekering mag je dan ook niet opvatten als een vrucht van levendmaking.

3. Kijk ook eens naar kanttekening in Romeinen 7:14 waarin de kanttekenaren zeggen dat in de eerdere verzen (dus ook vers 7-13) sprake is van een onwedergeboren zondaar! Juist in deze verzen vóór vers 14 gaat het om de ontdekkende functie van de wet.

4. Wanneer we het eens zijn, dat het geloof en de kennis van Christus tot zaligheid nodig zijn, waarom verdedig je zo met hand en tand dat er leven zou zijn vóór de kennis van Christus?

(Toegevoegd is het gedeelte over Calvijn van de 10 melaatse mannen.)
Laatst gewijzigd door Zonderling op 12 aug 2006, 09:08, 5 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Bericht door Afgewezen »

Ik verbaas mij over je snelle reactie. Dat tempo kan ik niet bijhouden.
Had al een stuk klaarliggen. :wink:
Ik hoop morgen op je posting in te gaan (want zó snel ben ik nu toch ook weer niet).
Geka
Berichten: 440
Lid geworden op: 11 aug 2006, 19:32

Bericht door Geka »

Beste forummers,

Het is al behoorlijk lang geleden dat ik deelnam aan de discussies op Refotrefpunt en OSW. Met name over dogmatische zaken, maar ook vaak over het onderwerp van deze discussie.

Omdat mijn positie hierin door de tijd ook enigszins gewijzigd/genuanceerd is (is las dat ook bij iemand anders in de discussie) wil ik graag nog een keer reageren. Het onderwerp heeft ma namelijk lange tijd niet los gelaten, waarbij ik heb geprobeerd e.e.a. te onderzoeken. Daarom: (ik kan het niet helpen) moet ik ook wat persoonlijke elementen eraan toevoegen.

Eerst iets persoonlijks: ik ben opgegroeid onder een meestal toch wel evenwichtige prediking waarin zowel kennis van ellende als ook verlossing werden gerekend tot het geestelijk leven. Na mijn huwelijk kwam ik in een kerkelijke gemeente waar dit evenwicht in mijn beleving niet aanwezig was. Vaak was te horen was dat iemand op de toeleidende weg kon zijn, wedergeboren en dus aan Gods zijde behouden, zonder iets van Christus te kennen. Hij is immers de meest verborgen Persoon.

Wat ik vooral miste in de prediking was Christus. Ik vroeg me af hoe dit kwam. Toen ik ging onderzoeken kwam ik vooral terecht bij de puriteinen. Zij hebben meestal een bijna tegenovergesteld standpunt: er zijn wel degelijk voorbereidingen tot de wedergeboorte die bestaan uit overtuiging van zonde door de wet. De wedergeboorte valt samen met de kennis van Christus uit het Evangelie. Er zijn dus geen wedergeborenen zonder kennis van Christus.
Juist ook vanwege mijn situatie heb ik in die periode dit ook zeer sterk naar voren gebracht op het forum van OSW.

Deze dogmatische discussie liet me niet los. Ik heb vooral geprobeerd om ook dit onderwerp bij Calvijn te onderzoeken. Dat onderzoek heeft me toch wel wat genuanceerder doen denken. Omdat ook Calvijn hier ter sprake komt, zou ik graag mijn visie willen delen.

1. Calvijn. Naar mijn overtuiging leert Calvijn niet systematisch en uitdrukkelijk dat er voorbereidingen zijn die aan het geloof zelf voorafgaan. We kunnen niet zozeer spreken over het voorafgaan aan de wedergeboorte, omdat Calvijn die term nog allermeest gebruikte voor de heiliging, dus in bredere zin. Af en toe heeft Calvijn incidentele opmerkingen over bijvoorbeeld de ‘beginvrees’ of “ik spreek er nu niet over hoe Christus ons tot de oefening der vroomheid voorbereid’. Opmerkingen die laten zien dat Calvijn in zekere zin wel erkent dat er voorafgaande het ware zaligmakende geloof overtuigingen kunnen zijn, maar toch gaat zijn aandacht hier niet naar uit en bespreekt hij die naar mijn weten nergens op zichzelf.
Leert Calvijn dan dat iemand het ware geloof kan hebben en alle kennis van Christus missen?
Ook dat is naar mijn overtuiging niet het geval.
Calvijn begint zijn Instutie met een belangrijke stelling die hier ook al werd aangehaald: Godskennis en zelfkennis vormen samen de ware godsdienst en bestaan nooit afzonderlijk van elkaar, hoewel volgens Calvijn de Godskennis het primaat heeft! Alleen in het licht van Wie God is, zullen we zien wie we zelf zijn!
Wat bedoelt Calvijn met deze Godskennis? Kennis van zonde, door overtuiging uit de wet? Godskennis in de zin van God te kennen als een straffende Rechter over onze zonde?
Dat OOK, maar dat nooit alleen!
Want naaast de Godskennis/zelfkennis heeft Calvijn nog een andere twee-eenheid benadrukt: de eenheid van geloof en boetvaardigheid. Dit laatste woord gebruikt Calvijn en hij bespreekt dit onderwerp wel uitvoerig! Wat is boetvaardigheid? We kunnen het weergeven met berouw, bekering e.d. Het element van zondekennis is dus duidelijk aanwezig in de boetvaardigheid.
Hoe ontstaat boetvaardigheid? Een hele belangrijke aanwijzing van Calvijn is: ze wordt uit het geloof geboren! Dus: Eerst geloof, pas daarna boetvaardigheid! Calvijn beklemtoont dit zeer sterk. Betekent dit dat Calvijn de orde e-v-d bijna omdraait en de verlossing aan de ellende vooraf laat gaan? Nee, dat bedoelt Calvijn niet.
Wat verstaat Calvijn onder het geloof? Calvijn heeft een hele brede geloofsvisie. Het voorwerp van het geloof is in de eerste plaats het gehele Woord van God (dus: zowel wet als Evangelie), en vervolgens in het bijzonder zijn de beloften van het Evangelie waarin Christus Zich openbaart de voorwerpen van het ware geloof. Ook dit is niet chronologisch te scheiden.
We mogen op grond van deze definitie niet zeggen dat chronologisch dus eerst alleen geloof in de wet is (behorend tot het Woord), om pas werkelijk als een volgende fase het geloof in het Evangelie te kennen. Calvijn zegt immers ook dat zodra ook maar de minste druppel van het geloof in onze harten is ingedruppeld, wij dan Gods vriendelijk en genadig aangezicht zien; weliswaar in de verte, maar toch zo duidelijk dat we het geenszins verbeelden.
Uit dit geloof ontstaat de boetvaardigheid; het berouw, de droefheid naar God, de bekering.

Wat stelt Calvijn dus centraal: Het ware geloof. Dat geloof ziet op het Woord van God, beeft voor de eisen van Gods wet, maar kent ook altijd iets van de troost van Gods genade in de belofte van het Evangelie. Het heeft ook weet van Gods barmhartigheid, en niet alleen van Zijn genade.
En juist dat, die beide elementen samen, verbreken het hart en brengen ons in ware boetvaardigheid en droefheid naar God aan Zijn genadetroon. Alleen wettische kennis werkt geen boetvaardigheid, maar het is het Evangelie wat ons doet zien dat er bij God, Die een rechtvaardig Rechter van de zonde is, toch genade is in Christus.
Is dat volledig gelijk te stellen met kennis van Christus en de zekerheid van ons aandeel aan Hem? Alle kennis van Gods genade in het Evangelie is een zekere kennis van Christus. Hij is immers volgens Calvijn de Inhoud van de Evangeliebeloften. Ik geloof wel dat het zicht op de volle Persoon van Christus dan nog zeer zwak kan zijn. Dat moet groeien, opwassen.
Evenzo moet de zekerheid groeien van een aandeel aan Hem. Er is een zekerheid van het geloof wanneer het zich richt op Gods belofte: God is genadig in Christus, en wil dat zelfs voor mij zijn! Dat is de zekerheid van het geloof. Maar dat is wat anders dan een reflexieve zekerheid dat ik een gelovige ben, dat mijn schuld vergeven is en ik een kind van God ben.
Het zwakke geloof moet immers opwassen in de genade en kennis van Christus, om het volle zicht op Hem te verkrijgen en de troost uit al de weldaden die God in Christus aan de Zijnen schenkt.

Al met al: Calvijn leert naar mijn overtuiging binnen het ware geloof dat zondekennis uit de wet voorafgaat aan de heilskennis en dat de boetvaardigheid uit het geloof geboren word. Dit ware geloof kent altijd iets van de troost uit het Evangelie, maar moet opwassen tot de volle kennis van Christus en de troost van de weldaden die Hij verwierf.

Eerlijk gezegd lijkt mij dit een evenwichtige positie waarin ik me kan vinden.

Verschilt Calvijn nu zoveel van de puriteinen die vrijwel algemeen leren dat er een voorbereidend wettisch werk aan de wedergeboorte vooraf gaat?

2. Boston. Ivm studie heb ik me veel in Boston verdiept. Boston leert als navolger van de puriteinen duidelijk een voorbereiding tot de wedergeboorte. Wedergeboorte en geloof in Christus vallen samen. Echter; Boston maakt (zoals de andere Marrowmen ook doen) onderscheid tussen de wettische boetvaardigheid (die hij gelijkstelt aan de voorbereidende overtuiging) en de evangelische boetvaardigheid die uit het geloof voortkomt. Dit laatste stemt dus duidelijk overeen met Calvijn. Als Boston in zijn dogmatische werken de wedergeboorte en het geloof in Christus beschrijft; legt hij sterk de nadruk op de onmiddelijke verbinding tussen beide weldaden, maar daarnaast beschrijft hij het geloof dan op een wijze die de indruk kan wekken (en dat bij mij ook eerst deed) alsof het direct reeds tot de volle kennis en zekerheid van Christus en het aandeel aan Hem gekomen is.
Toch is dat niet helemaal de juiste weergave van zijn visie. Opvallend vond ik dat in zijn prekenserie over Jes. 61: Jezus geneest de gebrokenen van hart. Volgens Boston bedoelt de Schrift hier de evangelisch boetvaardigen! Dus mensen die wedergeboren zijn en door het geloof aan Christus verbonden zijn! En toch, verassend, beschrijft hij hen als mensen die weliswaar gezien hebben dat God genadig is, maar toch uitzien naar de komst van Christus om hun evangelisch gebroken hart te verbinden door het geloof.
Wat blijkt hier m.i. uit: dat Boston inderdaad wedergeboorte en geloof in Christus volledig laat samenvallen, maar daaruit niet concludeert dat er op dat moment ook de volle zekerheid en troost is. Boston verwijst dan naar David. Zijn zonden waren (!) vergeven, zo had Nathan immers hem in Gods Naam gezegd. Toch bleef hij treuren over zijn zonde. Zo ziet Boston het ook: we kunnen door wedergeboorte en waar geloof verbonden zijn aan Christus, een evangelisch verbroken hart kennen; en toch nog niet delen in de volle troost en zekerheid.

Concluderend: Wat Boston in zijn preken over Jes. 61 beschrijft heeft mi een sterke verwantschap met Calvijn en getuigt van evenwichtigheid. Het enige verschil is dat Calvijn niet zoals Boston en andere puriteinen uitvoerig ingaat op een wettische overtuiging van zonde die volgens hen veelal aan de wedergeboorte voorafgaat.

Tenslotte: ik geloof dat bepaalde inhoudelijke zaken ook terugkomen binnen een prediking die wedergeboorte en Christuskennis nadrukkelijk wil scheiden; hoewel ik theologisch de terminologie afwijs. Iemand als ds. Moerkerken leert nadrukkelijk een chronologie tussen de weldaden, maar stelt tevens in zijn werk dat een wedergeboren mens die zaligmakend overtuigd is, liefde tot God kent en hoop op Zijn genade die hem bewaren voor de wanhoop. Inhoudelijk zie ik daar wel enige overeenkomst met de evangelische boetvaardigheid.
Punt van verschil is dat de kennis van Christus bij ds. Moerkerken echt als een volgende ‘stap’geleerd wordt, duidelijk chronologisch onderscheiden van de wedergeboorte. Je staat ‘voor’ of ‘na’ de openbaring van Christus. Zo’n sterke chronologie vind ik bij Calvijn niet terug. Bij de puriteinen valt chronologisch weer een sterke nadruk op het moment dat de zondaar vanuit de wettische overtuigingen in de wedergeboorte komt. Maar dat element van aan de wedergeboorte voorafgaande overtuigingen vind je bij Moerkerken nu juist weer helemaal niet terug. Terwijl iemand als Comrie weliswaar meer de Calvijnse lijn van zondekennis binnen het geloof volgt, maar blijkens zijn verklaring van Zondag 7 wel de realiteit van de door hem voorafgaande overtuigingen tot de wedergeboorte noemt.
Als het gaat om geloof en rechtvaardiging, de verzegeling met de H. Geest, zijn de verwoordingen binnen sommige delen van de ger. Gezindte echter nog veel sterker van de Schrift afgeweken!

Mijn standpunt is daarom wat genuanceerder geworden: er is geen wedergeboorte zonder waar geloof. Waar het ware geloof is, is altijd enige toegepaste kennis van Gods genade in het Evangelie. Tegelijk geloof ik dat dit zo zwak kan zijn, dat het door Boston gebruikte voorbeeld van David ook op hen van toepassing zijn. Iemand, wiens ziel schreeuwt naar God, en die buiten Hem niet meer leven kan, is geen geestelijk dode. Kent u Christus? Misschien zou de persoon zelf het niet durven zeggen. En wie zal wel helemaal volmondig ja durven zeggen als ook Paulus nog smeekt “Opdat ik Hem kenne”? En hij kende Hem toch werkelijk! Andere vraag: waarom zou zo iemand het nu niet kunnen laten om tot de Heere te vluchten. Ds. L. Huisman zegt dat heel mooi in zijn verklaring van Zondag 7: Omdat zo iemand gezien heeft dat God goed is, dat er bij Hem in Christus genade is voor zondaren zoals ik ben. Juist dat maakte de diepte van mijn berouw uit. En juist dat maakt dat ik het niet kan nalaten om tot Hem te vluchten. En wat betreft de voorbereiding tot de wedergeboorte: ik denk dat het goed is om ook dit element (of benoemd als algemene overtuiging) in de prediking aan de orde te brengen. Ter separatie. Niet alle zondekennis is vrucht van genade. Judas, Saul en anderen zijn daar de voorbeelden. De ware evangelische verbreking van het hart brengt altijd aan de voeten van de Zaligmaker, doet hongeren naar Hem en kan nergens buiten Hem leven of rust vinden.

Wat is nu de Boodschap in de prediking? Zowel voor dode verloren zondaren, als voor alle gelovigen, hoe klein en zwak het geloof ook is, is er toch telkens maar 1 Boodschap: Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Zie op een aangeboden Zaligmaker, en u zult nooit meer terugzien naar de zonde en de wereld. Wie op Hem ziet, zal niet verderven, maar het eeuwige leven hebben. Het is waar wat Ambrosius zei: er is leven, eeuwig leven, in een blik op Jezus.

Beste forumvrienden, dit wilde ik na alle vroegere discussies toch ook nog een keer posten.

Groeten, Geka (Alias: Zeeuw)
jacob

Bericht door jacob »

Je bent genuanceerder gaan denken. Maar als ik je goed begrijp voldoet de prediking dan volgens jou toch wel aan deze omschrijving:

Wat is nu de Boodschap in de prediking? Zowel voor dode verloren zondaren, als voor alle gelovigen, hoe klein en zwak het geloof ook is, is er toch telkens maar 1 Boodschap: Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Zie op een aangeboden Zaligmaker, en u zult nooit meer terugzien naar de zonde en de wereld. Wie op Hem ziet, zal niet verderven, maar het eeuwige leven hebben. Het is waar wat Ambrosius zei: er is leven, eeuwig leven, in een blik op Jezus.


Overigens vind ik het onderscheid tussen een evangelische en een wetiische verbreking wel een eye opener. Ik kreeg dat niet rond. DIt vind ik wel een mooie vinding. (kweet even geen beter woord)
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Dit onderwerp is al vele malen besproken op refoforum en ook op de voorganger ervan, het OSW-forum. Dat is heel goed te verklaren. Wanneer men wedergeboorte en de persoonlijke geloofskennis van de Middelaar die men als zodanig mag zien laat samenvallen, zijn de gevolgen:
a. Dat je in de tijd gerekend dus feitelijk bij de verlossing kunt 'instappen'.
b. Dat het onmisbare ontdekkende, plaastmakende werk van de Heilge Geest in het stuk der ellende wordt onderbelicht en een prediking waarin dit (teveel) aan de orde komt volkomen ten onrechte als 'voorwaardelijk' wordt aangemerkt, terwijl men in werkelijkheid de 'weg waarlangs' graag wat anders ziet (daar heeft men immers geen weet van, men heeft Jezus zelf aangegrepen, al zegt men natuurlijk gauw dat God de eerste was, maar waar dit in het leven van Gods volk nu juist het beleefde wonder wordt, functioneert dat feitelijk niet meer);

Verder: Brakel zegt zulke hele pastorale dingen over het moment van de wedergeboorte, hierbij een klein citaat:
"Vóór de eerste daad des geloofs is de mens dood, hoe vele voorbereiden de bewegingen hij ook mocht ontvangen hebben. Als wij voorbereiding stellen, zo weet, dat wij daardoor niet verstaan beginselen des levens, verre van daar; in alle de voorbereidingen is en blijft de mens dood, en zijn daden kunnen God niet behagen, hoe deugdzaam dat ze schijnen.
Het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs, geloof en leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des levens; want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun Leven is, en het geloof is het middel van vereniging met Christus. Waaruit blijkt de dwaasheid dergenen, die eerst verloochening, die éérst heiligheid zoeken; deze stellen zich in het uiterste gevaar om nooit wedergeboren te worden.

Zo iemand mij vraagt: waaraan bij zijn eerste begin van wedergeboorte zal kennen?
Ik antwoord: van de eerste daad des geloofs.
Vraagt men verder: wanneer men de eerste daad des geloofs oefent, en of men de tijd niet moet of kan weten?
Ik antwoord: men behoeft die tijd niet te weten, en men kan hem ook niet vast weten. Begint men van de eerste heftige overtuiging, men had toen, naar alle waarschijnlijkheid, het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijkheid deed, zo rekent men te laat, want naar alle waarschijnlijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht, dat men de nette tijd van het begin des geloofs en der wedergeboorte niet of zeer zelden weten kan. Ook is het niet nodig zulks te weten, 't is genoeg, als men op goede gronden uit het Woord Gods en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan, dat men gelooft en wedergeboren is (...)"

Dat lijkt me duidelijke taal! De 'samenvaltheorie' zoals gepropageerd door Donselaar vertrapt Gods ontdekte volk en versterkt verstandschristenen. Ik houd het bij Brakel - en bij de prediking die ik elke zondag mag horen - en ook bij deze bijdrage om niet enorm in herhaling te vallen.

Allen hartelijk gegroet

Adrianus
Ik geloof beste broeder Adrianus dat ik niet veel anders heb beweerd dan Brakel. Ook ik weet dat de zondaar niet altijd zuiver weet wanneer hij of zij de eerste geloofsdaad oefende, maar één weet de zondaar wel, namelijk dat hij of zij de Christus der Schriften liefheeft. Om een andere Nadere Reformator [J. Koelman, natuur en gronden van het geloof] te citeren:

Dit alles samen laat zien dat het geloof niets anders is dan een dadelijke inwilliging, een toestemming en goedkeuring van het hart, zodat men als het ware juichend van de Heere Jezus zegt: Gewisselijk, in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen. Er is hulp van God besteld bij die Held.

[…]Het geloof wordt ook uitgedrukt door het opendoen van het hart, en het wijd openen van de mond, opdat Jezus met Zijn Geest tot onze ziel in zou komen en daarvan bezit zou nemen, en wij gemeenschap met Hem en Zijn goederen zouden hebben en Hij met ons, Psalm 81:11; Openb. 3:20; Psalm 24:6, 7. Dit is ook niets anders dan Jezus' klopping door Zijn Woord en Geest hartelijk in te willigen.

Omdat ieder begenadigde door Gods hand naar Jezus getrokken is. Hij komt tot Hem, omdat hij het van de Vader gehoord en geleerd heeft; wat een zondig mens, hij in het bijzonder, is; wat hij nodig heeft, Wie Jezus en wat de weg des levens en het verbond der genade is. Die indruk, die God in de wedergeboorte of krachtdadige roeping in het hart geeft, drijft en neigt naar Jezus. En zij maakt dat de ziel nergens kan of wil rusten dan in Jezus, of in God door Jezus. Het is een vanzelfsprekendheid dat degene die getrokken is, naar Jezus komt en loopt, Joh. 6:44, 46; Hoogl. 1:4. Zoals een spijker, mes of naald, die aan een zeilsteen [magneet] gestreken is, naar de zeilsteen toeschiet, of zoals de naald in het kompas naar het noorden neigt en niet eerder rust dan voordat zij precies naar het noorden staat, zo is het met de ziel die de Heere getrokken heeft.

Een wedergeboren mens Adrianus zonder de drijving en de neiging naar Jezus is geen wedergeboren mens! Het is nooit mijn bedoeling om Gods volk te vertrappen, maar we mogen slechts woorden van troost spreken in de prediking tot degene die dit Evangelie met een waar geloof hebben aangenomen. Lees de HC maar [vr. 83/vr. 84]:

Wat zijn de sleutelen des hemelrijks?
Antw. De verkondiging des heiligen Evangelies en de Christelijke ban of uitsluiting uit de Christelijke gemeente, door welke twee stukken het hemelrijk den gelovigen opengedaan en den ongelovigen toegesloten wordt.

Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten?
Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtelijk al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus wil, vergeven zijn; daarentegen allen ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en betuigd wordt dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren a; naar welk getuigenis des Evangelies God zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.

Dit geloof kan klein zijn of groot, maar het kent dus de genoemde drijving of neiging. Deze gelovigen, ook de allerkleinsten, móeten vertroost worden, maar de prediking moet de dood uitspreken over al het geloof zónder dit kenmerk, dit natuurlijk niet zonder de hartelijke nodiging van het Evangelie.


PS. Dit is slechts een reactie op Adrianus. De overige reacties blijf ik wel met interesse lezen.
Plaats reactie