Hebreeën 6:1
Geplaatst: 28 mei 2005, 18:54
Ik heb een boek gekocht en daarin las ik het volgende citaat. Hoe functioneert dit bij ons?
Citaat:
EEN TWEEDE DEEL
Laten wji daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene.
Hebreeën 6: 1.
De auteur van de brief aan de Hebreeën is van plan een betoog te houden over Christus als hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
Wij vinden zoiets een uitgesproken moeilijk onderwerp. Laat dat maar aan de theologen over, zeggen wij. Wij willen liever iets horen over de kern van het geloof: hoe wij ons moeten bekeren, en dat wij erbij horen (de doop) en dat wij zalig worden (de opstanding) en dat wij moeten oppassen (een eeuwig oordeel). Dat zijn nu precies de punten die in Hebreeën 6 worden genoemd als behorend tot het eerste onderwijs dat wij nu maar eens moeten laten rusten! Bekering, geloof, doop, opstanding en oordeel, die onderwerpen zijn niet onbelangrijk: zonder dit fundament kunnen wij niet verder bouwen. Maar als wij niet verder bouwen, heeft een fundament weinig zin. Wij moeten, staat er letterlijk, ,de eerste prediking van Christus prijsgeven." Wij kunnen de beginprediking niet missen, maar wij mogen er ook niet bij blijven staan. Het is dus een vreemd verschijnsel, als kerkgangers aan evangelisatiesamenkomsten en zg. bijzondere diensten waar eigenlijk steeds hetzelfde aan de orde komt de voorkeur geven boven kerkdiensten voor ,gevorderden". Dan klopt er iets niet.
Er moeten dagboeken zijn met korte stukjes over de thema's van de beginprediking, al zal het dan vaak op hetzelfde neerkomen. Maar er moet ook een vervolg op die dagboeken komen, waarin iets langere overdenkingen iets dieper op de bijbelwoorden ingaan, geen theologische vaktaal, maar toch de taal van iemand die het aanvangsonderwijs maar stil laat rusten, geen exegetisch handboek, maar een tweede deel na de talloze eerste delen.
Nu klinkt ons dat wat vreemd in de oren: dat wij zulke belangrijke onderwerpen als bekering en opstanding moeten laten rusten. Van bijbelschrijvers verwachten wij zo'n aansporing niet. Prof. Grosheide schreef zelfs: ,Na het voorafgaande konden we verwachten een nieuwe prediking van de grondbeginselen". Nu, dat valt dan tegen. De bijbelschrijver denkt er niet over om nog eens van voren af aan te beginnen. Hij bekommert zich niet om de achterblijvers.
Is dat niet een beetje onbarmhartig? Tja wij hebben het achterblijven van de gemeente aanvaard als norm voor de verkondiging.
Iemand heeft in alle openhartigheid gezegd: ,Wij zijn het glad verleerd, de adviezen uit de brief aan de Hebreeën te volgen. Wanneer een voorganger ook maar een klein beetje probeert voort te varen tot de volmaaktheid, heten zijn preken te moeilijk. In feite trekt nauwelijks één christen zich iets aan van wat er staat in Hebreeën 6." Hebt u er ooit een preek over gehoord? Dat bevel tot voortvaren staat er niet voor de grap. Maar ,wij plegen
dit bijbelwoord te bejegenen, alsof het een halfzachte uiting was van een overspannen dominee" (K. J. Popma).
Citaat:
EEN TWEEDE DEEL
Laten wji daarom het eerste onderwijs aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene.
Hebreeën 6: 1.
De auteur van de brief aan de Hebreeën is van plan een betoog te houden over Christus als hogepriester naar de ordening van Melchizedek.
Wij vinden zoiets een uitgesproken moeilijk onderwerp. Laat dat maar aan de theologen over, zeggen wij. Wij willen liever iets horen over de kern van het geloof: hoe wij ons moeten bekeren, en dat wij erbij horen (de doop) en dat wij zalig worden (de opstanding) en dat wij moeten oppassen (een eeuwig oordeel). Dat zijn nu precies de punten die in Hebreeën 6 worden genoemd als behorend tot het eerste onderwijs dat wij nu maar eens moeten laten rusten! Bekering, geloof, doop, opstanding en oordeel, die onderwerpen zijn niet onbelangrijk: zonder dit fundament kunnen wij niet verder bouwen. Maar als wij niet verder bouwen, heeft een fundament weinig zin. Wij moeten, staat er letterlijk, ,de eerste prediking van Christus prijsgeven." Wij kunnen de beginprediking niet missen, maar wij mogen er ook niet bij blijven staan. Het is dus een vreemd verschijnsel, als kerkgangers aan evangelisatiesamenkomsten en zg. bijzondere diensten waar eigenlijk steeds hetzelfde aan de orde komt de voorkeur geven boven kerkdiensten voor ,gevorderden". Dan klopt er iets niet.
Er moeten dagboeken zijn met korte stukjes over de thema's van de beginprediking, al zal het dan vaak op hetzelfde neerkomen. Maar er moet ook een vervolg op die dagboeken komen, waarin iets langere overdenkingen iets dieper op de bijbelwoorden ingaan, geen theologische vaktaal, maar toch de taal van iemand die het aanvangsonderwijs maar stil laat rusten, geen exegetisch handboek, maar een tweede deel na de talloze eerste delen.
Nu klinkt ons dat wat vreemd in de oren: dat wij zulke belangrijke onderwerpen als bekering en opstanding moeten laten rusten. Van bijbelschrijvers verwachten wij zo'n aansporing niet. Prof. Grosheide schreef zelfs: ,Na het voorafgaande konden we verwachten een nieuwe prediking van de grondbeginselen". Nu, dat valt dan tegen. De bijbelschrijver denkt er niet over om nog eens van voren af aan te beginnen. Hij bekommert zich niet om de achterblijvers.
Is dat niet een beetje onbarmhartig? Tja wij hebben het achterblijven van de gemeente aanvaard als norm voor de verkondiging.
Iemand heeft in alle openhartigheid gezegd: ,Wij zijn het glad verleerd, de adviezen uit de brief aan de Hebreeën te volgen. Wanneer een voorganger ook maar een klein beetje probeert voort te varen tot de volmaaktheid, heten zijn preken te moeilijk. In feite trekt nauwelijks één christen zich iets aan van wat er staat in Hebreeën 6." Hebt u er ooit een preek over gehoord? Dat bevel tot voortvaren staat er niet voor de grap. Maar ,wij plegen
dit bijbelwoord te bejegenen, alsof het een halfzachte uiting was van een overspannen dominee" (K. J. Popma).