Het aanleren van de Heidelbergse Cathechismus
Geplaatst: 16 jul 2007, 14:55
Recensie over het boek: "Leer uw kind" van C. de Bode door ds. W. Pieters (Om Sions wil)
De Heidelbergse Catechismus is het na ruim driehonderd jaren nog steeds waard om door jongens en meisjes op (basis)scholen en in catechisatielessen uit het hoofd te worden geleerd én te worden onthouden. Helaas is de taal verouderd. Wat dat betreft heeft de onder ons zeer gerespecteerde Gereformeerde Bijbelstichting een verantwoordelijke taak om voor de komende generaties onze terecht hooggeloofde belijdenisgeschriften in eigentijds Nederlands toegankelijk te maken.
Op een heel andere manier doet C. de Bode dat ook. Hij stelt over de vragen en antwoorden van onze Catechismus 8 eenvoudige vragen per les en geeft even eenvoudige antwoorden; zo brengt hij de stof van de Catechismus dicht bij het kind van de basisschool. Het boekje is keurig uitgegeven met maar een paar kleine foutjes.
Toch kleven er naar mijn mening twee bezwaren aan deze uitgave.
De eerste is dat het leren van de 8 vragen en antwoorden van de 80 lessen (= 640 vragen en antwoorden…) in de plaats van het leren van de Catechismus zelf dreigt te komen. En dat is dan toch net niet wat ik graag zou zien!
Het tweede bezwaar is van fundamentele aard. Het persoonlijke element is stelselmatig uit de Catechismus verwijderd. De Heidelbergse Catechismus is opgesteld voor de jeugd om ze de waarheid van Gods Woord te leren. Jongeren van rond de twaalf jaar krijgen de vraag voor zich: wat is jouw enige troost in leven en sterven? En ze moeten dan als antwoord zeggen: mijn enige troost is dat ik… Wat doet nu C. de Bode? Hij vraagt: “Wat is de grote troost voor Gods kinderen? En hij geeft als antwoord: “Dat zij het eigendom van Jezus Christus zijn.” Stelselmatig is zo bij alles wat enigszins geloofstaal is, bij alles wat enigszins op een belofte duidt, bij alles wat enigszins Evangelie is, de onpersoonlijke vorm gebruikt. En hiermee wordt de Heidelbergse Catechismus niet naar onze jeugd toe gebracht, maar wordt ze helaas bij onze jeugd vandaan gehaald…
Bij vragen over de ellende staat, heel typisch, wél de persoonlijke aanspraak. Zo luidt vraag 2 uit de les over de drie stukken: “Waaruit kent gij uw ellende?” Bij les 7 over vraag en antwoord 12-15 wordt ook persoonlijk geformuleerd: “Hebben wij straf verdiend?” Gaat het over de eisen van God, dan ook, zoals een willekeurig voorbeeld duidelijk maakt: “Wat gebiedt het derde gebod?” Het antwoord luidt: “Dat wij in al onze woorden en werken God prijzen.”
Daarentegen staat, om nog twee voorbeelden te geven, bij de vraag over de naam christen:
“Waarom worden Gods kinderen zo genoemd?” Terwijl de Catechismus aan de twaalfjarige vraagt: waarom word jij een christen genoemd? En bij vraag 70 over de inhoud van de doop lezen we: “Op welke weldaden wijst de doop Gods volk?” “De rechtvaardigmaking en de heiligmaking.”
In het verlengde hiervan wist de opsteller van dit handzame leerboekje over de inhoud en de rijkdom van de kinderdoop erg weinig te schrijven. Op de vraag: Wat hebben gedoopte kinderen?”, luidt het antwoord: “Een grote verantwoordelijkheid.” Wie zal het ontkennen? Maar is er niets meer te schrijven, vanuit de Heidelbergse Catechismus die toch de basis van dit boekje is! Ds. L.G.C.Ledeboer schrijft in zijn “Een klein vragenboekje voor kinderen”: “Moeten wij Hem ook om die Geest bidden? Ja gewisselijk. Matth. 7 : 7.” “Hebben wij grond daartoe? Ja, in onze doop.”
Al met al raad ik ouders, leerkrachten en catechiseermeesters aan: laat uw kinderen / leerlingen / catechisanten liever de Heidelbergse Catechismus zelf leren, eventueel vergemakkelijkt in de uitgave van de Gereformeerde Bijbelstichting.
Lijkt me best nuttig om deze recensie hier te bespreken.
De Heidelbergse Catechismus is het na ruim driehonderd jaren nog steeds waard om door jongens en meisjes op (basis)scholen en in catechisatielessen uit het hoofd te worden geleerd én te worden onthouden. Helaas is de taal verouderd. Wat dat betreft heeft de onder ons zeer gerespecteerde Gereformeerde Bijbelstichting een verantwoordelijke taak om voor de komende generaties onze terecht hooggeloofde belijdenisgeschriften in eigentijds Nederlands toegankelijk te maken.
Op een heel andere manier doet C. de Bode dat ook. Hij stelt over de vragen en antwoorden van onze Catechismus 8 eenvoudige vragen per les en geeft even eenvoudige antwoorden; zo brengt hij de stof van de Catechismus dicht bij het kind van de basisschool. Het boekje is keurig uitgegeven met maar een paar kleine foutjes.
Toch kleven er naar mijn mening twee bezwaren aan deze uitgave.
De eerste is dat het leren van de 8 vragen en antwoorden van de 80 lessen (= 640 vragen en antwoorden…) in de plaats van het leren van de Catechismus zelf dreigt te komen. En dat is dan toch net niet wat ik graag zou zien!
Het tweede bezwaar is van fundamentele aard. Het persoonlijke element is stelselmatig uit de Catechismus verwijderd. De Heidelbergse Catechismus is opgesteld voor de jeugd om ze de waarheid van Gods Woord te leren. Jongeren van rond de twaalf jaar krijgen de vraag voor zich: wat is jouw enige troost in leven en sterven? En ze moeten dan als antwoord zeggen: mijn enige troost is dat ik… Wat doet nu C. de Bode? Hij vraagt: “Wat is de grote troost voor Gods kinderen? En hij geeft als antwoord: “Dat zij het eigendom van Jezus Christus zijn.” Stelselmatig is zo bij alles wat enigszins geloofstaal is, bij alles wat enigszins op een belofte duidt, bij alles wat enigszins Evangelie is, de onpersoonlijke vorm gebruikt. En hiermee wordt de Heidelbergse Catechismus niet naar onze jeugd toe gebracht, maar wordt ze helaas bij onze jeugd vandaan gehaald…
Bij vragen over de ellende staat, heel typisch, wél de persoonlijke aanspraak. Zo luidt vraag 2 uit de les over de drie stukken: “Waaruit kent gij uw ellende?” Bij les 7 over vraag en antwoord 12-15 wordt ook persoonlijk geformuleerd: “Hebben wij straf verdiend?” Gaat het over de eisen van God, dan ook, zoals een willekeurig voorbeeld duidelijk maakt: “Wat gebiedt het derde gebod?” Het antwoord luidt: “Dat wij in al onze woorden en werken God prijzen.”
Daarentegen staat, om nog twee voorbeelden te geven, bij de vraag over de naam christen:
“Waarom worden Gods kinderen zo genoemd?” Terwijl de Catechismus aan de twaalfjarige vraagt: waarom word jij een christen genoemd? En bij vraag 70 over de inhoud van de doop lezen we: “Op welke weldaden wijst de doop Gods volk?” “De rechtvaardigmaking en de heiligmaking.”
In het verlengde hiervan wist de opsteller van dit handzame leerboekje over de inhoud en de rijkdom van de kinderdoop erg weinig te schrijven. Op de vraag: Wat hebben gedoopte kinderen?”, luidt het antwoord: “Een grote verantwoordelijkheid.” Wie zal het ontkennen? Maar is er niets meer te schrijven, vanuit de Heidelbergse Catechismus die toch de basis van dit boekje is! Ds. L.G.C.Ledeboer schrijft in zijn “Een klein vragenboekje voor kinderen”: “Moeten wij Hem ook om die Geest bidden? Ja gewisselijk. Matth. 7 : 7.” “Hebben wij grond daartoe? Ja, in onze doop.”
Al met al raad ik ouders, leerkrachten en catechiseermeesters aan: laat uw kinderen / leerlingen / catechisanten liever de Heidelbergse Catechismus zelf leren, eventueel vergemakkelijkt in de uitgave van de Gereformeerde Bijbelstichting.
Lijkt me best nuttig om deze recensie hier te bespreken.