Ik zeg niet dat de genade ons werk is als wij er voor kiezen die aan te nemen. Okee, ik ga het even puntsgewijs doen:
1. Ons doel is een relatie met God (hoe je het ook noemt: Christus in ons, wij in Hem; een met God; eeuwig leven)
2. God stelt eisen aan die relatie (de Wet)
3. Wij kunnen ons niet aan die Wet houden, omdat wij dat niet willen. Hierbij wil ik opmerken, dat als ik ervoor kies te zondigen (wat blijkbaar wel kan), ik mij niet aan de Wet wil houden.
4. Door onze zonde is de persoonlijke relatie met God verbroken. Er is een kloof ontstaan.
5. De Wet kan ons nu niet meer redden, en is ons tot oordeel. Immers, een ieder die de Wet overtreedt, verdient de dood. Rechtvaardigheid zou zijn, dat wij dus allemaal eeuwig dood zouden worden gemaakt.
6. Christus vervult de Wet: dankzij zijn offer aan het kruis en zijn opstanding kunnen wij van onze zonde bevrijdt worden, en de relatie met God weer aangaan. Christus is zogezegd de 'loophole' in de Wet. Rechtvaardigheid is nu, dat een ieder die beschuldigt wordt door de Wet, en die claimt dat Christus zijn straf al heeft ingewilligt, vrijgesproken wordt. De straf is betaalt, de zonde is kwijtgescholden.
7. Het is de genade van God dat deze 'uitweg' er is. Dat is niets van mensenhanden bij. Wat Paulus in Efeze bedoelt. Het is niet ons werk dat Jezus aan het kruis is gegaan en zodoende de kloof tussen God en ons dichtte. Dat is Gods genade, en zijn liefde. Het 'en dat niet uit uzelf' in Efeze 2:8 slaat niet op het geloof, maar op de genade van God, namelijk dus het offer van Christus. Uit onszelf kunnen wij niet leven naar de Wet, dat is duidelijk. Dus het dichtten van de kloof is puur Gods genade.
8. God wil dat iedere ziel op aarde deze genade van Hem aanneemt. Hij trekt iedereen, en, ieder op zijn tijd, zal de ogen geopend worden. Het is de zondeval in spiegelbeeld: wij bevinden ons buiten de hof en God biedt ons de Boom des Levens aan, Jezus Christus. Het is aan ons nu te kiezen daar een hap van te nemen, zodat wij weer in het paradijs komen, of te wel, de relatie met God aan kunnen gaan. Maar veel mensen negeren deze optie, denken of dat ze het zelf wel kunnen, of vinden het onzin, dwaasheid. Waarom zou God zoiets doen? Dat is Zijn genade, Zijn ondoorgrondelijke wil. Dit is wat ik bedoelde met de tekst van 'ik sta aan de deur en ik klop.' PeterB, jij zegt dat God die deur moet verpletteren... welnee! God heeft namelijk respect voor ons. Hij respecteert onze eigen keuze. Als wij niet willen accepteren dat er redding mogelijk is door Jezus Christus heen, dan doet God dat veel pijn, en Hij zal je zeker blijven trekken, maar er komt een keer een eind aan Zijn genade, en dus aan jouw leven. (jouw in het algemeen in dit geval
)
9. Een ieder die dit gelooft, zal eeuwig leven, zegt de Bijbel. Dat is het eten van de vrucht, het accepteren van Christus, je bekeren, wedergeboren zijn: geloven dat Christus voor jouw zonde gestorven is en dat je niet langer een slaaf van de zonde bent, maar van God. Geloven is geen gevoel, maar een daad. Simpelweg zeggen, ja ik geloof dat.
10. Het behouden van die relatie is echter een tweede verhaal. Het blijven voldoen aan de wil van God is ook na de bekering onmogelijk. Maar telkens opnieuw vergeeft God je zonde, als jij er oprecht spijt van hebt. Dit werken aan de relatie, waar ook de term 'geloven' voor gebruikt wordt, en waar de verwarring ontstaat, is datgene waar we de Heilige Geest bij nodig hebben, om ons bij te staan, te doen begrijpen, kracht te geven, en met name als we weer eens gevallen zijn.
11. Als wij eenmaal bekeerd zijn, wedergeboren zijn (wat een punt in de tijd is, niet een proces), dan behoren wij tot wat de Bijbel noemt de uitverkorenen. En hier is mijn tegenargument tegen jouw uitleg van de genoemde Bijbelteksten: als de Bijbel spreekt over de uitverkorenen, dan heeft de God het over de mensen die in Zijn gezin thuis horen, de bekeerden. De mensen die een keuze voor Hem hebben gemaakt, dat zijn de uitverkorenen. Inderdaad, God heeft hun getrokken, God heeft hun de ogen geopend, maar Hij geeft ieder mens die keuze in ieder geval een keer in hun leven. De ene keer is het zo spectaculair als bij Paulus, de andere keer een stil moment op een zolderkamer. De vraag is: laat jij jou moment voorbij gaan en kies je niet ZIjn stem te volgen, of ga je behoren bij de uitverkorenen? Besluit je jouw leven te geven aan God, of houdt je krampachtig met je menselijke kracht vast aan je eigen leven, om het uiteindelijk te verliezen?
Mijn hoofdargument is: je kunt de genade van God niet verdienen, die is je al geschonken door het offer van Christus. Daar zit niets van onze werken bij, daar heb ik niets aan bijgedragen, maar ik kan wel beslissen er in te geloven, en dat is alles wat God van mij vraagt.
ALs ik eenmaal die relatie met Hem weer heb, dan is alles wat God van mij vraagt mijn leven, te voldoen aan Zijn wil, in liefdevolle harmonie met Hem. Dat is immers wat elke relatie inhoudt.