De rijkdom van de Psalmen
Geplaatst: 22 sep 2010, 21:12
De jeugd vraagt nog wel eens, waarom zijn jullie zo gehecht aan de Psalmen ? Misschien kunt u onderstaand artikel gebruiken in uw antwoord.
In de eerste plaats: in de psalmen ben ik zeker bezig God Zijn eigen Woord toe te zingen (J.Calvijn). Als Calvijn op zondag niet uit het Nieuwe Testament preekte, preekte hij uit de psalmen. M. Luther noemde het psalmboek 'een kleine biblia en een kort begrip van beide de Testamenten'. Daar ziet men alle heiligen in het hart. Augustinus noemde de psalmbundel: 'de ene stem van de gehele kerk'.
Isrels God ontlokte door Zijn Geest lang geleden de psalmen aan het hart van de vromen. Zij zongen ze bij het snarenspel van een tiensnarig instrument. En zo gaf Hij ze een plaats in Zijn Woord. En zo zingt Gods Geest ook mij troost en moed in. ‘0 mijn ziel, wat buigt g' u neder… Maar Gods goedheid zal uw druk eens verwiss'len in geluk’ (Ps.42 : 3 ber.).
In de tweede plaats verbinden de psalmen mij met Israël. Daarom zijn ze mij ook zeer lief. De psalmen zijn liederen van individuele gelovigen. Ze zingen vaak in de ik-vorm. Maar ze zijn vooral de liederen van Israëls gemeente. Van Joodse Pelgrims. Van de eredienst in de tempel. Het psalmboek is het zangboek van de tempel en het leesboek van de synagoge. Israël is een zanglustig volk. In het psalmboek zijn we welhaast als in het Heilige der heiligen. Onmiddellijk voor God, Israëls God. De psalmen zijn ook zo oud als Israël oud is. Gods liefde tot dit volk en ook mijn liefde tot dit volk is daarin verwoord. Vooral door het lied voel ik mij met Israël verbonden. Ook als ik in gedachten die kinderen hoor zingen die door de SS-ers in de laatste wereldoorlog werden doodgeschoten aan de rand van hun grafkuil waar zij al zingend heengingen: ‘Al ging ik ook door een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen...’ (Ps.23 : 4). Daar was ook een kleine Rachel bij: in de armen van prof. Langer. Het gebeurde in november 1941 in Kameneck - Podolsk (Polen).
In de derde plaats zijn de psalmen mij lief, omdat ik daarin de God van Israël ontmoet. De God van Jakobs zaad. Ook voor mij een burcht en toeverlaat. Ik wens geen andere God te kennen. Niet de god van het Germaanse ras, bloed en bodem, van een soort voorzienigheid die uitvoert wat ik wil. Niet de beestachtige god van het moderne mensdom dat alles heeft staan op de noemer van seks, genot, geld, macht en getal, van de zichzelf ontwikkelende, autonome mens. De God van de psalmen is de God van de geschiedenis. De God Die een arm en ellendig volk tot Zijn eigendom maakte; Die het uit Egypte verloste; Die Zijn vleugels erover uitbreidde en riep: ‘Leef, ja, leef’ (Ez.16 : lvv.). 'Hoor. Israël de Heere onze God is een enig Heere' (Deut.6 : 4).
Egyptenaren en Babyloniërs hebben ook oude psalmen. Maar nergens op heel de aardbodem zijn er ooit psalmen geweest als die van Israël. Die zingen van een God die Zich historisch waarmaakt in Zijn ontferming over een arm en verloren volk. In de psalmen spreekt deze God. ‘In de psalmen is Gods hart wijd open’ (Joh.de Groot). Om die God van Israël en van de psalmen te (leren) kennen, behoef ik niet een reis naar Israël te maken. Maar als ik in Israël ben, bloeien de psalmen wel voor mij machtig open. ‘Rondom Jeruzalem zijn bergen, alzo is de Heere rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid’ (Ps. 125 : 2). De God van Israël heeft in de weg van Godservaringen Zijn heilsopenbaring in de psalmen neergelegd.
In de vierde plaats heb ik de psalmen lief, omdat deze God van Israël ook de God van mijn betrouwen mag zijn. Dat is een dubbel wonder. Want Hij is Israëls God. En wat voor recht heb ik eigenlijk om met Israël mee te zingen: ‘Want deze God is onze God...?’ (Ps.48 : 15). Ik ben een pure heiden. En Israëls God is een heilige God. Hij kan het niet hebben, dat enig schepsel met Zijn wet overhoop ligt. Rondom de God van de psalmen stormt het als nergens anders. In de psalmen buigt zich een volk schuldverslagen voor God neer. ‘Schep mij een rein hart, o God en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest’ (Ps.51 : 12).
Daar zijn de boetepsalmen, nameloos diep. Augustinus liet de wanden van zijn sterfkamer beplakken met teksten uit deze boetepsalmen. Is het dan geen dubbel wonder, dat deze God nochtans onze God kan en wil zijn?! In de psalmen is er de ontzagwekkende afstand tussen God en mij. En toch... In het geloof heet God de God van mijn betrouwen. Ik wens op geen andere God te hopen. ‘Looft de Heere, alle heidenen; prijst Hem, alle natiën’ (Ps.117 : l). Rabbi Schimeon (+ 220) heeft eens gezegd, dat in deze psalm heidenen de volken zijn die Israël geknecht hebben en natiën: natiën die Israël niet geknecht hebben. En hij voegde eraan toe, dat als de volken die Israël geknecht hebben, God loven, de natiën die Israël niet geknecht hebben, dat zeker wel mogen doen. In de psalmen straalt ‘de majesteit van onze lieve God’ (J.Calvijn) het heidendom tegen.