Het onzichtbare zichtbaar maken?
Geplaatst: 14 mei 2007, 13:14
Er wordt wel gesproken van de kerk en de Kerk. Wie geen vreemde is in Jeruzalem, weet wel wat daar mee bedoeld wordt. Het gaat om enerzijds de zichtbare kerk, de kerk dus die zich in een institutie, een kerk - of gemeenteverband en in haar leden manifesteert. Dit noemen we de kerk. Anderzijds is er de onzichtbare kerk, de Kerk met hoofdletter, die in eigenlijke zin "kerk" is. Hiermee wordt immers de gemeenschap van ware christgelovigen bedoeld. De gemeenschap van mensen, die wellicht uitwendig, in tijd en plaats, van elkaar gescheiden zijn, soms zelfs door een scheiding of afsplitsing van kerken die eens bij elkaar hoorden, maar die toch inwendig, dus wat hun hart aangaat, bijeen horen.
De vraag is nu of het mogelijk is om die onzichtbare Kerk van die zichtbare kerk te scheiden. En dan bedoel ik niet in theoretische zin, zoals ik hierboevbn reeds heb gedaan; dat is namelijk zoals te zien is heel goed mogelijk. Theoretisch is dit onderscheid heel plausibel. Er zullen in allerlei kerken en instituties toch wel mensen bijlopen, voor wie het geloof niets anders is dan een gewoonte of een sociale plicht. Deze onverschilligheid moet onderscheiden worden van de ernst, waarmee anderen hun geloof belijden en beleven.
En als deze categorieën in realiteit ook zo'n contrast zouden vormen, zou het onderscheid praktisch ook heel makkelijk te maken zijn. Iedereen die zich onverschillig in de kerk gedraagt en die slapend de kerkgang volbrengt behoort dan tot de zichtbare kerk en iedereen die met ernst meebidt en meezingt en trouw is in de kerk behoort dan toch de echte, ware Kerk.
Maar zo eenvoudig is het niet. Dergelijke contrasten komen voor, maar ze zijn betrekkelijk zeldzaam. We hebben eerder te maken met een grote tussengroep, die regelmatig in de kerk komt, maar waarvan we op het eerste gezicht niet weten of kunnen weten of zij nu wel of niet tot de onzichtbare Kerk behoren. Niet voor niets heet de ware kerk de HEEREN een onzichtbare kerk!
Mijn stelling in dit topic is, dat elke poging om toch helder te krijgen wie er nu wel of wie er nu niet tot de onzichtbare kerk behoort, een vergeefse is. Nogmaals: bij onzichtbaarheid zul je je moeten neerleggen. Wie op de een of andere manier toch zicht meent te krijgen op die onzichtbare Kerk, heft die onzichtbaarheid ook terstond op. En het is dan nog maar de vraag of hij wel zicht heeft op de onzichtbare kerk. De kans is groot, dat hij zich vergist. Het zien van een onzichtbare kerk is immers een contradictio in terminis?
Er blijft mijns inziens niet veel anders over, dan de uitspraken over wie er wel en wie er niet tot de onzichtbare kerk behoren op te schorten. Buiten wat wel genoemd wordt de openbare zonden (waarbij vooral het niet-behoren-tot-de-onzichtbare-kerk zichtbaar wordt), lijkt het mij geboden om geen concrete uitspraak te doen over de omvang en de samenstelling van de onzichtbare Kerk.
Ik wil dus het dogma vasthouden (in theoretisch zin is er en onderscheid tussen kerk en Kerk), maar ik wijs concrete aanwijzingen omtrent het aantal personen af, om maar niet te spreken over bevestigingen of ontkenningen dienaangaande met betrekking tot individuele personen. Nogmaals, ik heb het hier over de grote groep gemeenteleden, die zich niet aan ergelijke openbare zonden vergrijpt.
De Kerk is en blijft op aarde onzichtbaar.
Ik hoop, dat ik tot nu toe redelijk te volgen ben.
Nu de moeilijke vragen: Hoe verhouden zich de kenmerken en standen van het genadeleven en de ervaringen, die behoren bij wat de 'heilsorde' genoemd wordt zich nu met deze principiele onzichtbaarheid van de Kerk?
1. Mag ik mijzelf op enig moment op grond van eigen ervaringen (bevindingen) wel tot die Kerk rekenen? Mogen anderen iemand wel betitelen als een 'waar kind des HEEREN' of als een 'echt kind van God'? Mogen andersom anderen ook het oordeel wel vellen, dat iemand (zonder openlijke zonden) zeker niet tot de Kerk behoort door te zeggen, dat er nog van alles gemist wordt enz. ?
2. Hoe ver mag ik gaan in de beschrijving van alles wat men zou moeten bevinden, wanneer ik weet, dat de ware Kerk des HEEREN hier op aarde nooit zichtbaar zal kunnen zijn? Verval ik al niet gauw in de fout, dat mijn beschrijvingen toch een sort checklist worden, waarmee ik de Kerk effectief wil onderscheiden van de kerk?
3. Waarom is het zo moeilijk om zich neer te leggen bij datgene, wat God voor ons verborgen houdt en waarom worden er toch steeds weer vergeefse pogingen gedaan om tipjes van de sluier op te lichten en er toch met een zo groot mogelijke waarschijnlijkheid getracht wordt inzicht te verkrijgen in de uiterlijke zichtbare kenmerken van de onzichtbare Kerk?
4. Wie heeft er eigenlijk belang bij het zichtbaar maken van wat onzichtbaar is?
gravo
De vraag is nu of het mogelijk is om die onzichtbare Kerk van die zichtbare kerk te scheiden. En dan bedoel ik niet in theoretische zin, zoals ik hierboevbn reeds heb gedaan; dat is namelijk zoals te zien is heel goed mogelijk. Theoretisch is dit onderscheid heel plausibel. Er zullen in allerlei kerken en instituties toch wel mensen bijlopen, voor wie het geloof niets anders is dan een gewoonte of een sociale plicht. Deze onverschilligheid moet onderscheiden worden van de ernst, waarmee anderen hun geloof belijden en beleven.
En als deze categorieën in realiteit ook zo'n contrast zouden vormen, zou het onderscheid praktisch ook heel makkelijk te maken zijn. Iedereen die zich onverschillig in de kerk gedraagt en die slapend de kerkgang volbrengt behoort dan tot de zichtbare kerk en iedereen die met ernst meebidt en meezingt en trouw is in de kerk behoort dan toch de echte, ware Kerk.
Maar zo eenvoudig is het niet. Dergelijke contrasten komen voor, maar ze zijn betrekkelijk zeldzaam. We hebben eerder te maken met een grote tussengroep, die regelmatig in de kerk komt, maar waarvan we op het eerste gezicht niet weten of kunnen weten of zij nu wel of niet tot de onzichtbare Kerk behoren. Niet voor niets heet de ware kerk de HEEREN een onzichtbare kerk!
Mijn stelling in dit topic is, dat elke poging om toch helder te krijgen wie er nu wel of wie er nu niet tot de onzichtbare kerk behoort, een vergeefse is. Nogmaals: bij onzichtbaarheid zul je je moeten neerleggen. Wie op de een of andere manier toch zicht meent te krijgen op die onzichtbare Kerk, heft die onzichtbaarheid ook terstond op. En het is dan nog maar de vraag of hij wel zicht heeft op de onzichtbare kerk. De kans is groot, dat hij zich vergist. Het zien van een onzichtbare kerk is immers een contradictio in terminis?
Er blijft mijns inziens niet veel anders over, dan de uitspraken over wie er wel en wie er niet tot de onzichtbare kerk behoren op te schorten. Buiten wat wel genoemd wordt de openbare zonden (waarbij vooral het niet-behoren-tot-de-onzichtbare-kerk zichtbaar wordt), lijkt het mij geboden om geen concrete uitspraak te doen over de omvang en de samenstelling van de onzichtbare Kerk.
Ik wil dus het dogma vasthouden (in theoretisch zin is er en onderscheid tussen kerk en Kerk), maar ik wijs concrete aanwijzingen omtrent het aantal personen af, om maar niet te spreken over bevestigingen of ontkenningen dienaangaande met betrekking tot individuele personen. Nogmaals, ik heb het hier over de grote groep gemeenteleden, die zich niet aan ergelijke openbare zonden vergrijpt.
De Kerk is en blijft op aarde onzichtbaar.
Ik hoop, dat ik tot nu toe redelijk te volgen ben.
Nu de moeilijke vragen: Hoe verhouden zich de kenmerken en standen van het genadeleven en de ervaringen, die behoren bij wat de 'heilsorde' genoemd wordt zich nu met deze principiele onzichtbaarheid van de Kerk?
1. Mag ik mijzelf op enig moment op grond van eigen ervaringen (bevindingen) wel tot die Kerk rekenen? Mogen anderen iemand wel betitelen als een 'waar kind des HEEREN' of als een 'echt kind van God'? Mogen andersom anderen ook het oordeel wel vellen, dat iemand (zonder openlijke zonden) zeker niet tot de Kerk behoort door te zeggen, dat er nog van alles gemist wordt enz. ?
2. Hoe ver mag ik gaan in de beschrijving van alles wat men zou moeten bevinden, wanneer ik weet, dat de ware Kerk des HEEREN hier op aarde nooit zichtbaar zal kunnen zijn? Verval ik al niet gauw in de fout, dat mijn beschrijvingen toch een sort checklist worden, waarmee ik de Kerk effectief wil onderscheiden van de kerk?
3. Waarom is het zo moeilijk om zich neer te leggen bij datgene, wat God voor ons verborgen houdt en waarom worden er toch steeds weer vergeefse pogingen gedaan om tipjes van de sluier op te lichten en er toch met een zo groot mogelijke waarschijnlijkheid getracht wordt inzicht te verkrijgen in de uiterlijke zichtbare kenmerken van de onzichtbare Kerk?
4. Wie heeft er eigenlijk belang bij het zichtbaar maken van wat onzichtbaar is?
gravo