Oorspronkelijk gepost door Lambertus
Leuk...
we zeggen allemaal hetzelfde en dat is belangrijk (en het belangrijkste)
We bedoelen hetzelfde en zeggen hetzelfde !!
God´s woorden !!
Amen
eeehm....
hier zeg je toch iets anders, of ben ik nou kippig?
1
Gij zult geen afgoden vereren, maar Mij alleen aanbidden en boven alles bminnen
2
Gij zult de naam van de Heer , uw God , niiet zonder eerbied gebruiken
3
Wees gedachtig,dat gij de de dag des Heeren heiligt
4
Eert uw vader en moeer
5
Gij zult niet doden
6
Gij zult geen onkuisheid doen
7
Gij zult niet stelen
8
Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen
9
Gij zult geen onkuisheid begeren
10
Gij zult niet onrechtvaardig begeren wat uw naaste toebehoort
en dit staat er in de SV:
2 ‘Ik ben de HEER uw God die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
3 U zult geen andere goden hebben ten koste van Mij.
4 U zult geen beelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde.
5 Buig u niet voor hen neer en bewijs hun geen goddelijke eer, want Ik, de HEER uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot de derde en vierde generatie.
6 Maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden ben Ik een God die goedheid bewijst tot aan de duizendste generatie.
7 U zult de naam van de HEER uw God niet lichtvaardig gebruiken, want de HEER laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft.
8 Denk aan de sabbat; die moet voor u heilig zijn.
9 Zes dagen kunt u werken en alle arbeid verrichten.
10 Maar de zevende dag is de sabbat voor de HEER uw God. Dan zult u geen enkele arbeid verrichten: uzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, evenmin als de vreemdeling die bij u woont.
11 Want in zes dagen heeft de HEER de hemel, de aarde en de zee en al wat ze bevatten gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
12 ¶ Eer uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven op de grond die de HEER uw God u schenkt.
13 U zult niet doden.
14 U zult geen echtbreuk plegen.
15 U zult niet stelen.
16 U zult niet vals getuigen tegen uw naaste.
17 U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; u zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.’
[Aangepast op 22/4/05 door Miscanthus]