Kohlbrugge, het héle verhaal
Geplaatst: 25 apr 2008, 10:35
Theologisch voel ik mij nogal aangetrokken tot Kohlbrugge. Ik heb geen behoefte om hier lappen tekst van hem de citeren, dus ik volsta met de volgende karakterisering van zijn theologie:
Hij gaat uit van een radicale theologische positie over het wezen van de mens. Die positie kennen we uit de calvinistische belijdenissen, die zeggen, dat de mens geestelijk dood is. Dit is één van de kernen van de theologie van Kohlbrugge. Zelfs na ontvangen genade, blijft de mens mens. Net zoals een verbrandingsmotor zichzelf blijft en helemaal niets kan uitrichten als er geen brandstof wordt toegevoerd, zo kan de mens vanuit zichzelf niet bewegen, tenzij de genade in hem wordt gegoten.
Op dit punt omhelzen de bevindelijk gereformeerde Kohlbrugge van harte. Ook zij zijn wars van allerlei heiligings-mogelijkheden, zelfs van die van wedergeboren mensen.
Toch is er altijd een afstand gebleven tussen Kohlbrugge en het bevindelijk gereformeerde christendom, dat zich vooral op de Nadere Reformatie baseert. Zij vinden hem té Luthers, zeg maar: té veel Reformatie en te weinig Nader Reformatie.
Ik denk, dat hier mijn probleem met het bevindelijk gereformeerd christendom begint en mijn voorkeur voor Kohlbrugge.
Want wie Kohlbrugge zo graag citeert moet wel het héle verhaal vertellen.
En dat complete verhaal moet ook vermelden, dat Kohlbrugge net zo radicaal is over de mogelijkheden en de weg van het geloof, als hij is over de uitzichtsloze doodstaat van de mens op geestelijk gebied.
Hij heeft in zijn theologie een prachtige paradox ingebouwd, omtrent de kwestie die zo vaak aan de wortel ligt van heel veel discussies binnen bevindelik gereformeerde kring.
Het verschil is, dat bevindelijk gereformeerde er nooit uitkomen (ze blijven maar heen en weer geslingerd worden tussen: "God moet alles zonder jouw in jouw werken" en "Je wordt opgeroepen je te bekeren en te geloven". Die constante twijfel en onzekerheid komen voort uit de gedachte dat één van beiden waar moet zijn. Dus is er de neiging om een eenzijdig kerkverband op te richten die ofwel op de ene kant van de zaak tamboereert, danwel op de andere kant van de zaak. Er zijn lichte, ruime, gunnende predikers en preken óf er zijn zware, afsnijdende, voorwaardelijke predikers en preken. En de mensen kiezen voor een bepaalde kant (en worden zo elkaars opponenten).
Kohlbrugge doet iets anders. Hij aanvaardt de paradox, de schijnbare tegenstrijdigheid.
Hij preekt, doet en zegt dus welbewust dingen, die niet met elkaar kloppen (althans voor de menselijke rede).
En van daaruit kan hij dus zowel de totale verlorenheid, onwilligheid en geestelijke doodsheid van de mens prediken en alle zelfwerkzaamheid, vroomheid, probeersels, bidden, tranen of andere eigenwiligheid aan de kaak stellen én tegelijkertijd, in één adem deze zelfde dode zondaren krachtig oproepen om te horen, te geloven en te leven. Hij voltrekt in zijn prediking dezelfde (op het oog) absurde praktijk, die Jezus en zijn discipelen voltrokken door tegen dode mensen te zeggen: "sta op". Het is een door en door Paasevangelie, waarbij de (geestelijke) dood niet wordt ontkend of verzacht, maar waar niettemin bij de bediening van het Woord (verkondiging) ook uitgegaan wordt van de radicale levenwekkende kracht van God.
De prediking stelt het onmogelijke en het onbegrijpelijke present. In de verkondiging ís het leven aanwezig. Hoe precies, wanneer precies, waarom en hoezo...dat zijn de vragen, die opgeschort moeten worden voor Kohlbrugge.
Het enige, dat telt is dát het plaatsvindt. Dát het Woord kracht heeft en dát mensen geloven en nieuw leven in zich voelen.
Mij lijkt de enige voorwaarde waarbij dit geschiedt voor Kohlbrugge de prediking van het Evangelie te zijn. Hoe het gebeurt, daar gaat hij niet zo diep op in als de Nadere Reformatie. Maar hij gaat er wel van uit: "doden zullen horen (!) de stem..."
Helaas zijn de Nadere Reformatoren te diep ingegaan op die niet te beantwoorden vraag hoe nu precies, wanneer nu exact enz. enz. Men wilde het raadsel, het paradoxale oplossen. Met catastrofale gevolgen. Omdat het wonder van de levenmaking door de prediking niet te ontraadselen is, kon men nooit een afdoende antwoord geven op de hoe en wanneer vragen. De mensen onder de prediking kregen wel steeds meer voorwaarden te horen waaronder een waarachtige bekering tot stand zou moeten komen, met steeds meer kenmerken, standen en noodzakelijke ervaringen, maar de uitkomst van deze gedetailleeerde zoektocht naar het ware was, dat het wonder zelf (dát het werkelijk gebeurt en plaatsvindt in ons midden) geheel aan het oog onttrokken werd. Zo moest men langzamerhand gaan zeggen, dat de genade verminderd was, dat er nog maar weinigen werden toegebracht, dat het een geestloze tijd was, dat er maar geen doorbrekend werk was. En de mensen namen dat over. Gods werk is zeldzaam: "één uit een stam...". Persoonlijk werd het bijna ondoenlijk om nog voor waar te houden, dat genade door God zou zijn gewerkt. Omdat men niet precies te weten kon komen hoe de levendmaking nu gebeurt, kwam men uit bij de twijfel óf de levenmaking nog wel zou (kunnen) plaatsvinden. Het werd alleen onder heel speciale omstandigheden mogelijk geacht. En soms bleven alleen de predikant en de lerend ouderling nog over als "waarachtig bekeerden".
Dit vind ik de grote tragiek van de Nadere Reformatie. Dat zij de paradox van de verbinding God en mens hebben weggepreekt. Dat men zekerheid wilde hebben over de precieze gang van zaken rond wedergeboorte en geloof. En dat men die zekerheid niet kon geven.
De oplossing is een bijbelse: het "nochtans van het geloof" (niet als wens, maar als werkelijkheid)
Het is en blijft een paradox. God roept doden tot leven. Enerzijds zijn ze werkelijk dood. Anderzijds komen ze werkelijk tot leven. Het is jammer dat men Kohlbrugge wel gebruikt om de werkelijkheid van de doodstaat van de mens te bevestigen, terwijl men het niet aandurft om met dezelfde stelligheid de werkelijkheid van het opstaan van deze doden te belijden. Het één kan men wel aanwijzen, het andere niet.
Wie Kohlbrugge in huis wil halen, moet hem wel helemaal recht doen! Het zou de ban kunnen breken, die de bevindelijk gereformeerden door eigen schuld getroffen heeft.
gravo
Hij gaat uit van een radicale theologische positie over het wezen van de mens. Die positie kennen we uit de calvinistische belijdenissen, die zeggen, dat de mens geestelijk dood is. Dit is één van de kernen van de theologie van Kohlbrugge. Zelfs na ontvangen genade, blijft de mens mens. Net zoals een verbrandingsmotor zichzelf blijft en helemaal niets kan uitrichten als er geen brandstof wordt toegevoerd, zo kan de mens vanuit zichzelf niet bewegen, tenzij de genade in hem wordt gegoten.
Op dit punt omhelzen de bevindelijk gereformeerde Kohlbrugge van harte. Ook zij zijn wars van allerlei heiligings-mogelijkheden, zelfs van die van wedergeboren mensen.
Toch is er altijd een afstand gebleven tussen Kohlbrugge en het bevindelijk gereformeerde christendom, dat zich vooral op de Nadere Reformatie baseert. Zij vinden hem té Luthers, zeg maar: té veel Reformatie en te weinig Nader Reformatie.
Ik denk, dat hier mijn probleem met het bevindelijk gereformeerd christendom begint en mijn voorkeur voor Kohlbrugge.
Want wie Kohlbrugge zo graag citeert moet wel het héle verhaal vertellen.
En dat complete verhaal moet ook vermelden, dat Kohlbrugge net zo radicaal is over de mogelijkheden en de weg van het geloof, als hij is over de uitzichtsloze doodstaat van de mens op geestelijk gebied.
Hij heeft in zijn theologie een prachtige paradox ingebouwd, omtrent de kwestie die zo vaak aan de wortel ligt van heel veel discussies binnen bevindelik gereformeerde kring.
Het verschil is, dat bevindelijk gereformeerde er nooit uitkomen (ze blijven maar heen en weer geslingerd worden tussen: "God moet alles zonder jouw in jouw werken" en "Je wordt opgeroepen je te bekeren en te geloven". Die constante twijfel en onzekerheid komen voort uit de gedachte dat één van beiden waar moet zijn. Dus is er de neiging om een eenzijdig kerkverband op te richten die ofwel op de ene kant van de zaak tamboereert, danwel op de andere kant van de zaak. Er zijn lichte, ruime, gunnende predikers en preken óf er zijn zware, afsnijdende, voorwaardelijke predikers en preken. En de mensen kiezen voor een bepaalde kant (en worden zo elkaars opponenten).
Kohlbrugge doet iets anders. Hij aanvaardt de paradox, de schijnbare tegenstrijdigheid.
Hij preekt, doet en zegt dus welbewust dingen, die niet met elkaar kloppen (althans voor de menselijke rede).
En van daaruit kan hij dus zowel de totale verlorenheid, onwilligheid en geestelijke doodsheid van de mens prediken en alle zelfwerkzaamheid, vroomheid, probeersels, bidden, tranen of andere eigenwiligheid aan de kaak stellen én tegelijkertijd, in één adem deze zelfde dode zondaren krachtig oproepen om te horen, te geloven en te leven. Hij voltrekt in zijn prediking dezelfde (op het oog) absurde praktijk, die Jezus en zijn discipelen voltrokken door tegen dode mensen te zeggen: "sta op". Het is een door en door Paasevangelie, waarbij de (geestelijke) dood niet wordt ontkend of verzacht, maar waar niettemin bij de bediening van het Woord (verkondiging) ook uitgegaan wordt van de radicale levenwekkende kracht van God.
De prediking stelt het onmogelijke en het onbegrijpelijke present. In de verkondiging ís het leven aanwezig. Hoe precies, wanneer precies, waarom en hoezo...dat zijn de vragen, die opgeschort moeten worden voor Kohlbrugge.
Het enige, dat telt is dát het plaatsvindt. Dát het Woord kracht heeft en dát mensen geloven en nieuw leven in zich voelen.
Mij lijkt de enige voorwaarde waarbij dit geschiedt voor Kohlbrugge de prediking van het Evangelie te zijn. Hoe het gebeurt, daar gaat hij niet zo diep op in als de Nadere Reformatie. Maar hij gaat er wel van uit: "doden zullen horen (!) de stem..."
Helaas zijn de Nadere Reformatoren te diep ingegaan op die niet te beantwoorden vraag hoe nu precies, wanneer nu exact enz. enz. Men wilde het raadsel, het paradoxale oplossen. Met catastrofale gevolgen. Omdat het wonder van de levenmaking door de prediking niet te ontraadselen is, kon men nooit een afdoende antwoord geven op de hoe en wanneer vragen. De mensen onder de prediking kregen wel steeds meer voorwaarden te horen waaronder een waarachtige bekering tot stand zou moeten komen, met steeds meer kenmerken, standen en noodzakelijke ervaringen, maar de uitkomst van deze gedetailleeerde zoektocht naar het ware was, dat het wonder zelf (dát het werkelijk gebeurt en plaatsvindt in ons midden) geheel aan het oog onttrokken werd. Zo moest men langzamerhand gaan zeggen, dat de genade verminderd was, dat er nog maar weinigen werden toegebracht, dat het een geestloze tijd was, dat er maar geen doorbrekend werk was. En de mensen namen dat over. Gods werk is zeldzaam: "één uit een stam...". Persoonlijk werd het bijna ondoenlijk om nog voor waar te houden, dat genade door God zou zijn gewerkt. Omdat men niet precies te weten kon komen hoe de levendmaking nu gebeurt, kwam men uit bij de twijfel óf de levenmaking nog wel zou (kunnen) plaatsvinden. Het werd alleen onder heel speciale omstandigheden mogelijk geacht. En soms bleven alleen de predikant en de lerend ouderling nog over als "waarachtig bekeerden".
Dit vind ik de grote tragiek van de Nadere Reformatie. Dat zij de paradox van de verbinding God en mens hebben weggepreekt. Dat men zekerheid wilde hebben over de precieze gang van zaken rond wedergeboorte en geloof. En dat men die zekerheid niet kon geven.
De oplossing is een bijbelse: het "nochtans van het geloof" (niet als wens, maar als werkelijkheid)
Het is en blijft een paradox. God roept doden tot leven. Enerzijds zijn ze werkelijk dood. Anderzijds komen ze werkelijk tot leven. Het is jammer dat men Kohlbrugge wel gebruikt om de werkelijkheid van de doodstaat van de mens te bevestigen, terwijl men het niet aandurft om met dezelfde stelligheid de werkelijkheid van het opstaan van deze doden te belijden. Het één kan men wel aanwijzen, het andere niet.
Wie Kohlbrugge in huis wil halen, moet hem wel helemaal recht doen! Het zou de ban kunnen breken, die de bevindelijk gereformeerden door eigen schuld getroffen heeft.
gravo