Aanbod van genade en evangelisatie in GG

Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Voorbijganger

"En al die verbonden bevatten even zovele beloften. Dat wil echt niet zegggen dat er sprake is van een groot aantal verbonden."

Klopt; maar er is hier door mij ook niet gezegd dat er meerdere verbonden zijn; er is 1 genadeverbond; dat heeft verschillende zijden. Je kunt daarbij de bediening van het verbond door middel van het Evangelie onderscheidden van het wezen van het verbond.

Maar het blijft 1 en hetzelfde verbond. Ook de onderscheiding tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften is zoals je terecht zegt "nadruk op een zeker aspect van hetzelfde verbond, nl. het genadeverbond.", maar dat wil m.i. niet zeggen dat je daarom de beloften niet als zodanig mag onderscheiden.

Overigens zie je aangehaalde termen recht van toegang/bezit wel rechtstreeks en heel toepasselijk terugkomen in het citaat van de bekende preek van Ebenezer Erskine over "Ik ben de Heere, uw God"; een verbodsbelofte als tekst. Die belofte word allen aangeboden, bijbels; maar wel met onderscheid in recht van toegang ("De belofte kan ook aangemerkt worden, als gelegen in het Woord, en als verkondigd en bekend gemaakt aan de zigtbare kerk. u welker is de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst Gods, en de beloftenissen," Rom. 9: 4. Beschouwen wij dezelve in deze gelegenheid, zoo is zij een grond des geloofs voor een iegelijk die dezelve hoort;") en recht van bezit ("Deze belofte kan ook aangemerkt worden in de hand des geloofs, of gelijk die door het geloof toegepast en bezeten wordt; en in deze gelegenheid is het alleen eenen geloovige eigen om den Heere te hebben als zijn God, omdat hij alleen záligmakend aandeel en intrest in Hem heeft, en omdat hij het alleen is welks “ziel tot den Heer gezegd heeft: Gij zijt mijn Heer ," Ps. 16: 2.)

Zonder dat de termen hier letterlijk genoemd worden, zie de begrippen als zodanig hier dus wel in de prediking verwerkt; mooi, Bijbels.

Beste Donselaar,

"Staan we wat betreft de verbondsvisie meer in de lijn van Calvijn of bv. die van Thomas Boston?"

Ik denk dat Thomas wat betreft de GG zelf al een goed antwoord gaf; overigens vraag ik me wel af of beide visies nu werkelijk zo ver uit elkaar staan.

Vr. groet
thomas

Bericht door thomas »

"Staan we wat betreft de verbondsvisie meer in de lijn van Calvijn of bv. die van Thomas Boston?"

Ik denk dat Thomas wat betreft de GG zelf al een goed antwoord gaf; overigens vraag ik me wel af of beide visies nu werkelijk zo ver uit elkaar staan.
Daar zit toch wel een principeverschil. Als ik door mag geven wat ik vond in de Christelijke Encyclopedie:
God heeft het v. der genade direct na de zondeval met Adam opgericht, en Hij heeft het met Abraham en zijn zaad op ceremoniële wijze gesloten, toen Hij de heilsbelofte de vorm gaf van een v. (Gen. 17 : 7). Het is dus niet van eeuwigheid maar in de tijd opgericht, niet met Christus maar met de gelovigen en hun kinderen. Het is te onderscheiden van het v. der verlossing, dat er de grondslag van is. Er is geen essentieel verschil tussen het v. onder de nieuwe bedeling en het v. met Abraham. Er is reden om te spreken van tweeërlei kinderen van het v. (Calvijn op Gen. 17 : 7). Als de Here als de God van het v. in Christus tot de zondaar komt, is dat een soevereine daad van Hem en schept Hij daardoor bepaalde verhoudingen. De verbondsbelofte is in deze zin onvoorwaardelijk, dat ook geloof en bekering geen voorwaarden zijn om haar te ontvangen. Toch zijn er wel voorwaarden of verplichtingen in het v. Met de belofte gaat de eis van het v. immers gepaard: wij worden vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid (Doopsf.). De noodzakelijkheid van het geloof vloeit uit de belofte zelf voort. Het genadeverbond bedoelt ons te brengen tot de gemeenschap met God door het geloof. Het v., dat van God alleen uitgaat, is bestemd om in de kracht Gods door de mens bewust en vrijwillig aanvaard en bewaard te worden (Bavinck). Dat zou een onmogelijkheid zijn, als God niet zelf gaf wat Hij vraagt. Het is door de krachtdadige werking van de Heilige Geest, die de bondelingen toegezegd is -Hij wil hun toeëigenen wat zij in Christus, de Middelaar en Borg van het v., hebben -dat zij tot inwilliging van het v. komen. Zo wordt het v. door de vervulling van de beloften in het leven van de uitverkorenen volkomen gerealiseerd. Er zijn echter ook bondelingen, die zich door hun ongeloof en ongehoorzaamheid schuldig maken aan verbreking van het v. (Gen. 17 : 14; Hebr. 10 : 29), en die daarom door de wraak van het v. getroffen zullen worden.
Het is duidelijk, dat hiermee de afwijzing samenhangt van de gedachte, dat waar de verbondsbelofte gegeven is, de vervulling daarvan verondersteld mag worden. Het gevaar van valse gerustheid is dan niet denkbeeldig. In het kader van het v. is zelfbeproeving niet overbodig, maar juist nodig, Met klem wordt bij deze opvatting naar voren gebracht, dat de beloften Gods voor alle kinderen van het v. een pleitgrond mogen zijn en dat zij in al hun rijkdom aan de gehele gemeente gepredikt moeten worden met bevel van bekering en geloof, en dat er geen rechte beleving van het v. is zonder het werk van de Heilige Geest, die ons het in Christus geschonken heil door het geloof deelachtig maakt.


Het zal helder zijn dat het hier om de 3-verbondenleer gaat.

Thomas.
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Voorbijganger,

"Kun je voorstellen dat hierin een tegenstelling gelezen wordt?"

Nee; geen tegenstelling; maar een onderscheiding; dat is heel wat anders.

"Natuurlijk erken je dat er 1 verbond is, maar dat verbond staat dan duidelijk boven het evangelie. Als je dat bericht goed leest stelde je feitelijk dat het evangelie geen vastheid geeft, omdat dat is voorbehouden aan het wezen van het verbond. En dat gaat er bij niet in. Het evangelie en haar belofte zijn even vast als het genadeverbond zelf. Want het evangelie rust in het verbond en is als zodanig een manifestatie van datzelfde verbond"

Volgens mij hebben we een interpretatieverschil; ik zeg nergens dat het verbond BOVEN het Evangelie staat; integendeel. Wat ik gezegd heb is dat het Evangelie onderscheiden is van het verbond zelf; en dat het Evangelie het verbond bekendmaakt. En daar wil ik ook zeker aan vasthouden, met een beroep op Boston en zijn zeer duidelijke en heldere werk over het genadeverbond.

". Als je dat bericht goed leest stelde je feitelijk dat het evangelie geen vastheid geeft, omdat dat is voorbehouden aan het wezen van het verbond. En dat gaat er bij niet in."

Niet mee eens; ik wil niets, totaal niets af doen aan de welmenendheid en ernst in de Evangelienodiging die tot allen komt; als het daarom gaat is er in het Evangelie van Gods zijde zeer zeker vastheid.
Maar tegelijk moeten we vaststellen dat ALLEEN die roeping op zich niet genoeg is tot zaligheid. Het is immers een even Bijbelse wetenschap dat die welmenende nodiging door velen verworpen word in ongeloof. En dat is niet de schuld van God in Christus, of van het Evangelie; maar dat is louter en alleen de schuld van de mens, het ongeloof.

Maar dan komt er gelijk wel een vraag;
Hoe komt het dan dat die roeping die tot zovele dode zondaren ernstig en welmenend komt; alleen door sommigen word verstaan en gevolgd ?

Kijk, daar komt de grond en de oorzaak in zicht; want hoewel Hij allen welmenend roept, zijn het alleen Zijn uitverkorenen die Hij in de tijd naar Zijn welbehagen levend maakt en tot geloof in Christus brengt. En de grond daarvan ? Christus alleen; Hij is immers het Hoofd en de Middelaar van het verbond.
Juist daarin ligt de kracht van het onvoorwaardelijke en vaste wezen van het verbond. Dat KAN niet worden verworpen door de mens, omdat Christus Zelf aan de voorwaarden van het verbond voldaan heeft; en daarom zijn er voor Hem en in Hem Zijn uitverkorenen alleen maar beloften, en die ZULLEN vast en zeker vervuld worden in Hem; omdat Hij aan alle voorwaarden voldaan heeft.

En daarom mag en moet het Evangelie worden ONDERscheiden van het verbond zelf; het verbond betekent vastheid, zekerheid; omdat een testament vast is in de dood van de testamentmaker; daarom is ook het verbond der genade eeuwig vast in de dood van de Testamentmaker van het nieuwe testament; Jezus Christus.

Nogmaals; zonder betweterig over te willen komen zou ik je graag het boek van Boston over het genadeverbond aan willen raden. Het is in hedendaags Nederlands verkrijgbaar in een vrij recente druk. En juist door dat te lezen zie je de samenhang en de onderscheiding van wezen en bediening van het verbond der genade. Aanbevolen en een vr.groet.
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste Christina,

Eerst over Ezechiël 36. Mogen we een parallel maken met Ezechiël 11:17 waar staat 'Daarom zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen uit de volken, en Ik zal u verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en
Ik zal u het land Israels geven.'
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Richting andere forummers,

Ik wil niet reageren op de discussie die nu gevoerd wordt over het verbond. Hoewel ik mijn standpunt wel heb uiteengezet, ben ik er zelf nog niet geheel uit. Hoewel ik me zeker verwant voel aan de Erskine's voel ik ook veel voor de verbondsvisie van bv. Calvijn maar ook Casper Olevianus. Zolang ik voor mezelf hier geen duidelijk standpunt heb wil ik mezelf ook niet nadrukkelijk in de discussie mengen. Dat neemt niet weg dat ik de discussie met bovengemiddelde interesse volg en best eens zal reageren.
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Voorbijganger,

"Op dat moment kan zichtbaar worden dat om een zekere term mensen het plotseling ontzettend oneens met elkaar blijken te zijn en anderen waarvan men dacht dat het tegenstanders waren blijken dan ineens goed gezelschap"

Tja, wat wil je hier nou mee zeggen in het verband van deze forumdiscussie ? Ik zie je persoonlijk in ieder geval echt niet als "tegenstander"; maar daarmee mag je toch wel inhoudelijk over deze zaken van gedachten wisselen ?

"De beantwoording van de oorspronkelijk gestelde vraag bij de start van deze topic kan dus niet beantwoord worden met een aantal leerstellingen en publicaties."

Daar ging het m.i. ook niet om; de vraag was hoe in de GG tegen de beloftenprediking aangekeken word; en of dat standpunt te combineren is met evangelisatie.

Wat ik geprobeerd heb aan te geven is wat er in de GG aangaande de beloften, het verbond en de Evangelieprediking word geleerd; en daarbij kom je onherroepelijk terecht bij de Erskines en Boston. Het antwoord op de topicvraag is dus volop JA.

"Vervolgens, zonder betweterig te willen zijn, maar waar blijft in het laatste citaat de schuldvraag. Als een mens het verbond niet kan verwerpen dan blijft er geen schuld over, want: "jammer hij kon er niets aan doen want hij was niet uitverkoren". Dat een mens het verbond niet krachteloos kan maken weet ik, maar verwerpen?????? Er staat zo: gij hebt niet gewild!!!"

Tja; volgens mij is dit punt juist heel duidelijk aan de orde geweest; vooropgesteld is de uitverkiezing geen punt waarop de Evangelieprediking is gegrond; deze is gegrond op de algenoegzaamheid van het offer van Christus, vandaar dat ik eerder aanhaalde "ik wil niets, totaal niets af doen aan de welmenendheid en ernst in de Evangelienodiging die tot allen komt; als het daarom gaat is er in het Evangelie van Gods zijde zeer zeker vastheid.
Maar tegelijk moeten we vaststellen dat ALLEEN die roeping op zich niet genoeg is tot zaligheid. Het is immers een even Bijbelse wetenschap dat die welmenende nodiging door velen verworpen word in ongeloof. En dat is niet de schuld van God in Christus, of van het Evangelie; maar dat is louter en alleen de schuld van de mens, het ongeloof"

Kijk, hier past geen redeneren vanuit de verkiezing; een mens gaat verloren om eigen ongeloof. Dit citaat is daar duidelijk in. (al is het een eigen citaat..)

Daarmee blijft het wezen van het verbond een vaste grond voor de zaligheid van de aan Christus'gegevenen.

Het (Evangelie)aanbod van het verbond waarin het verbond word bekendgemaakt en aangeboden in zijn bediening kan dus wel verworpen worden; maar het wezen van verbond zelf nooit; waarom niet ?

"Als Zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben; zo ZAL Hij zaad zien. Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des Heeren ZAL door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan".

Zie je ? Daarom niet ! ZAL; vast en onwrikbaar. Omdat door Zijn dood het Testament voor de Zijnen eeuwig vast is.

Vr. groet en goed weekend.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12065
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Ik heb wat betreft de verbondsdiscussie een vraag, namelijk: Wanneer maak je deel uit van het verbond?

Citaat Ndonselaar: "Het eerste verbond is het werkverbond en vervolgens gaan ze het verbond der genade uitsplitsen om enerzijds een onvoorwaardelijk aanbod te kunnen prediken (evangeliebelofte?) en anderzijds een voorwaardelijk aanbod (verbondsbelofte?). Dat dit zoals voorbijganger citeerde een verkrampte prediking tot gevolg heeft, moge duidelijk zijn."

Ik heb teruggelezen, maar niet gezien waar Voorbijganger dit naar voren bracht. Kan jij deze these met uitleg vergezeld doen gaan?


[Veranderd op 23/3/02 door Herman]
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste Herman,

Zoals je wellicht weet werd Richard Baxter verdacht van enig neonomianisme.

Nu laat ik hieronder een citaat volgen van Dr. C. Graafland uit zijn studie 'Van Calvijn tot Comrie'. Hiermee pretendeer ik zeker niet de verbondsvisie van bv. de Ger. Gem. te hebben verwoordt, echter er zitten zeker overeenkomsten.

Mijn moeite Herman, met enerzijds een verbondsbelofte en anderzijds een evangeliebelofte is dat dan de prediking wel verkrampt moet zijn. Enerzijds onvoorwaardelijk en anderzijds voorwaardelijk. Maar goed, lees het citaat en ik hoor graag je reactie.

De twee ‘edities’ van het genadeverbond
Vandaar dat Baxter nu verder gaat met te spreken over de wet of het verbond der genade. Binnen dit genadeverbond onderscheidt hij twee 'edities'. In zijn eerste editie sloot God zijn verbond met Adam en vernieuwde het met Noach. Beide dragen een universeel karakter, omdat Adam het hoofd van de mensheid is en Noach kan worden gezien als 'een tweede hoofd en vader van het geheel der mensheid'. De belofte van dit verbond bevat de vergeving van zonden voor allen, waarbij echter berouwen bekering tot God een vereiste is, waartoe de door God gegeven middelen moeten worden benut. Dit verbond kent in zijn vormgeving en openbaring een voortgaande ontwikkeling, omdat door de loop der (heils)geschiedenis heen telkens kleine toevoegingen worden aangebracht. Ook het verbond met Abraham behoort nog tot de eerste editie van het genadeverbond. Wel krijgt het dan een meer bijzonder karakter. Het universele verbond wordt dan een 'bijzonder verbond' ('covenant ofpeculiarity'), omdat zijn zaad het heilige en uit alle volken verkoren volk zou zijn, waaruit de Messias zou voortkomen, en waarvan de besnijdenis het zegel zou zijn.ss Dit bijzonder karakter van het genadeverbond in eerste editie krijgt dan in de wetgeving van Mozes zijn volle realisering. Mozes' wetten behoren dus volgens Baxter tot het genadeverbond, zij het dan als een 'aanhangsel' ('appendix'). Deze verbijzondering betekent echter niet, dat het universele karakter van het genadeverbond daardoor is opgeheven. Integendeel. In de weg van verbijzondering wordt de hele voorafgaande verbondserfenis overgedragen. Dat geldt zelfs voor een deel nog de wet (het verbond) der natuur, omdat deze als eis en als dreiging ook in de wet van Mozes meekomt. Nog duidelijker geldt dit het universele verbond der genade, dat God met Adam en Noach heeft gesloten. Ook Israël is dus met zijn bijzonder verbond in dit universele verbond opgenomen. Het bijzondere verbond met Israël is in feite niet anders dan een toespitsing van het verbond, dat in Adam en Noach met heel de mensheid gesloten is. Vandaar, dat de speciale belofte aan Abraham en zijn zaad bestemd was voor het hele volk.
Opmerkelijk is, dat Baxter ook nog tot de bijzonderheden van het verbond met Abraham en Israël (Mozes) het politieke karakter ervan rekent. Vooral dit laatste doet het uitwendige van dit verbond uitkomen, wat tot gevolg heeft, dat het genadekarakter daardoor wordt verduisterd, althans in vergelijking met het evangelie. Dat werd nog versterkt door de onjuiste, veruitwendigde interpretatie, die de Joden eraan gaven. Vandaar dat Paulus ertoe is gekomen om dit verbond te kwalificeren als de wet der werken.

De tweede editie
De tweede editie van het genadeverbond is ingegaan bij de komst van Christus in de wereld. Ook hier is sprake van een 'bijzonder verbond' evenals bij Israël, maar het verschil tussen beide is wel heel groot, omdat het tweede verre uitsteekt boven het eerste. Er is in deze nieuwe verbondseditie veel meer voor ons gedaan en daarom moet er ook veel meer door ons worden geloofd. Dat meerdere heeft betrekking op Jezus als de. nu gekomen Messias. Echter ook nu geldt, dat in deze tweede editie het oorspronkelijke, universele verbond van
kracht blijft.

Een nieuw verbond met een nieuwe wet
Voor de verbondsbeschouwing van Baxter is van cruciale betekenis, dat in dit nieuwe verbond der genade ook een nieuwe wet geldt. Dat is mogelijk gemaakt doordat Christus aan de wet van het oude verbond heeft voldaan en nu de macht heeft gekregen over alles, en dus ook de bevoegdheid heeft om in het nieuwe verbond een nieuwe wet van kracht te doen zijn.
Uiteraard zit daar een diepere beschouwing over de wet als zodanig achter. Zagen wij bij Calvijn al, dat een van zijn axioma's is, dat de wet eeuwig en onveranderlijk is, die opvatting is in het orthodoxe calvinisme gebleven. Baxter
wijkt daarvan echter af door te stellen, dat de wet niet eeuwig en onveranderlijk, maar juist tijdelijk en veranderlijk is. Daardoor is het mogelijk, dat op grond van Christus' gerechtigheid als resultaat van zijn voldoening aan de eisen van de oude wet aan hem als Koning-Wetgever het recht is gegeven om in de nieuwe stand van zaken, die met het nieuwe verbond der genade is ontstaan, ook een nieuwe wet van toepassing te laten zijn. 'Want Christus is niet Christus, als Hij niet de Koning van de Kerk is en Hij is geen Koning als Hij niet een Wetgever is en Hij regeert niet en is geen Rechter, als hij geen Wet heeft'. Deze nieuwe wet der genade ('Law of Grace', of 'Law of Christ', of 'Law of Faith'), is ruimer en gemakkelijker dan de oude wet, doordat zij niet het totale pakket van eisen en bedreigingen bevat, dat God in de eerste wet (werkverbond) heeft gegeven. In deze nieuwe wet blijft wel de oude wet van kracht, maar dan voorzover zij zich nu niet meer bevindt in het kader van de staat der rechtheid maar van de gevallen natuur ('Law of lapsed Nature'). Daar wordt echter nu aan toegevoegd de verlossende wet der genade, die Christus, vergeving en leven geeft aan berouwvolle gelovigen. De nieuwe wet van Christus vraagt eigenlijk alleen geloof en bekering en wordt dan ook genoemd 'de wet des geloofs' ('Law of Faith'). Die gelden als voorwaarden, waaraan voldaan moet worden, wil men deel krijgen aan het nieuwe verbond.
Zo zien wij, dat de voorwaardelijkheid van het verbond bij Baxter een wezenlijk component uitmaakt van zijn verbondsbeschouwing. Daarom kon hij het principieel niet eens zijn met hen, die deze voorwaardelijkheid verzwakten of zelfs ontkenden, zoals wij dit zagen bij T. Crisp.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12065
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Dag Niek,

het stuk tekst over Baxter verduidelijkt enigszins je positie, maar doet dat ook recht aan de Nederlandse tak van 3-verbondsdenkers? Ik vermoed van niet, maar dat is verder niet zo van belang.

Waar ik nog steeds mee blijf zitten, is een klein zinnetje dat ik ergens bij McCheyne heb gelezen, namelijk -geparafraseert weergegeven,- beloften zijn slecht van toepassing voor hen die in Christus zijn. Je kan dus hoog en laag springen, desnoods vijf verbonden verzinnen, elk onderscheid wat je tussen beloften maakt is overbodig. Je stelt de beloften, Gods beloften, voor aan een gevallen mensengeslacht. Mijn nadruk ligt dus op het gegevene van boven. Gods is souverein. Moeten we dan de beloften laten afhangen van het publiek?
Om het nog eens samen te vatten: door het aannemen van een bijbelse belofte, maak je deel uit van Christus, onderscheid is niet van node.
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Voorbijganger,

Graag wil ik reageren op je reactie die duidelijk overkomt.

Vooropgesteld pretendeer ik zeker niet de mening van alle leden van de GG uit te dragen; dat zal sowieso wel nooit mogelijk zijn. Als je kijkt naar het verleden van onze GG, dan zie je dat als het gaat om de prediking van de beloften en het verbond; ds.Kersten en anderen zich stelden in de lijn van de Schotse verbondsleer; zoals die verwoord word door Thomas Boston en de Erskines.

Persoonlijk ben ik van mening dat hun visie daarop Bijbels is; dat is een mening. Uiteraard wil ik niemand veroordelen die daar anders over denkt; ik denk dat er over bijna geen ander onderwerp als het verbond zo veel geschreven en getwist is. Daar gaat het mij niet om; het gaat om wat Gods Woord ons leert. Dit weekend heb ik n.a.v. onze discussie het werk van Boston nog eens doorgelezen; telkens treft mij de wijze waarop hij zijn stellingen onderbouwt door diverse Schriftplaatsen.
Ik zal proberen misschien nog wat te citeren.

Inhoudelijk op je reactie
"Je kunt het ook zo zien: is er wel sprake van een GG-brede eenduidig aankijken tegen de belofteprediking?"

Zoals ik hiervoor aangaf; waarschijnlijk niet; ik baseer me op de synodale uitspraken van de Gen.Synode en op de door ds.Kersten (her)uitgegeven werken over het verbond van Boston en Erskines.

"Misschien ben ik te simpel hoor, maar in het verwerpen van de evangeliebelofte, kan ik niets anders zien dan het verwerpen van het genadeverbond."

Ik zal vast niet duidelijk in mijn bewoordingen geweest zijn; daarom nog een poging; je stelling van hierboven ga ik in mee; het verwerpen van het aanbod is niets anders dan het verwerpen van het verbond. Wat ik bedoelde aan te geven met de vastheid van het wezen van het verbond; is dat de verbondsbeloften vast en zeker vervuld zullen worden. Dat is 1. Aangezien Christus de voorwaarde van het verbond door Zijn dood vervulde; zullen de beloften zeker en vast vervuld worden; omdat de voorwaarde voldaan is.

Misschien moet ik toch nog verwijzen naar Boston; om uit te leggen hoe ik mijn betoog bedoelde.
Boston onderscheid sterk tussen 2 zaken aangaande het verbond.
1) het WEZEN van het verbond; dit is feitelijk de overeenkomst tussen God de Vader en Christus(die Zijn Zaad als de aan Hem gegevenen vertegenwoordigt) in de vrederaad. God de Vader eiste naar Zijn rechtvaardigheid de dood van alle zondaren; Christus beloofde aan alle voorwaarden van de gerechtigheid te voldoen om zo voor Zijn Zaad, Zijn uitverkorenen alle gerechtigheid te vervullen.
En omdat Christus de voorwaarde van het herstellen van Gods gerechtigheid voldeed, zijn de beloften in de eerste plaats aan Hem gedaan! En in Hem aan Zijn Zaad; de uitverkorenen.
In die zin zijn de verbondsbeloften dus bedoeld voor de uitverkorenen; (en dat alleen omdat ze Christus'zaad zijn); en in die zin zijn de verbondsbeloften eeuwig vast en zullen ze onwankelbaar hun vervulling krijgen.

Dan komt de vraag HOE de uitverkorenen DEEL krijgen aan de beloften en HOE zij in de tjd in dat verbond worden ingelijfd.

Kijk, en dan zegt Boston -met aanhaling van vele Schriftplaatsen- dat het God goed gedacht heeft om dat te doen door de BEDIENING van het verbond. Die bediening geschied aan alle mensen"Tot u o mannen roep Ik; en Mijn stem is tot de mensenkinderen".

De uitverkiezing als zodanig geeft immers geen recht aan de mens om Christus aan te nemen.
En daarom, als het gaat om de BEDIENING van het verbond ligt daarvan de grond niet in de uitverkiezing maar in de algenoegzaamheid van het offer van Christus. Die algenoegzaamheid van Zijn dood en offer geeft Christus'gezanten de volmacht om het verbond aan alle hoorders te bedienen en aan te bieden.

Dat aanbod van het verbond is niets anders dan de prediking van het Evangelie waarbij Christus'gezanten van Zijnentwege bidden "wend u naar Mij toe; word behouden".

En hoe is dan hierbij de relatie met de verbondsbeloften; die uiteindelijk Gods uitverkorenen gelden ?

Als het gaat om de bediening van het verbond aan alle mensen zegt Boston (die in zijn betoog over het wezen diezelfde beloften uitdrukkelijk op de uitverkorenen toepast!) dat Christus Zijn beloften als een een Testament heeft achtergelaten voor...zondaren van Adams geslacht. Omdat Christus in Zijn AMBT door God de Vader is aangesteld als de Zaligmaker der wereld; mag elke zondaar en elk Adamskind tot de (verbonds)beloften vluchten en daar -door het geloof!- deel aan krijgen.
Dat tussenzinnetje -door het geloof- is van cruciaal belang!. Enerzijds omdat wanneer je dat niet benadrukt God feitelijk alle hoorders onvoorwaardelijk de zaligheid belooft; en dat is tegen de Schrift en de praktijk van het leven. Anderszijds om een gemakkelijk rusten op de beloften buiten wedergeboorte en geloof in Christus te voorkomen. Want hierbij geld nadrukkelijk wat Herman zeer terecht aanhaalde "beloften zijn slecht van toepassing voor hen die in Christus zijn." Alleen dan heeft een mens daadwerkelijk deel aan de belofte; en door dat te benadrukken zie je de vastheid van de belofte voor hen die daar daadwerkelijk DEEL aan hebben.

Misschien wat duidelijker; nog enkele citaten van Boston;

Als het gaat om het wezen van het verbond m.b.t. de beloften zegt hij het volgende
"Sommigevan hen hebben hun directe en onmiddelijke uitwerking op Christus Zelf, het Hoofd van het Verbond, zoals de belofte van bijstand in Zijn werk en de belofte van een Naam boven alle namen......Andere beloften hebben hun directe en onmiddelijke uitwerking op Christus'geestelijk zaad, dat met Hem in het verbond begrepen is, zoals de beloften van wedergeboorte, het nieuwe hart en de afwassing van de vuilheid van de zonde".

In het hoofdstuk van de bediening, zegt hij o.a. het volgende
"het voorwerp van de bediening van het verbond is : zondaren van de mensheid onbepaald. Dat wil zeggen; Christus is , bij benoeming van de de Vader, gemachtigd om het genadeverbond te bedienen aan wie dan ook uit de gehele mensheid , de zondaren van Adams geslacht zonder uitzondering. Hij heeft de volmacht gekregen om hen in het verbond te ontvangen en alle weldaden van het verbond aan hen uit te reiken tot hun eeuwige zaligheid, volgens de vastgestelde orde van het evrbond. De verkiezing van afzondelrijke personen is een geheim, dat volgens de vastgestelde orde van het verbond niet ontdekt zal worden in de bediening ervan, tot de tijd dat de zondaar het verbond persoonlijk ontvangen heeft door er persoonlijk in te komen. Ook is de uitgestrektheid van de de bediening niet gefundeerd op de verkiezing, maar op de algenoegzaamheid van Christus'gehoorzaamheid en dood voor de zaligheid van allen".

En verder schrijft hij
"Christus'beloften zijn in Zijn Testament voor zondaren van de mensheid, zoals de belofte van Kanaan voor alle Israelieten was. Zelfs diegenen die in de woestijn vielen, waren niet uitgezonderd "Zeg tot de kinderen Israels : Ik ben de HEERE...en Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb. Hun was dus een belofte nagelaten dat zij de rust van Kanaan binnen zouden gaan. Degenen die de beloften geloofden, verkregen daarom het bezit, maar die er niet in geloofden, verloren het. Die laatsten kregen het land niet, niet omdat het hen niet nagelaten was, maar -hoewel het hen evengeod als degenen die binnen gingen nagelaten was- omdat zij de belofte niet geloofden. Daarom zegt de apostel "zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof". Dit betekent GEEN aantijging van Gods trouw. Want zelfs in beloften -net als in verbonden- moet er noodzakelijk sprake zijn van wederzijdse instemming met dezelfde zaak".

N.a.v. dit citaat zou je kunnen denken dat Boston dus zonder onderscheid aan allen de beloften vermaakt. Kijk, en dan komen we bij het door Herman geciteerde; dat alleen het in-Christus-zijn daadwerkelijk DEEL geeft aan de beloften.

En daar gaat het me om; en wat zegt Boston dan
"Vandaar is het dat in het verbond, dat op die wijze aan iedereen zonder onderscheid bediend word, bij de bediening gebruik gemaakt wordt van voorwaardelijke uitdrukkingen, hoewel er in het verbond geen sprake is van voorwaarden in eigenlijke zin, omdat die zijn vervuld door Jezus Christus in eigen Persoon. Het woord van het verbond komt met gelijke volmacht tot uitverkorenen en niet-uitverkorenen, tot degenen die zeker zullen geloven en tot degenen die volharden in hun ongeloof.
Het bedienen ervan aan beiden tegelijk in de verkondiging van het Evangelie moet noodzakelijk gebeuren door de beloften voor te stellen aan personen onbepaald, maar die moeten tenslotte uitmonden in voorwaardelijke uitdrukkingen. Zo word het voor de oren van allen verkondigd "Ik zal u Mij ondertrouwen" en "Ik zal hun tot een God zijn". De ene die dit gelooft en op zichzelf toepast, wordt met Christus verenigd en met alle zaligmakende oogmerken in het verbond gebracht. De ander die evengeod als de ene een geopenbaarde volmacht heeft om te geloven, gelooft toch niet en krijgt daarom de belofte niet. Welnu, om hetzelfde te zeggen tegen personen die zo'n verschillend gebruik maken van de woorden van het verbond, is het vanzelfsprekend dat die woorden moeten uitmondden in uitdrukkingen als "geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden"en "die gelooft zal hebben, zal zalig worden, maar die niet gelooft zal hebben, zal verdoemd worden" .
Ondertussen verschilt het verbond zelf va de vorm waarin het uiterlijk bediend word
"

Tot zover Boston; ik hoop dat het wat verduidelijkt.
Christina

Bericht door Christina »

Beste Christina,

Eerst over Ezechiël 36. Mogen we een parallel maken met Ezechiël 11:17 waar staat 'Daarom zeg: Alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal ulieden vergaderen uit de volken, en Ik zal u verzamelen uit de landen, waarin gij verstrooid zijt, en
Ik zal u het land Israëls geven.'

Beste Ndonselaar,
Natuurlijk zit daar een parallel, net als bij alle "verbondsbeloften", die volgens mij met goed fatsoen niet op de gemeente van toepassing zijn. Is de gemeente dan "verstrooid" geweest? en moet de gemeente in het land dat aan Abraham, Isaac en Jakob gegeven is gaan wonen? Als je dat moet toeppassen, zoals met de beloften wordt gedaan, waar is dan dat land? En wat betekent dan de verstrooiing?

Ik begrijp niet goed waarom het oude verbond zo uitgelegd wordt dat het allemaal zo moeilijk te bevatten is, en zoveel strijd en kerkscheuring veroorzaakt.
Als je de "verbondsbeloften" IN HUN VERBAND EN NIET ALS LOSSE TEKSTEN leest, zie je toch dat het altijd gaat om het letterlijke Israël, compleet met het letterlijke land Israël, en helemaal niet om de gemeente van Jezus Christus. Beloften die in de toekomst zeker vervuld zullen worden als het volk Israël als volk bekeerd wordt.

Waarom hebben wij niet genoeg aan de evangelie beloften? Zou "het verbond" zoals in de Geref. leer begrepen wordt, een gestolen verbond zijn?


N.S. Interessant stukje over Baxter; daar wil ik mij eerst in verdiepen voordat ik reageer.
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 23855
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Christina, in het OT had God een verbond met Israël. Bij de goederen van dat verbond hoorde het land Israël als beeld van het toekomende Israël. Er hoorde een offerdienst bij als beeld van de komende Messias, die zijn bloed zou storten. Ook de belofte van de komende Messias was hun gegeven.

Dit verbond was exclusief. Wie geen Israëliet was, stond buiten het verbond en de mogelijkheid zalig te worden.
In het NT is die 'middelmuur' verbroken. De heidenen zijn nu ook bij Israël gekomen. Tevens zijn de beelden verdwenen. Het uitzien van het OT is veraanderd in het zien van het NT.

Wat voor zin zouden al die 'landbeloften' hebben als God er niet iets meer mee bedoelde? Wat heeft een mens aan een paar vierkante kilometer grond?
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Waar ik nog steeds mee blijf zitten, is een klein zinnetje dat ik ergens bij McCheyne heb gelezen, namelijk -geparafraseert weergegeven,- beloften zijn slecht van toepassing voor hen die in Christus zijn. Je kan dus hoog en laag springen, desnoods vijf verbonden verzinnen, elk onderscheid wat je tussen beloften maakt is overbodig. Je stelt de beloften, Gods beloften, voor aan een gevallen mensengeslacht. Mijn nadruk ligt dus op het gegevene van boven. Gods is souverein. Moeten we dan de beloften laten afhangen van het publiek?
Eigenlijk ben ik het roerend met MacCheyne eens. God belooft in Zijn beloften een genadig God te zijn voor een arme zondaar. Deze beloften worden ons zonder onderscheid 'onvoorwaardelijk' aangeboden. Het is de mens die in zijn/haar ongeloof de beloften verwerpt. Daarom gaf ik ook aan dat als we verscheidene verbonden gaan leren, de prediking wel 'verkrampt' moet functioneren.
Gebruikersavatar
Herman
Moderator
Berichten: 12065
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:21
Locatie: Geldermalsen

Bericht door Herman »

Wat nut ons het verbond? Simpele vraag die in mij oprijst als ik er over nadenk. De zaak is mij te complex.
Het verbond (ter verduidelijking, het genadeverbond vanuit CGK perspectief) is in de tijd gegeven, duidelijk naast de oprichting van het verbond dat in de Raad des vredes is opgericht met Christus als Hoofd van de uitverkorenen. Deze tweedeling heeft nog een onderscheiding, ik citeer uit de beknopte geref. dogmatiek: HEt verbond der verlossing eist van Christus het dragen van de straf en het volbrengen van de wet van God voor de zijnen. Maar het verbond der genade eist van ons geloof en bekering, die Christus niet in onze plaats volbrengt. (paragraaf 35.3).
Gaat het dus niet een stapje tever als je als prediker een totaal onvoorwaardelijke prediking de mensen wilt voorhouden, terwijl je wel met voorwaarden te maken hebt: geloof en bekering? Natuurlijk niet uit de werken, maar dat ligt binnen de concensus.

Dit waren wat overwegingen, misschien heeft iemand er wat op te zeggen.
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Voorbijganger,

Je hebt gelijk dat het hier om een duidelijk dogmatische discussie gaat; en dat ik daar ook als zodanig op in ga.

Inderdaad; het onderscheiden en doordenken van de heilsleer is goed.

"Ik hoor je haast zeggen, je moet niet te makkelijk een belofte naar je toetrekken. En vanuit een oprechte naastenliefde heb je nog gelijk ook, maar omgekeerd je kunt met dezelfde argumentatie de beloften de nacht in dragen"

Inderdaad; evenwicht is zeer belangrijk.

"En dan zit ik weer in het harde naakte bestaan van elke dag en hoe kan ik verder???????"

Kijk; diezelfde Boston die eerst zeer dogmatisch en helder ingaat op het wezen en de bediening van het verbond etc; heeft als laatste hoofdstuk, achter al die dogmatiek, er nog een geschreven, getiteld 'de manier waarop zondaren persoonlijk en zaligmakend in het genadeverbond gebracht worden'; daar wil ik graag nog een afsluitend citaat, als antwoord op je vraag, van plaatsen

"Uit de kenmerken en eigenschappen die ik gegeven heb, blijkt het -in vergelijking met degenen die er vreemdeling van zijn- maar weinigen zijn die persoonlijk en zaligmakend in het genadeverbond zijn gebracht. Wij hebben echter toestemming om het genadeverbond aan vreemdelingen aan te bieden, om al degenen die buiten het verbond zijn uit te nodigen en te roepen om erin te komen, ja hen te dwingen om in te komen. Hier is dan de blijde tijding van het Evangelie: er is een verbond dat van eeuwigheid aangegaan werd tussen God en Christus de tweede Adam, een genadeverbond gemaakt ten gunste van zondaren van Adams geslacht, die in de ellende gestort waren door het verbreken van het werkverbond. Hierin is volledig voorzien voor uw zaligheid, om u te bevrijden van al de verwoestende gevolgen van het verbroken eerste verbond en om u helemaal gelukzalig te maken. De voorwaarde van dit verbond is inderdaad hoog, ja tot een toppunt gebracht door de eisen van de Wet en de gerechtigheid. Toch is er niets aan die zijde om u te ontmoedigen voor het verbond: omdat uw onvermogen al in de eeuwigheid was voorzien, werd de voorwaarde gelegd op Iemand Die machtig is om haar te vervullen. Nu is deze reeds voor u uitgevoerd en vervuld door de Machtige, Jezus Christus. Alleen moeten de beloften nog vervuld worden. De last van de voorwaarde is dus aan u voorbijgegaan en u wordt geroepen tot het voordeel van de beloften. Opdat u daar des te vrijer toegang toe zou hebben, is de bediening van het verbond in handen gelegd van dezelfde Christus Jezus en zijn Hem alle beloften toevertrouwd om ze aan zondaren te vervullen. Hij is begonnen om ze te vervullen aan allen die het verbond aangegrepen hebben en Hij is gereed om ze te vervullen aan allen die het nog aan zullen grijpen. Met dat doel heeft Hij Zijn testament van deze beloften gemaakt en heeft Hij zondaren van de mensheid aangesteld tot Zijn erfgenamen, zodat wie van hen ook maar wil, mag komen, eisen, en het water des levens voor niets nemen. Het hele verbond is in Hem. In Hem is God, de Verbondssluitende Partij aan de kant van de hemel. Hijzelf is de Verbondssluitende Partij aan de kant van de mens: al de gelovigen zijn daadwerkelijk in Hem en al de uitverkorenen zijn dat wettelijk en krachtens vertegenwoordiging . In Hem is de voorwaarde van het verbond en wel als een vervulde voorwaarde: Hij is de Heere, onze Gerechtigheid. In Hem zijn al de beloften ja en amen en komen ze alle bij elkaar, zoals de lijnen van een cirkel in hun centrum. Ze zijn zeker en bestendig en laten geen ruimte voor een ongewenste afloop, wat wel het geval was met de belofte van het werkverbond in de eerste Adam. Als Koning heeft Hij Zijn vorstelijke afkondigingen doen uitgaan, met als inhoud dat wie ook maar tot Hem wil komen en zich met Hem als het Verbondshoofd wil verenigen, die zal in het verbond worden opgenomen en recht hebben op al de voorrechten daarvan in en door Hem.
Zo word het verbond tot u gebracht en aan u voorgesteld in het Evangelie, zodat u noodzakelijk of een ontvanger of een weigeraar ervan moet zijn. Weiger het niet: dat is onuitsprekelijk gevaarlijk. Grijp het aan, want het is uw leven. Zondaren, u bent onder het werkverbond, waar geen leven en zaligheid voor u is. De deur van het nieuwe verbond is echter voor u geopend. Kom, en ga er zonder uitstel binnen. Vlucht en ontsnap uit de heerschappij van de Wet, het werkverbond waaronder u geboren bent en waaronder u leeft. Dat kan op geen andere wijze dan doordat u dit verbond -dat u in het Evangelie aangeboden word- aanvaardt en omhelst, zodat u er met het oog op het leven en de zaligheid persoonlijk ingebracht word"

"Ik hoop dat we elkaar hierin kunnen vinden"

Helemaal.

Vr. groet.
Plaats reactie