In dit hoofdstuk krijgt Petrus een visioen. Uit de hemel daalt een laken neer met allerlei dieren, reine en onreine. De HEERE gebied Petrus hiervan te eten, want wat de HEER rein verklaart, zal de mens niet voor onrein houden.

Hiermee wordt vaak gesteld dat wij gevrijwaard zijn van de joodse spijswetten, nl. wij mogen varkensvlees etc eten.

Maar gaat het in Hand. 10 niet erom dat de heidenen, i.c. de Romein Cornelius, door Petrus bezocht moest worden. De joden beschouwden de heidenen als onrein en konden niet in hun huis verkeren. Betekende dit visioen dat de HEER de heidenen rein verklaarde en was dat laken met dieren een metafoor?
Daarop voortbordurend, zijn wij nou geoorloofd om onrein voedsel te eten, of is dit ons, via de spijswetten, nog steeds verboden?

Na Handelingen 10 komt Handelingen 15.
Lees dat hoofdstuk eens, met deze vraag in het achterhoofd.

Tiberius schreef:Na Handelingen 10 komt Handelingen 15.
Lees dat hoofdstuk eens, met deze vraag in het achterhoofd.

Dank je Tiberius, het begint mij te dagen!

En daarbij ook 1 Korinthiers 8 en Romeinen 14 Wel zo goed voor de verhouding (wat voor Joden, wat voor niet-Joden etc.)

Bonny, natuurlijk is het een metafoor.... maar niet een die zomaar is gebruikt... Het visioen heeft een dubbele betekenis.... hoewel het uiteindelijk wel weer met elkaar verband houdt.... de spijswetten over reine en onreine dieren wezen op Christus en Gods volk ten opzichte van de heidenen. Zo wezen de reinheidswetten ook op de bijzondere status van het volk Israel. Bij Pinksteren is die status waarin Israel het volk van God is afgedaan. God is niet meer alleen de God van de Joden maar ook van de heidenen. Het evangelie is voor alle volken. Daarom worden die reinheidswetten ook niet meer aan mensen opgelegd.