...
De Bijbel leert dat Jezus Christus ons voor God rechtvaardigt. WIe in Hem gelooft wordt vergeven, dus de mens wordt door geloof in Hem gerechtvaardigd. We worden dus wel door het geloof gerechtvaardigd. Tjonge, ik heb altijd geleerd dat de reformatie zo ongeveer begon bij Luther die las: 17 In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’
En Romeinen 3:
21 Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar: 22 God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. 23 Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; 24 en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost. 25-26 Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee bewijst God dat hij rechtvaardig is, want in zijn verdraagzaamheid gaat hij voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. Hij wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft. [25–26] 26
27 Kunnen wij ons dan nog ergens op laten voorstaan? Dat is uitgesloten. En door welke wet komt dat? Door de wet die eist dat u hem naleeft? Nee, door de wet die eist dat u gelooft. 28 Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven. 29 Is God soms alleen de God van de Joden en niet die van de heidenen? Zeker ook die van de heidenen, 30 want er is maar één God, en hij zal zowel besnedenen als onbesnedenen op grond van hun geloof als rechtvaardigen aannemen. 31 Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Integendeel, wij bevestigen de wet juist.
Romeinen 4:
13 Immers, niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen, maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt.
23 En dit is niet alleen voor hem geschreven, 24 maar ook voor ons, want ook wij zullen als rechtvaardigen worden aangenomen omdat we geloven in hem die Jezus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt: 25 hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.
Romeinen 5:
1. Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus,
Romeinen 9:
30 Wat zullen wij dan zeggen? Dit: heidenen, die geen gerechtigheid najaagden, hebben gerechtigheid verkregen, namelijk gerechtigheid, die uit geloof is;
Romeinen 10:
4 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. 5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. 6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. 8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. 9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; 10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. 11 Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. 12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 13 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.
Goed, ik kan nog wel even doorgaan, in de Galatenbrief komt het ook terug (Hoofdstuk 2 en 3) en Jakobus gaat her ook nog op in in hoofdstuk 2, waar hij zelfs durft te stellen dat we niet alleen door het geloof maar ook door werken gerechtvaardigd worden en dat die twee altijd samen moeten gaan.
Erasmiaan schreef:Dat leert de Bijbel zeer zeker wel. Kijk maar eens naar de vijf wijzen en de vijf dwaze maagden. Ten diepste gelooft een toch niet gelovige namelijk dat het wel goed zal komen. Anders zou hij niet ongelovig blijven.
Dat zie je niet helemaal goed. Er zijn er bij die geloven dat er wat is, maar ze weten niet wat, en dus hopen ze dat het goed zal komen. Een grote groep gelooft echter dat er helemaal niets is na dit leven, dus ook niet dat het wel goed zal komen. Er is niks dus is daar ook geen sprake meer van "goedkomen".
Hoe lang heb je gesmeekt? En hoe lang heb je de Heere aan Zijn plaats kunnen laten, daarvoor? Heeft God niet veel langer op jou moeten wachten dan jij op Hem?
Ik zie in de Bijbel een hoop voorbeelden van dit smeken en vragen, waarbij het antwoord van God op zich laat wachten, of waarbij het lijkt dat God niet luistert. Die vragen mogen gesteld worden en worden nergens beantwoord met zulke wedervragen. Het lijkt me hier dan ook niet gepast zo te reageren.
En, het geloof rechtvaardigt de mens niet. Christus rechtvaardigt de zondaar, door het instrument van het geloof.
...
De Bijbel leert dat Jezus Christus ons voor God rechtvaardigt. WIe in Hem gelooft wordt vergeven, dus de mens wordt door geloof in Hem gerechtvaardigd. We worden dus wel door het geloof gerechtvaardigd. Tjonge, ik heb altijd geleerd dat de reformatie zo ongeveer begon bij Luther die las:
17 In het evangelie openbaart zich dat God enkel en alleen wie gelooft als rechtvaardige aanneemt, zoals ook geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal leven door geloof.’
En Romeinen 3:
21 Gods gerechtigheid, waarvan de Wet en de Profeten al getuigen, wordt nu ook buiten de wet zichtbaar: 22 God schenkt vrijspraak aan allen die in Jezus Christus geloven. En er is geen onderscheid. 23 Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; 24 en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door Christus Jezus heeft verlost. 25-26 Hij is door God aangewezen om door zijn dood het middel tot verzoening te zijn voor wie gelooft. Hiermee bewijst God dat hij rechtvaardig is, want in zijn verdraagzaamheid gaat hij voorbij aan de zonden die in het verleden zijn begaan. Hij wil ons nu, in deze tijd, zijn gerechtigheid bewijzen: hij laat ons zien dat hij rechtvaardig is door iedereen vrij te spreken die in Jezus gelooft. [25–26] 26
27 Kunnen wij ons dan nog ergens op laten voorstaan? Dat is uitgesloten. En door welke wet komt dat? Door de wet die eist dat u hem naleeft? Nee, door de wet die eist dat u gelooft. 28 Ik heb u er immers op gewezen dat een mens wordt vrijgesproken door te geloven, en niet door de wet na te leven. 29 Is God soms alleen de God van de Joden en niet die van de heidenen? Zeker ook die van de heidenen, 30 want er is maar één God, en hij zal zowel besnedenen als onbesnedenen op grond van hun geloof als rechtvaardigen aannemen. 31 Stellen wij door het geloof de wet buiten werking? Integendeel, wij bevestigen de wet juist.
Romeinen 4:
13 Immers, niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht de belofte dat ze de wereld in bezit zouden krijgen, maar door de gerechtigheid die het geloof schenkt.
23 En dit is niet alleen voor hem geschreven, 24 maar ook voor ons, want ook wij zullen als rechtvaardigen worden aangenomen omdat we geloven in hem die Jezus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt: 25 hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.
Romeinen 5:
1. Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus,
Romeinen 9:
30 Wat zullen wij dan zeggen? Dit: heidenen, die geen gerechtigheid najaagden, hebben gerechtigheid verkregen, namelijk gerechtigheid, die uit geloof is;
Romeinen 10:
4 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. 5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. 6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. 8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken. 9 Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; 10 want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. 11 Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. 12 Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, één en dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; 13 want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.
Goed, ik kan nog wel even doorgaan, in de Galatenbrief komt het ook terug (Hoofdstuk 2 en 3) en Jakobus gaat her ook nog op in in hoofdstuk 2, waar hij zelfs durft te stellen dat we niet alleen door het geloof maar ook door werken gerechtvaardigd worden en dat die twee altijd samen moeten gaan.