Waarom een vagevuur?
Geplaatst: 05 dec 2003, 12:38
Waarom een vagevuur?
Waarom geloven wij in het vagevuur? Hoe is dit te rijmen met Gods barmhartigheid? Is het juist te zeggen: Gods barmhartigheid is eindeloos, maar zijn rechtvaardigheid ook?
Dat er zoiets als een laatste louteringsplaats moet bestaan, daarop wijst de vroegchristelijke praktijk om te bidden voor de overleden zielen. Het verbaasde mij toen ik de gereformeerd gebleven tante van een tot het katholiek geloof bekeerde vriend van mij bij zijn begrafenis hoorde vragen: "U zei dat u voor hem bidt. Denkt u dan dat dat zin heeft? Ik geloof dat hij nu bij God is." Het bidden voor de overledenen is in protestantse kringen in onbruik geraakt.
Toch is het bidden voor de overleden zielen een constant gegeven geweest in de christelijke traditie van oudsher. En de bijbelse grondslag ervan vinden we in 2 Makkabeeën 12,45: "Daarom liet hij (Judas de Makkabeeër) voor de overledenen een zoenoffer opdragen, opdat zij van hun zonden zouden worden vrijgesproken." Zelfs al accepteren de protestanten 1 en 2 Makkabeeën niet als canoniek (canoniek = tot de Heilige Schrift behorend), dan nog spreekt de christelijke traditie duidelijke taal: de Katechismus van de Katholieke Kerk citeert in nr. 1032 naast 2 Makk. 12 de heilige Johannes Chrysostomos: "Laten we dus niet moe worden hulp te bieden aan hen die heengegaan zijn en onze gebeden voor hen op te dragen."
Dat de Reformatie korte metten maakte met het geloof in het vagevuur heeft alles te maken met de protestantse kijk op de verdienstelijkheid van goede werken. Ds. Hegger verweet mij in een ingezonden brief in dit blad dat ik daar al te gemakkelijk overheen ben gewalst. Mijn opmerking "Bij Luther hangen de goede werken er een beetje bij" was inderdaad enigszins kort door de bocht. Volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis - artikel 24 - kent de protestant wel degelijk de inbreng van goede werken, aldus Hegger. Maar mijn antwoord daarop is dat deze Geloofsbelijdenis uit 1561 stamt en een (calvinistische) correctie is van de niet altijd even coherente intuïties van Maarten Luther. Wanneer ik overigens dat artikel 24 lees (Van de heiligmaking des mensen en de goede werken), dan kan ik dat als katholiek volledig onderschrijven. Hetzelfde geldt voor artikel 22, waarin staat dat het geloof het instrument is "waarmede wij Christus, onze rechtvaardiging, omhelzen". Je vraagt je af waar al die strijd en afscheiding voor nodig is geweest. Een eeuw na de 95 stellingen van Luther komt de synode van Dordrecht van 1618-19 verrassend dicht bij de katholieke leer over de genade en de goede werken. Nu weet ik dat ds. Hegger eveneens van mening is dat er veel meer is dat katholieken en protestanten bindt dan wat hen scheidt. 'Dordt' komt met haar leerregels veel dichter bij 'Trente' dan Luther en vooral Calvijn zouden hebben gewenst.
Protestanten zouden de autobiografie van de heilige Theresia van Lisieux eens moeten lezen (zie pagina 22). Zij formuleert veel beter dan Luther waar het in het geloof eigenlijk om gaat. Zoals haar voorgangster, de heilige Theresia van Avila dat al deed in het Spanje van de zestiende eeuw. "Ik berust mij erin mij altijd onvolmaakt te zien en ik vind er mijn vreugde in." Hadden deze en andere uitspraken van de kleine Theresia van het Kind Jezus de augustijner monnik van Wittenberg niet voorgoed van zijn aanvechtingen kunnen bevrijden? In tegenstelling tot de kleine karmelietes bleef Luther last hebben van die aanvechtingen tot het einde toe. Sainte Thérèse had dan ook helemaal geen angst, ook niet voor het vagevuur. Ze was ervan overtuigd dat Gods liefde, waarop ze grenzeloos vertrouwde, al haar onvolkomenheden in één oogwenk zou kunnen wegbranden: "Ik weet (...) dat het Vuur van de Liefde meer heiligt dan het vagevuur; ik weet dat Jezus van ons geen onnodig lijden verlangt."
De belofte van Jezus aan de goede moordenaar bewijst het inderdaad: we kunnen het vagevuur gewoon "overslaan". Mits we, zoals de goede moordenaar en kleine Trees, klaar zijn God te aanschouwen van aangezicht tot aangezicht.
Waarom een vagevuur? )
Het vagevuur is een nogal vage vertaling van het Latijnse woord 'purgatorium', 'een plaats (of beter: toestand) van loutering'. De Katechismus van de Katholieke Kerk zegt hierover: "Zij die sterven in de genade en de vriendschap van God, maar nog niet volkomen gelouterd zijn, ondergaan, hoewel ze reeds van hun eeuwig heil verzekerd zijn, na hun dood een loutering teneinde de noodzakelijke heiligheid te verwerven om in de vreugde van de hemel te kunnen binnengaan" (KKK, nr. 1030). De vraag die wij ons stellen, luidt: kan God dan die zielen niet gewoon vergeven en barmhartig zijn? Gaat zijn barmhartigheid soms niet ver genoeg?
Het bestaan van het vagevuur, net als dat van de hel trouwens, betekent niet dat er grenzen zijn aan Gods barmhartigheid. Het is juist Gods barmhartigheid die deze 'toestanden' laat bestaan! De hel, bijvoorbeeld, is niet alleen maar een kwestie van gerechtigheid. Het is de uiterste consequentie van het respect dat God heeft voor onze vrijheid. God dwingt niemand de hemel in, al doet Hij wel alles - werkelijk àlles - om ons erin te krijgen. Hoever Hij daarin gaat, zullen wij in de komende lijdensweek opnieuw overwegen. Maar tegen een ultieme verharding, een weerstand, die niet blind is en uit onwetendheid voortkomt, maar een glashelder en bewust "nee!" is ten aanzien van Gods liefde, daartegen kan God niets anders doen dan zijn schepsel vrijlaten. En zelfs dan gaat Hij door met het te beminnen. Juist die eindeloze liefde voor het zichzelf verdoemende schepsel is de kwelling die wij het vuur van de hel noemen. Als God op zou houden de satan de beminnen, zou diens kwelling eveneens acuut ophouden. Maar... dan zou hij ook niet meer bestaan! Het is immers Gods liefde die het schepsel in stand houdt, zelfs als het zich van zijn Schepper afkeert.
Het vuur van het vagevuur is een heel ander vuur. Het is geen marteling die de consequentie is van een resolute weigering zich te laten beminnen. Het is het vuur van het verlangen, het vuur van de liefde die de zielen brandt, omdat ze zich gescheiden weten van hun Geliefde. Zij lijden, niet omdat zij tegen hun wil worden bemind, maar omdat zij te weinig op die liefde hebben geantwoord. Zij lijden bij het zien van de wonden die zij Gods liefde hebben toegebracht door lauwheid, gebrek aan ijver, te veel bezig zijn met de dingen die nu voorgoed voorbij zijn. Zij verlangen goed te maken wat zij in hun leven aan schade hebben veroorzaakt, aan kansen hebben verspeeld.
Een mensenziel, moet je weten, is niet als een auto, die je schoonwast wanneer je over een modderpad hebt gereden. Even de spons erover en klaar. Ja, God vergeeft ons helemaal in Jezus Christus: "Al waren onze zonden als scharlaken, ze worden zo wit als sneeuw" (cf. Jes. 1,18). En Hij zou ons ook wel kunnen vergeven zoals een auto schoongespoeld uit de wasserette komt. Wat Jezus deed met de goede moordenaar, dat zou Hij willen doen met ieder van ons. Zeggen: "Vandaag ben jij met Mij in het paradijs." Maar Hij respecteert onze vrijheid, Hij respecteert de orde in zijn schepping en de logica van de zonde. Iedere zonde, hoe klein ook, maakt iets kapot in ons, het brengt "een ongezonde gehechtheid aan het geschapene met zich mee" (Johannes Paulus II in de bul Incarnationis Mysterium, nr. 10). Zonden die wij begaan vragen erom te worden gecompenseerd door de liefde. En niet alleen voor de loutering van onze ziel zelf, maar ook voor het herstel van het gehele Mystieke Lichaam dat de Kerk is, Gods Koninkrijk, dat schade heeft opgelopen door onze nalatigheden. Geen ziel die daar meer besef van heeft, dan de ziel in het vagevuur.
Je kunt ook je vagevuur hier op aarde al beleven. Dat is zelfs te prefereren. Zoals de heiligen dat deden. En de goede moordenaar op het kruis, die met zijn liefdesakte voor Jezus het paradijs verwierf.
[Aangepast op 5/12/03 door Bart-rk]
Waarom geloven wij in het vagevuur? Hoe is dit te rijmen met Gods barmhartigheid? Is het juist te zeggen: Gods barmhartigheid is eindeloos, maar zijn rechtvaardigheid ook?
Dat er zoiets als een laatste louteringsplaats moet bestaan, daarop wijst de vroegchristelijke praktijk om te bidden voor de overleden zielen. Het verbaasde mij toen ik de gereformeerd gebleven tante van een tot het katholiek geloof bekeerde vriend van mij bij zijn begrafenis hoorde vragen: "U zei dat u voor hem bidt. Denkt u dan dat dat zin heeft? Ik geloof dat hij nu bij God is." Het bidden voor de overledenen is in protestantse kringen in onbruik geraakt.
Toch is het bidden voor de overleden zielen een constant gegeven geweest in de christelijke traditie van oudsher. En de bijbelse grondslag ervan vinden we in 2 Makkabeeën 12,45: "Daarom liet hij (Judas de Makkabeeër) voor de overledenen een zoenoffer opdragen, opdat zij van hun zonden zouden worden vrijgesproken." Zelfs al accepteren de protestanten 1 en 2 Makkabeeën niet als canoniek (canoniek = tot de Heilige Schrift behorend), dan nog spreekt de christelijke traditie duidelijke taal: de Katechismus van de Katholieke Kerk citeert in nr. 1032 naast 2 Makk. 12 de heilige Johannes Chrysostomos: "Laten we dus niet moe worden hulp te bieden aan hen die heengegaan zijn en onze gebeden voor hen op te dragen."
Dat de Reformatie korte metten maakte met het geloof in het vagevuur heeft alles te maken met de protestantse kijk op de verdienstelijkheid van goede werken. Ds. Hegger verweet mij in een ingezonden brief in dit blad dat ik daar al te gemakkelijk overheen ben gewalst. Mijn opmerking "Bij Luther hangen de goede werken er een beetje bij" was inderdaad enigszins kort door de bocht. Volgens de Nederlandse Geloofsbelijdenis - artikel 24 - kent de protestant wel degelijk de inbreng van goede werken, aldus Hegger. Maar mijn antwoord daarop is dat deze Geloofsbelijdenis uit 1561 stamt en een (calvinistische) correctie is van de niet altijd even coherente intuïties van Maarten Luther. Wanneer ik overigens dat artikel 24 lees (Van de heiligmaking des mensen en de goede werken), dan kan ik dat als katholiek volledig onderschrijven. Hetzelfde geldt voor artikel 22, waarin staat dat het geloof het instrument is "waarmede wij Christus, onze rechtvaardiging, omhelzen". Je vraagt je af waar al die strijd en afscheiding voor nodig is geweest. Een eeuw na de 95 stellingen van Luther komt de synode van Dordrecht van 1618-19 verrassend dicht bij de katholieke leer over de genade en de goede werken. Nu weet ik dat ds. Hegger eveneens van mening is dat er veel meer is dat katholieken en protestanten bindt dan wat hen scheidt. 'Dordt' komt met haar leerregels veel dichter bij 'Trente' dan Luther en vooral Calvijn zouden hebben gewenst.
Protestanten zouden de autobiografie van de heilige Theresia van Lisieux eens moeten lezen (zie pagina 22). Zij formuleert veel beter dan Luther waar het in het geloof eigenlijk om gaat. Zoals haar voorgangster, de heilige Theresia van Avila dat al deed in het Spanje van de zestiende eeuw. "Ik berust mij erin mij altijd onvolmaakt te zien en ik vind er mijn vreugde in." Hadden deze en andere uitspraken van de kleine Theresia van het Kind Jezus de augustijner monnik van Wittenberg niet voorgoed van zijn aanvechtingen kunnen bevrijden? In tegenstelling tot de kleine karmelietes bleef Luther last hebben van die aanvechtingen tot het einde toe. Sainte Thérèse had dan ook helemaal geen angst, ook niet voor het vagevuur. Ze was ervan overtuigd dat Gods liefde, waarop ze grenzeloos vertrouwde, al haar onvolkomenheden in één oogwenk zou kunnen wegbranden: "Ik weet (...) dat het Vuur van de Liefde meer heiligt dan het vagevuur; ik weet dat Jezus van ons geen onnodig lijden verlangt."
De belofte van Jezus aan de goede moordenaar bewijst het inderdaad: we kunnen het vagevuur gewoon "overslaan". Mits we, zoals de goede moordenaar en kleine Trees, klaar zijn God te aanschouwen van aangezicht tot aangezicht.
Waarom een vagevuur? )
Het vagevuur is een nogal vage vertaling van het Latijnse woord 'purgatorium', 'een plaats (of beter: toestand) van loutering'. De Katechismus van de Katholieke Kerk zegt hierover: "Zij die sterven in de genade en de vriendschap van God, maar nog niet volkomen gelouterd zijn, ondergaan, hoewel ze reeds van hun eeuwig heil verzekerd zijn, na hun dood een loutering teneinde de noodzakelijke heiligheid te verwerven om in de vreugde van de hemel te kunnen binnengaan" (KKK, nr. 1030). De vraag die wij ons stellen, luidt: kan God dan die zielen niet gewoon vergeven en barmhartig zijn? Gaat zijn barmhartigheid soms niet ver genoeg?
Het bestaan van het vagevuur, net als dat van de hel trouwens, betekent niet dat er grenzen zijn aan Gods barmhartigheid. Het is juist Gods barmhartigheid die deze 'toestanden' laat bestaan! De hel, bijvoorbeeld, is niet alleen maar een kwestie van gerechtigheid. Het is de uiterste consequentie van het respect dat God heeft voor onze vrijheid. God dwingt niemand de hemel in, al doet Hij wel alles - werkelijk àlles - om ons erin te krijgen. Hoever Hij daarin gaat, zullen wij in de komende lijdensweek opnieuw overwegen. Maar tegen een ultieme verharding, een weerstand, die niet blind is en uit onwetendheid voortkomt, maar een glashelder en bewust "nee!" is ten aanzien van Gods liefde, daartegen kan God niets anders doen dan zijn schepsel vrijlaten. En zelfs dan gaat Hij door met het te beminnen. Juist die eindeloze liefde voor het zichzelf verdoemende schepsel is de kwelling die wij het vuur van de hel noemen. Als God op zou houden de satan de beminnen, zou diens kwelling eveneens acuut ophouden. Maar... dan zou hij ook niet meer bestaan! Het is immers Gods liefde die het schepsel in stand houdt, zelfs als het zich van zijn Schepper afkeert.
Het vuur van het vagevuur is een heel ander vuur. Het is geen marteling die de consequentie is van een resolute weigering zich te laten beminnen. Het is het vuur van het verlangen, het vuur van de liefde die de zielen brandt, omdat ze zich gescheiden weten van hun Geliefde. Zij lijden, niet omdat zij tegen hun wil worden bemind, maar omdat zij te weinig op die liefde hebben geantwoord. Zij lijden bij het zien van de wonden die zij Gods liefde hebben toegebracht door lauwheid, gebrek aan ijver, te veel bezig zijn met de dingen die nu voorgoed voorbij zijn. Zij verlangen goed te maken wat zij in hun leven aan schade hebben veroorzaakt, aan kansen hebben verspeeld.
Een mensenziel, moet je weten, is niet als een auto, die je schoonwast wanneer je over een modderpad hebt gereden. Even de spons erover en klaar. Ja, God vergeeft ons helemaal in Jezus Christus: "Al waren onze zonden als scharlaken, ze worden zo wit als sneeuw" (cf. Jes. 1,18). En Hij zou ons ook wel kunnen vergeven zoals een auto schoongespoeld uit de wasserette komt. Wat Jezus deed met de goede moordenaar, dat zou Hij willen doen met ieder van ons. Zeggen: "Vandaag ben jij met Mij in het paradijs." Maar Hij respecteert onze vrijheid, Hij respecteert de orde in zijn schepping en de logica van de zonde. Iedere zonde, hoe klein ook, maakt iets kapot in ons, het brengt "een ongezonde gehechtheid aan het geschapene met zich mee" (Johannes Paulus II in de bul Incarnationis Mysterium, nr. 10). Zonden die wij begaan vragen erom te worden gecompenseerd door de liefde. En niet alleen voor de loutering van onze ziel zelf, maar ook voor het herstel van het gehele Mystieke Lichaam dat de Kerk is, Gods Koninkrijk, dat schade heeft opgelopen door onze nalatigheden. Geen ziel die daar meer besef van heeft, dan de ziel in het vagevuur.
Je kunt ook je vagevuur hier op aarde al beleven. Dat is zelfs te prefereren. Zoals de heiligen dat deden. En de goede moordenaar op het kruis, die met zijn liefdesakte voor Jezus het paradijs verwierf.
[Aangepast op 5/12/03 door Bart-rk]