Robert schreef:Zonderling, heb je de resultaten van je studie opgeschreven? (digitaal) zou je me die toe kunnen sturen? Ik ben erg geinteresseerd!
Robert, ik heb helaas nauwelijks tijd gehad (en eigenlijk nog niet).
Ik heb zelf geen studie op schrift, helaas.
Aanbevolen literatuur:
1. The Greek New Testament According to the Majority Text (editie Hodges/Farstad) met de uitgebreide introductie en de gedegen studie over de tekstuele overlevering van Johannes 7:53-8:11 en de Openbaring van Johannes.
2. Een boekje van dr. J. van Bruggen: "De tekst van het Nieuwe Testament" (rede in 1975), uitgave 1976. (Helaas is dr. Van Bruggen later een ander spoor ingeslagen.)
(In dit boekje is ook het antwoord te vinden op één van de vragen van Filologus mbt de betrouwbaarheid van oude handschriften t.o.v. de nieuwere.)
Daarnaast zijn er verschillende praktijkcasussen. Bijvoorbeeld is enkele jaren geleden een papyrus-snippertje gevonden waarin als getal van het beest (Openb. 13) staat 616 in plaats van 666. Nu was de lezing 616 allang bekend. Irenaeus (die de apostel Johannes nog gekend heeft) maakt ca 150 reeds melding dat sommige handschriften 616 hebben, maar dat de betere handschriften hier 666 hebben hetgeen Irenaeus dan ook voor de juiste lezing hield. Het pas gevonden papyrus-snippertje krijgt in de ogen van vele 'geleerden' echter zoveel waarde, dat plotseling de lezing 616 door velen veel waarschijnlijker wordt geacht. Dat is echter nonsens want van zo'n tekst zijn meen ik minder dan vijf tekstgetuigen van vóór het jaar 400 bewaard gebleven. Daarentegen kende Irenaeus en andere kerkvaders al eeuwen vóór die tijd tekstgetuigen met het getal 666. De wetenschappelijke wereld is daarom hier onwetenschappelijk bezig door zóveel gewicht te hechten aan oud papyrus-snippertje zonder nieuwe informatie, terwijl vaststaat (op grond van Irenaeus) dat andere papyri reeds in het jaar 150 het getal 666 hadden. Dat gebeurt niet alleen in dit geval, maar ook in heel veel andere gevallen.
Andere casussen zijn er genoeg te vinden. Sommige teksten die niet voorkwamen in de Vaticanus en Sinaïticus werden decennia lang afgedaan als latere toevoegingen. Totdat na de vondst van papyri bleek dat deze teksten daar wél in stonden. De wetenschap stelde dit vervolgens bij, maar ze stelde niet hun methode bij. De juiste methode gaat niet per definitie uit van de oudste handschriften, maar wel van een stukje uniformiteit in de overlevering alsmede betrouwbaarheid.
Wat betreft betrouwbaarheid nog dit: De codex Sinaïticus en codex Vaticanus worden sinds de 19e eeuw beschouw als zo ongeveer de beste bronnen. Is dat vanwege betrouwbaarheid? Nee, volstrekt niet, want in deze handschriften 'stikt' het van de schrijffouten. Dan gaat het niet om tientallen fouten, maar duizenden fouten in elk van deze handschriften. Waarom dan die voorkeur voor deze handschriften? Omdat andere (bijna complete) handschriften van die ouderdom ontbreken. De wetenschap kiest dus voor ouderdom, niet voor betrouwbaarheid (al zegt men van niet).
Verder is het van belang dat de handschriften waarop de moderne tekstkritische aanpak berust bijna allemaal van Egyptische oorsprong zijn. Het hoeft daarom helemaal niet representatief te zijn voor de tekstoverlevering ten noorden van de Middellandse Zee.
Ook moeten we niet denken dat de kerkvaders wijzen in de richting van de Egyptische tekst. Een klein voorbeeldje hierin: Nagenoeg alle kerkvaders (reeds vóór het jaar 200) citeren uit de laatste 12 verzen van Markus 16. Ook Eusebius maakt reeds melding van het feit dat sommige handschriften deze verzen wel hebben en andere niet. Merkwaardig dat de tekstkritische wetenschap de onechtheid van deze verzen vervolgens probeert te bewijzen uit handschriften omstreeks het jaar 400!
(Overigens zeg ik hiermee niet dat met deze laatste 12 van Markus 16 niets aan de hand is. Het kunnen best verzen zijn van een andere auteur. Echter, de echtheid en ouderdom van deze verzen valt niet te betwijfelen.)
Wat betreft de posting van Filologus moet ik daar nog aan toevoegen dat ik geen beroep heb gedaan op de Westerse overlevering, maar op de Griekse handschriften vanaf het jaar 400-500. (Bijvoorbeeld het handschrift A wat betreft de Evangeliën.) De Majority Text (of Meerderheidstekst) is volledig de traditie van de Griekse tekst, niet van de Latijnse. Ik heb het dus ook niet over de Middeleeuwen zoals Filologus veronderstelt.
Ook moet ik nog opmerken dat men in de 4e en 5e eeuw veel moet hebben gedaan aan de consolidatie van de tekst. Daarbij werden ook oude handschriften geraadpleegd blijkens 'kanttekeningen' in sommige handschriften die verwijzen naar een oud Jeruzalems handschrift, enz. Wij kunnen nu misschien wel meer overzicht hebben, maar dan alleen het overzicht over wat er nu nog is, terwijl onnoemelijk veel bronnen die men in de 4e/5e eeuw nog wel had, voor ons verloren zijn gegaan (behalve dan juist via de tekstoverlevering).
Verder is de Majority Text ook niet helemaal hetzelfde als de Textus Receptus (wat sommigen denken), aangezien de Textus Receptus de 16e eeuwse gedrukte tekst is, gebaseerd op een gering aantal Griekse handschriften. Niettemin staat de Textus Receptus véél dichterbij de Majority Text dan de Egyptische tekst die tegenwoordig voor de beste tekst doorgaat.
Ik laat het hier maar even bij.