Het hebben van de belofte van het nieuwe verbond maakt niet dat je in het nieuwe verbond bént. Dat is jouw denkfout. Pas de toepassing van de inhoud van de belofte maakt dat je in het nieuwe verbond bent. Dat het oude Israël de belofte van het nieuwe verbond had, maakte niet dat ze in het nieuwe verbond wáren. Dat gebeurde pas als ze zich bekeerden en geloofden, zoals dat gebeurde op de Pinksterdag. En de OT gelovigen hadden deze belofte 'van verre gezien, en geloofd en omhelsd'.Refojongere schreef: ↑02 okt 2023, 20:49 Eens met bovenstaande post. Maar ook hier in vers 26 en 27 van Rom. 11 staat dat de verbondsbeloften voor het natuurlijke Israel gelden. Maar als ze niet geloven, dan worden ze inderdaad afgebroken. Ze vallen uit het verbond als het gaat om de vervulling van de beloften, maar dat geldt ook ons als heidenen (vs 21 en 22). Kortom, waar staat dat je niet uit het nieuwe verbond kan vallen? Het tegendeel blijkt uit die verzen. Evenals in Joh. 15:2a. Door ongeloof val je uit het verbond. Daarvan zeg je: daar behoorden ze dan achteraf niet wezenlijk toe. Dat kan wezen, maar toch kwamen hen ondertussen wel de verbondsbeloften toe van het nieuwe verbond (Rom. 11:27) of zijn dat de beloften van het oude verbond?
Dat het nieuwe verbond niet verbroken kan worden, blijkt uit het volgende:
Jes. 54:13 Al uw kinderen zullen van den HEERE geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn.
Jer. 31:34 En zij zullen niet meer een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder leren, zeggende: Kent den HEERE; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hunner zonde niet meer gedenken.
Joh. 6:45 Er is geschreven in de Profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
Uit deze laatste tekst blijkt dat al degenen die tot Christus komen, degenen zijn die van God geleerd zijn = de kinderen van het nieuwe verbond. En die kunnen daar nooit meer uitvallen! Joh. 10:28,29.
Zij hadden het verbond verbroken. Want het oude verbond kón verbroken worden. Maar het nieuwe kan niet verbroken worden. Dat is het verschil. Zie dezelfde psalm, vers 7:Ook toen had een ongelovige geen deel aan het verbond (Ps. 50:16).
Hoor, Mijn volk, en Ik zal spreken; Israël, en Ik zal onder u *betuigen; Ik, God, ben **uw God.
*kantt. St.V: Ik zal u ernstiglijk voorhouden en verklaren den rechten inhoud van het verbond dat Ik met u opgericht heb. Of: Ik zal tegen u betuigen, dat is, u met ernst overtuigen dat gij Mijn verbond overtreedt. Beide doet God in dezen psalm, eensdeels opscherpende de vromen, anderdeels de goddeloze huichelaars overtuigende en scherpelijk dreigende als verbondsbrekers; en de Hebreeuwse manier van spreken wordt in beide betekenissen gebruikt.
**kant St.V.: Of: Ik ben God, uw God. Zie Gen. 17 op vers 7. Dit is de inhoud des verbonds van Gods zijde. Van Zijns volks plicht spreekt God in het volgende.
Moest dat bij het Pascha dan niet?De kinderen mogen niet aan het avondmaal omdat ze zichzelf niet kunnen beproeven (1 Kor. 11:28).