Gaat in door de enge poort...
Geplaatst: 26 aug 2009, 20:08
Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan. Want de poort is eng, en de weg is nauw die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.
Matthéüs 7 : 13 en 14
(...)
Ten eerste. Hoewel de wijde poort ruimte heeft om gemakkelijk binnen te gaan, en er door velen gebruik van wordt gemaakt, is zij toch zeer gevaarlijk. Het zijn dwazen die de weg naar het verderf kiezen in plaats van de weg naar het leven, omdat de eerste gemakkelijker is dan de laatste. Welke wijsheid kan er zijn in het kiezen van dat tijdelijk genoegen, dat in eeuwige angst moet eindigen? De Zaligmaker wijst hier op de wijde poort en vermaant ons die te vermijden, en Hij stelt ze ons voor met de brede weg die er aan vast is. Naar mijn mening moeten de poort en de weg niet beschouwd worden als los van elkander, want de mens komt door de wijde poort op de brede weg, en door de enge poort op de nauwe weg. Daarom meen ik, dat Christus onder deze zinnebeelden beide wegen voorstelt, de ene leidend tot de hemel en de andere leidend tot het verderf. We kunnen door de poort en de weg verstaan de koers die de mens in dit leven kiest en volgt, en dat het einde onafscheidelijk vast is aan de keus die wij doen. Christus noemt in de tekst eerst de poort en dan de weg als wijzende op de vaste keus die wij moeten doen, om de weg der zonde te verlaten en de vreze des Heeren te verkiezen. Daarom vermaant Hij ons om "in te gaan door de enge poort."
Wij zullen eerst spreken over de poort door welke wij niet moeten ingaan en over de weg welke wij niet moeten betreden.
1. Die poort is zeer wijd. De ingang tot de weg naar het verderf is zeer gemakkelijk. Zij is ruim en wijd, zodat velen tegelijk kunnen binnentreden, zonder elkander te hinderen. Niemand behoeft daar te dringen, want de ingang is ruim en gemakkelijk. Zij is aangenaam voor het vlees en voor onze natuurlijke neiging. Zij is zó wijd, dat men zijn ogen kan sluiten en op goed geluk kan doorlopen, zonder de ingang te missen. Zelfs jonge mensen kunnen zonder enige moeite binnengaan.
2. De weg die er aan vast is, is breed. Wanneer zij door de poort zijn, komen zij op een brede weg, waar zij vrijheid en ruimte van beweging hebben. Zij zullen zich daar niet opgesloten voelen, zoals in een nauwe weg. Zij worden daar niet door hun consciëntie of door de Bijbel verhinderd in het uitleven van hun natuurlijke neiging, maar zij hebben volle vrijheid voor de ijdelheid van hun hart, voor hun afkeer van het goede en voor hun lust tot het kwade en voor alle hun zondige genegenheden.
Ten tweede. Wij moeten opmerken welk gebruik er van wordt gemaakt. In onze tekst vinden wij, dat "er velen zijn die door dezelve ingaan". De wijdte van de poort en de breedte van de weg, die zo veel genoegens aan de reizigers verschaffen, nodigen de mensen om er gebruik van te maken. Het gevolg is dat de grote menigte van de wereld die weg kiest. Er zijn verschillende karakters onder vleselijke mensen, er zijn gierigaards en verkwisters, er zijn ergerlijke en ingetogen mensen, maar welke verschillen er ook onder hen zijn, zij ontmoeten elkander daar. De poort en de weg zijn zo wijd, dat er paden in zijn voor een ieder van hen.
Ten derde. Wij hebben te zien op het einde. Het einde van de brede weg is verwoesting, want daar leidt hij heen. Hoe gemakkelijk de poort en de weg ook zijn, nochtans is iedere stap die daarop gedaan wordt, een schrede nader tot eeuwige ondergang. Het begin en de voortgang zijn vrij en aangenaam, maar het einde is vreeslijk. Er is een put aan het einde van de brede weg welke de mensen wel mocht afschrikken van die weg in te gaan.
II. De tweede zaak is, dat hoewel de poort waartoe wij worden vermaand binnen te gaan, inderdaad moeilijk, maar dat zij evenwel veilig en goed is.
Laten wij zien wat onze tekst zegt van de poort en van de weg welke wij moeten kiezen.
1. De poort is smal. De ingang tot de weg van de vreze des Heeren is moeilijk. Er is een vast besluit nodig om daardoor in te gaan. In Lukas 13 : 24 lezen wij: "Strijdt om in te gaan door de enge poort." Men moet moeite doen om binnen te gaan, en daartoe eerst zijn lasten afwerpen. Niemand zal er binnen komen met de bagage van de wereld op zijn rug. Men moet zich door een nauwe doorgang wringen, en alle overtollige en ijdele dingen voor de ingang afleggen. De Joodse meesters spreken van de poort van berouw, de poort des gebeds en van de poort van tranen. Zó is inderdaad de poort waardoor wij moeten binnengaan. Het is een smalle poort.
2. De weg welke vast is aan de enge poort, is nauw en moeilijk te begaan. Hij is als een nauwe schoen die de voet pijn doet. Het is niet gemakkelijk een weg te bewandelen, waar men nauwelijks plaats heeft zijn voet te verzetten. Men maakt daar kennis met ellenden en verzoekingen en onze natuurlijke neigingen worden daar vertreden. Zó'n loop kan niet gemakkelijk zijn.
3. Er wordt niet veel gebruik gemaakt van deze poort. "Weinigen zijn er die hem vinden." Het is niet moeilijk de wijde poort te vinden. Zij schittert in de ogen van iedere reiziger, en men behoeft zich niet in te spannen om er binnen te gaan. Maar er zijn weinigen die de enge poort vinden. Niemand zal uit zichzelf daarom zoeken. Verblind door verdorven begeerlijkheden kan niemand ze vinden. Daarom gaan er slechts weinigen binnen. Eén van beide, zij bemerken de poort niet of zij worden afgeschrikt omdat zij zo smal is.
4. De enge poort leidt tot het leven, hoewel zij die dat gelukkig einde mogen bereiken, door vele moeilijkheden moeten heen worstelen. Zij die deze poort kiezen gaan niet alleen binnen, maar zij volharden in een voortdurende loop. Zij worden afgeleid door de duivel, de wereld en het vlees, en ten laatste zullen zij, nadat zij door vele zwarigheden en moeilijkheden heen geholpen zijn, het eeuwige leven in de hemel ontvangen. Zo zien wij dat al hun druk en kruis, welke verbonden zijn aan de enge poort en de nauwe weg, in het einde vergoed zullen worden.
Matthéüs 7 : 13 en 14
(...)
Ten eerste. Hoewel de wijde poort ruimte heeft om gemakkelijk binnen te gaan, en er door velen gebruik van wordt gemaakt, is zij toch zeer gevaarlijk. Het zijn dwazen die de weg naar het verderf kiezen in plaats van de weg naar het leven, omdat de eerste gemakkelijker is dan de laatste. Welke wijsheid kan er zijn in het kiezen van dat tijdelijk genoegen, dat in eeuwige angst moet eindigen? De Zaligmaker wijst hier op de wijde poort en vermaant ons die te vermijden, en Hij stelt ze ons voor met de brede weg die er aan vast is. Naar mijn mening moeten de poort en de weg niet beschouwd worden als los van elkander, want de mens komt door de wijde poort op de brede weg, en door de enge poort op de nauwe weg. Daarom meen ik, dat Christus onder deze zinnebeelden beide wegen voorstelt, de ene leidend tot de hemel en de andere leidend tot het verderf. We kunnen door de poort en de weg verstaan de koers die de mens in dit leven kiest en volgt, en dat het einde onafscheidelijk vast is aan de keus die wij doen. Christus noemt in de tekst eerst de poort en dan de weg als wijzende op de vaste keus die wij moeten doen, om de weg der zonde te verlaten en de vreze des Heeren te verkiezen. Daarom vermaant Hij ons om "in te gaan door de enge poort."
Wij zullen eerst spreken over de poort door welke wij niet moeten ingaan en over de weg welke wij niet moeten betreden.
1. Die poort is zeer wijd. De ingang tot de weg naar het verderf is zeer gemakkelijk. Zij is ruim en wijd, zodat velen tegelijk kunnen binnentreden, zonder elkander te hinderen. Niemand behoeft daar te dringen, want de ingang is ruim en gemakkelijk. Zij is aangenaam voor het vlees en voor onze natuurlijke neiging. Zij is zó wijd, dat men zijn ogen kan sluiten en op goed geluk kan doorlopen, zonder de ingang te missen. Zelfs jonge mensen kunnen zonder enige moeite binnengaan.
2. De weg die er aan vast is, is breed. Wanneer zij door de poort zijn, komen zij op een brede weg, waar zij vrijheid en ruimte van beweging hebben. Zij zullen zich daar niet opgesloten voelen, zoals in een nauwe weg. Zij worden daar niet door hun consciëntie of door de Bijbel verhinderd in het uitleven van hun natuurlijke neiging, maar zij hebben volle vrijheid voor de ijdelheid van hun hart, voor hun afkeer van het goede en voor hun lust tot het kwade en voor alle hun zondige genegenheden.
Ten tweede. Wij moeten opmerken welk gebruik er van wordt gemaakt. In onze tekst vinden wij, dat "er velen zijn die door dezelve ingaan". De wijdte van de poort en de breedte van de weg, die zo veel genoegens aan de reizigers verschaffen, nodigen de mensen om er gebruik van te maken. Het gevolg is dat de grote menigte van de wereld die weg kiest. Er zijn verschillende karakters onder vleselijke mensen, er zijn gierigaards en verkwisters, er zijn ergerlijke en ingetogen mensen, maar welke verschillen er ook onder hen zijn, zij ontmoeten elkander daar. De poort en de weg zijn zo wijd, dat er paden in zijn voor een ieder van hen.
Ten derde. Wij hebben te zien op het einde. Het einde van de brede weg is verwoesting, want daar leidt hij heen. Hoe gemakkelijk de poort en de weg ook zijn, nochtans is iedere stap die daarop gedaan wordt, een schrede nader tot eeuwige ondergang. Het begin en de voortgang zijn vrij en aangenaam, maar het einde is vreeslijk. Er is een put aan het einde van de brede weg welke de mensen wel mocht afschrikken van die weg in te gaan.
II. De tweede zaak is, dat hoewel de poort waartoe wij worden vermaand binnen te gaan, inderdaad moeilijk, maar dat zij evenwel veilig en goed is.
Laten wij zien wat onze tekst zegt van de poort en van de weg welke wij moeten kiezen.
1. De poort is smal. De ingang tot de weg van de vreze des Heeren is moeilijk. Er is een vast besluit nodig om daardoor in te gaan. In Lukas 13 : 24 lezen wij: "Strijdt om in te gaan door de enge poort." Men moet moeite doen om binnen te gaan, en daartoe eerst zijn lasten afwerpen. Niemand zal er binnen komen met de bagage van de wereld op zijn rug. Men moet zich door een nauwe doorgang wringen, en alle overtollige en ijdele dingen voor de ingang afleggen. De Joodse meesters spreken van de poort van berouw, de poort des gebeds en van de poort van tranen. Zó is inderdaad de poort waardoor wij moeten binnengaan. Het is een smalle poort.
2. De weg welke vast is aan de enge poort, is nauw en moeilijk te begaan. Hij is als een nauwe schoen die de voet pijn doet. Het is niet gemakkelijk een weg te bewandelen, waar men nauwelijks plaats heeft zijn voet te verzetten. Men maakt daar kennis met ellenden en verzoekingen en onze natuurlijke neigingen worden daar vertreden. Zó'n loop kan niet gemakkelijk zijn.
3. Er wordt niet veel gebruik gemaakt van deze poort. "Weinigen zijn er die hem vinden." Het is niet moeilijk de wijde poort te vinden. Zij schittert in de ogen van iedere reiziger, en men behoeft zich niet in te spannen om er binnen te gaan. Maar er zijn weinigen die de enge poort vinden. Niemand zal uit zichzelf daarom zoeken. Verblind door verdorven begeerlijkheden kan niemand ze vinden. Daarom gaan er slechts weinigen binnen. Eén van beide, zij bemerken de poort niet of zij worden afgeschrikt omdat zij zo smal is.
4. De enge poort leidt tot het leven, hoewel zij die dat gelukkig einde mogen bereiken, door vele moeilijkheden moeten heen worstelen. Zij die deze poort kiezen gaan niet alleen binnen, maar zij volharden in een voortdurende loop. Zij worden afgeleid door de duivel, de wereld en het vlees, en ten laatste zullen zij, nadat zij door vele zwarigheden en moeilijkheden heen geholpen zijn, het eeuwige leven in de hemel ontvangen. Zo zien wij dat al hun druk en kruis, welke verbonden zijn aan de enge poort en de nauwe weg, in het einde vergoed zullen worden.