In de vraag van vraag 12 erkent de vraagsteller dat wij naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straffen hebben verdiend. Dat erkent hij. Waarom zouden jij en ik dat dan niet hoeven te erkennen?Zeeuw schreef:Vind je dit terug in deze zondagen? Waar vind je dit 'dan moet je belijden dat etc'?GerefGemeente-lid schreef:Ik kan er wel wat over zeggen, al hoop ik niet dat het op een weegschaaltje wordt neergelegd en tot in detail wordt ontleed. Want dan zou ik graag zien dat de moderators het direct weer verwijderen.Bertiel schreef:ik vraag om jouw definitie, niet om iets wat je recent hebt gelezen.
Als je dit zo poneert in een discussie moet je het ook kunnen verklaren, anders papagaai je maar wat
Zondag 5 begint er mee, notabene in het stuk der verlossing! In vraag 12 belijdt de vraagsteller dat wij allen naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straffen hebben verdiend. Als je daar iets van leert zien, als God in je gaat werken, dan moet je belijden dat je nooit meer voor God kunt bestaan, dat het rechtvaardig is als Hij je als een wandelaar voor eeuwig voorbijgaat en dat je dat ook hebt verdiend. Als je dat leert inzien en leert belijden, drijft dat uit tot Christus en dan maakt Christus in die weg van het toevallen van Gods recht ook plaats voor Zichzelf als Hij (zie Zondag 6) gaat wijzen op Jezus Christus, Die Zich in het Evangelie openbaart tot een volkomen verzoening van al mijn zonden.
Volgens mij kent iedere gelovige daar in meer of mindere mate iets van. In het paradijs stonden wij in een rechte verhouding tot God. Die rechte verhouding is tenietgedaan door de zondeval. We zijn onrechtvaardig geworden. God eist Zijn evenbeeld van ons terug. Maar wij kunnen daar van onszelf nooit meer aan voldoen. En daarom zo eist Zijn gerechtigheid dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde (antwoord 11, Zondag 4). Vanuit dat antwoord volgt de vraag van Zondag 5. En dat is een vraag die evenzo belangrijk is als vraag 21 uit Zondag 7.