ik heb zo net een literatuurstudie gevonden over spreken in tongen.
Hierbij de conclusies van deze studie.
Daphne,
Ik denk dat deze studie wat ontnuchterend zal werken. Toch lijkt het met verstandig op goed de hele studie door te lezen.
Veel plezier met lezen.
5. Conclusies
De grootste tegenstelling in wetenschappelijke theorieën over glossolalie is die tussen Goodmans trancetheorie en Samarins visie dat iedereen in staat is tot glossolalie, en dat het niet beoefend wordt in een toestand van trance. Verschillende onderzoekers staan aan Goodmans kant. Zo zegt Williams (1981:144) dat glossolalie op een continuüm van trance of ASC's wordt beoefend. Glossolalie gaat gepaard met een ASC, hoe licht dan ook, omdat de oorsprong van de spreekpatronen in het onbewuste liggen, en dit kan alleen naar boven gehaald worden in een toestand van trance. Lovekin en Malony (1985:103) wijzen er op dat er veel pogingen zijn ondernomen de trancehypothese van Goodman te bevestigen, maar dat dit bijna nooit lukte. Zij benadrukken nogmaals dat pentecostals zelf ook nooit zullen zeggen dat zij in een toestand van trance in tongen spreken, alhoewel ze wel verklaren dat zij onder de invloed van de Heilige Geest spreken. Lovekin en Malony halen ook een reactie van Samarin op Goodmans studie aan, waarin Samarin verklaart dat Goodman vasthoudt aan een idée fixe. Goodmans voorbeelden, aldus Samarin, zijn niet cross-cultureel, maar subcultureel. Wie heeft gelijk?, vragen Lovekin en Malony zich af. Ook zij komen met de continuüm-these. Er hoeft tussen een ASC en de normale bewustzijns-toestand niet zozeer een scherpe scheiding te bestaan. Tenslotte vindt ook gewone religieuze ervaring plaats in een toestand van trance. Een ASC is dus veel meer een alledaagse toestand, en niet zo bijzonder als Goodman het beschrijft. Hierbij doemt de vraag op hoe een ASC dan te constateren is. En het antwoord hierop lijkt te zijn: dat is het niet. Daarom ben ik zelf geneigd om de theorie van Samarin aan te hangen. Glossolalie kan plaats vinden in een toestand van trance, maar doet dit meestal alleen tijdens de eerste keer. Mijn eigen ervaringen zijn niet zozeer trance-ervaringen, alhoewel ik bij de eerste keer wel in een zekere staat van opwinding verkeerde. Glossolalie is normaal, niet bovennatuurlijk, zoals de pentecostal gelooft. En glossolalie is normaal, en niet abnormaal, zoals de gewone mens (de niet-gelovige) gelooft. "Glossolalia is made of common human stuff" (Samarin,1972:229). Iedereen kan het.
Wat is glossolalie dan wel, als het zo gewoon is? Hierop antwoordt Samarin dat het een linguïstisch symbool van het heilige is. "Glossolalia says, "God is here". (Just as a Gothic cathedral says, "Behold God is majestic")"... "The pentecostal believes that God is there because of the linguistic miracle. We believe that it is no miracle, but, we can also believe that it symbolizes God's presence" (231-232). Samarin realiseert zich dat pentecostals anders tegen glossolalie zullen aankijken. Zij zullen niet geloven dat een linguïstische wetenschapper het niet-linguïstische, niet-communicatieve karakter van glossolalie kan aantonen (zoals we bij Jack Hayford hebben gezien). Glossolalie is immers van God, en niet door mensen te bestuderen. Maar, zegt Samarin, dat pentecostals geloven dat het bij het spreken in tongen om werkelijke menselijke talen gaat, is niet de ergste fout. Alleen, zullen zij, voor wat betreft de toekomst, toe willen geven dat de pinksterleer op in ieder geval één punt verkeerd is? Op deze vraag kunnen we nu, 25 jaar na dato, ontkennend antwoorden. Slechts in een zeer beperkt deel van de wereldwijde charismatische beweging gaat men mee met Samarin. In Nederland kan bijvoorbeeld het CWN, de Charismatisch Werkgemeenschap Nederland worden genoemd. Dit is een theologisch progressieve charismatische beweging binnen de historische kerken. Daar benadert men het fenomeen meer vanuit de spirituele kant. Glossolalie is een mystieke daad. Dit is ook de eindconclusie van de uitgebreide studie van Lovekin en Malony.
Tot slot is een belangrijke ondersteuning voor Samarin het in 1985 uitgevoerde experiment van Nicholas P. Spanos et al. (1986). Dit onderzoek gaat uit van de stellingen van Samarin, en zij verwerpen dan ook dat glossolalie in een toestand van trance moet worden geproduceerd. Een aantal vrijwilligers, allen studenten in de leeftijd van 18 tot 44, van 60 personen(36 mannen en 24 vrouwen) stellen zij gedurende 1 minuut bloot aan een tape met glossolalie. Vervolgens wordt hun gevraagd om zelf te glossolaleren. Na deze sessie vinden nog twee sessies plaats. De tweede keer worden instructies gegeven over hoe je moet glossolaleren, en wordt ook een videofragment getoond waarop een glossolalist bezig is. Mensen worden aangemoedigd zoals ze in een charismatische bijeenkomst worden aangemoedigd, om zelf pseudotaal te produceren. De derde keer worden mensen nog meer geïnstrueerd. De geproduceerde glossolalie van de participanten wordt opgenomen en met een cijfer gewaardeerd, in de range van 0-4, waarbij 4 vloeiende glossolalie is. De uitkomst van dit onderzoek waren als volgt. Al direct na het beluisteren van het eerste fragment produceerde 21 % van de participanten glossolalie. Na de tweede keer kon 70 % vloeiend glossolalie uiten. En na de derde keer sprak iedereen in tongen, de meesten vloeiend. Dit onderzoek heeft op een overtuigende manier aangetoond dat Samarin gelijk heeft. Glossolalie is niet iets abnormaals, maar is vrij eenvoudig te beoefenen. Toch betekent dit niet dat glossolalie puur een normale toestand is. Immers, glossolalie wordt altijd beoefend vanuit een religieus perspectief, en dit ontbrak in het experiment. Mensen die in tongen spreken geven een bepaalde religieuze betekenis aan het fenomeen. De vraag is of dit vergeleken kan worden met de glossolalie die Samarin en Spanos et al. voorstaan. Alhoewel er sprake is van één en hetzelfde psychologische fenomeen, is de uitwerking totaal verschillend. De religieuze glossolalist zal zich gesterkt voelen in zijn geloof, een gevoel van een dichtbijzijn van God hebben, welke de niet-religieuze glossolalist niet zal hebben.
--------------------------------------------------------------------------------
6. Slot
Glossolalie is een gewoon verschijnsel. Er is niets magisch of buitengewoons aan. Toch doet de wetenschap tekort aan de gelovige als zij deze magische gloed rondom het spreken in tongen weghaalt. Spreken in tongen wordt vaak beleefd in een intieme sfeer van éénzijn met God. De Geest van God wordt letterlijk ervaren, ondergaan. De pinkstergelovige die in tongen spreekt zal over het algemeen dan ook weinig hebben aan de studies over glossolalie. Sommigen staan zelfs vijandig tegenover de wetenschappers. Zij zien in het werk van de wetenschappers een soort heiligschennis. En in zekere zin hebben zij gelijk. Het is heiligschennis om een fenomeen te ontdoen van haar religieuze lading en dit vervolgens te analyseren en te bestuderen. Maar anderszijds hebben de wetenschappers ook wat tegen de pinkstergelovigen te zeggen. Zij kunnen zeggen dat het een mens niet meer maakt als deze in tongen spreekt. Zij kunnen met Paulus zeggen: "Al ware het, dat ik in de talen der mensen en der engelen sprak, en ik had de liefde niet, ik ware niets".
Omdat ik zelf een overtuigd pinkstergelovige ben geweest, weet ik van het enorme belang van het spreken in tongen voor het persoonlijke gebedsleven. Spreken in tongen betekende voor mij inderdaad, met de term van Samarin: God is hier. Glossolalie is een stuk tastbare Godservaring. Het is, om zo te zeggen, hèt Godsbewijs voor de pinkstergelovige, het bewijs dat de Geest van God de gelovige vult en leidt. En het functioneerde voor mij ook als een demarcatielijn. Het spreken in tongen was, in de termen van Virginia Hine (Williams,1981:160) een "bridge-burning act". Het betekende in mijn geval een definitieve keuze voor de pinksterbeweging, tegen de achtergrond van mijn evangelische, anti-charismatisch geörienteerde opvoeding. Uiteindelijk is het op niets uitgelopen. De pinksterbeweging, met haar aanstekelijke en expressieve geloofsbeleving ligt inmiddels al een aantal jaren achter mij. Het spreken in tongen heeft elke religieuze betekenis verloren. Toch zijn er nog steeds (zeldzame) momenten waarop het naar boven komt, en waarop ik het praktizeer. Soms bij bepaalde melancholieke stemmingen, als uiting van angst, maar soms ook als vreugde-uiting in de schoonheid van de natuur. Het duidt erop dat tongentaal nog steeds een functie kan hebben, ook bij mensen die al lang niet meer verkeren in glossolale kringen. En alhoewel de betekenis van de klanken nonsens zijn, is het gevoel bij de beoefening echt. Inderdaad, glossolalie zegt: God is hier.
http://www.apologetique.org/nl/artikele ... studie.htm
http://www.onzetaal.nl/nieuws/tongentaal.html
[Aangepast op 2/6/03 door jacob]