Bevinding en prediking
Geplaatst: 30 jun 2005, 12:42
In het kader van een aantal discussies leek het me goed om een stukje te posten uit een artikel van prof. G. Wisse over de predikers van de Afscheiding (dit stukje kun je ook van toepassing achten op bijv. de begintijd van de Ger. Gemeenten).
[quote]Men kan nu wel kritisch en speurzinnig de fouten gaan aanwijzen, de homiletische onjuistheden in die preken, maar dat is toch niet billijk én nog minder onze eerste taak. Neen, ik wil iets anders opmerken. Nederland, alsook Amerika, mogen God innige dank betonen voor de weldaad, dat er door de Afscheiding weer gehoord werd op de kansels van de noodzakelijkheid van de wedergeboorte uit God, van de waarachtige bekering, van het geloof, enzovoort. Dat er weer een prediking kwam, die in haar kernwezen wel niet ‘naar’, maar des te meer voor, ten bate van, de mens was.
O zeker, men kan wel aanwijzen, dat het hier en daar wat ál te gemoedelijk toeging, of dat men soms éénzijdig de uitverkiezing in het midden stelde, of dat het verbondsmatige wel eens wat schuilging, dat het soms meer evangeliserend werk dan ambtelijke Woorbediening in de gemeente van God leek. Maar wie niet anders weet dan dit te zeggen, die sluit de ogen voor de nood en de praktijk van het leven.
Duizenden en tienduizenden werden in het Hervormd genootschap schier niet meer gewaarschuwd. Van een ontdekken aan droggronden was geen sprake meer, de bekering van de zondaar werd geen genadewonder meer geacht, en Gods volk kreeg schier geen ‘teerkost’ op de reis. En toen zijn de predikers in de kerk van de Afscheiding door ’s Heeren Geest en genade het middel geweest om honderden voor een eeuwig omkomen te bewaren. Er was soms veel ‘gemoed’ in de preek; maar hoe had de ziel ook jaren gesnakt, hoe was ze mishandeld, hoe was het leven bespot zelfs, als gemoedelijk, zelfs ziekelijk.
O gewis, het kan bestaan dat dit een uitloper wordt. Maar een dode orthodoxie is een ander soort ziekte, die maar al te gemakkelijk wordt vergoelijkt. En het afgeven op bevinding en mystiek deed toen (nu nog?) vaak dienst, om het gemis van, en de vijandschap tegen, de ware inwendige werkingen van Gods Geest te verbergen. (…)
De kerk van de Afscheiding is vanwege haar prediking in Nederland geweest een toevlucht voor de bedrukten van geest, en voor die duizenden die het genadegeheim deelachtig waren, om genade door genade te leren deelachtig worden en beleven.
Wat is er in die afgescheiden kerken en kerkjes in al die jaren al niet genoten, hoe is God er verheerlijkt, hoe zijn er duizenden zielen tot bekering gebracht in die zuivere noodzakelijke weg, dat ze eerst in hun onbekeerdheid voor God zich leerden kennen. Men mag ervan zeggen wat men wil, maar dáár, in die kerkjes, daar zijn wonderen gebeurd. Daar werd een mens niet zalvend met allerlei zoet gestreel de handen opgelegd, of met een deugdpreekje naar het oordeel van God en de ontzaglijke eeuwigheid gezonden. Dáár werd de dierbare gewilligheid en genoegzaamheid van de Heere Jezus uitgestald, daar hoorde men de ‘lokstem’ nog eens, enzovoort.(…)
Wat ook in de loop en worsteling van eeuwen verandert, de manier van zaligworden en de vreze Gods niet.(…)
Onze vier-en-dertigers namen het nauw met de zielen, omdat ze het nauw namen met God. En God Zelf heeft in de loop der tijden op hun prediking amen gezegd.”
[quote]Men kan nu wel kritisch en speurzinnig de fouten gaan aanwijzen, de homiletische onjuistheden in die preken, maar dat is toch niet billijk én nog minder onze eerste taak. Neen, ik wil iets anders opmerken. Nederland, alsook Amerika, mogen God innige dank betonen voor de weldaad, dat er door de Afscheiding weer gehoord werd op de kansels van de noodzakelijkheid van de wedergeboorte uit God, van de waarachtige bekering, van het geloof, enzovoort. Dat er weer een prediking kwam, die in haar kernwezen wel niet ‘naar’, maar des te meer voor, ten bate van, de mens was.
O zeker, men kan wel aanwijzen, dat het hier en daar wat ál te gemoedelijk toeging, of dat men soms éénzijdig de uitverkiezing in het midden stelde, of dat het verbondsmatige wel eens wat schuilging, dat het soms meer evangeliserend werk dan ambtelijke Woorbediening in de gemeente van God leek. Maar wie niet anders weet dan dit te zeggen, die sluit de ogen voor de nood en de praktijk van het leven.
Duizenden en tienduizenden werden in het Hervormd genootschap schier niet meer gewaarschuwd. Van een ontdekken aan droggronden was geen sprake meer, de bekering van de zondaar werd geen genadewonder meer geacht, en Gods volk kreeg schier geen ‘teerkost’ op de reis. En toen zijn de predikers in de kerk van de Afscheiding door ’s Heeren Geest en genade het middel geweest om honderden voor een eeuwig omkomen te bewaren. Er was soms veel ‘gemoed’ in de preek; maar hoe had de ziel ook jaren gesnakt, hoe was ze mishandeld, hoe was het leven bespot zelfs, als gemoedelijk, zelfs ziekelijk.
O gewis, het kan bestaan dat dit een uitloper wordt. Maar een dode orthodoxie is een ander soort ziekte, die maar al te gemakkelijk wordt vergoelijkt. En het afgeven op bevinding en mystiek deed toen (nu nog?) vaak dienst, om het gemis van, en de vijandschap tegen, de ware inwendige werkingen van Gods Geest te verbergen. (…)
De kerk van de Afscheiding is vanwege haar prediking in Nederland geweest een toevlucht voor de bedrukten van geest, en voor die duizenden die het genadegeheim deelachtig waren, om genade door genade te leren deelachtig worden en beleven.
Wat is er in die afgescheiden kerken en kerkjes in al die jaren al niet genoten, hoe is God er verheerlijkt, hoe zijn er duizenden zielen tot bekering gebracht in die zuivere noodzakelijke weg, dat ze eerst in hun onbekeerdheid voor God zich leerden kennen. Men mag ervan zeggen wat men wil, maar dáár, in die kerkjes, daar zijn wonderen gebeurd. Daar werd een mens niet zalvend met allerlei zoet gestreel de handen opgelegd, of met een deugdpreekje naar het oordeel van God en de ontzaglijke eeuwigheid gezonden. Dáár werd de dierbare gewilligheid en genoegzaamheid van de Heere Jezus uitgestald, daar hoorde men de ‘lokstem’ nog eens, enzovoort.(…)
Wat ook in de loop en worsteling van eeuwen verandert, de manier van zaligworden en de vreze Gods niet.(…)
Onze vier-en-dertigers namen het nauw met de zielen, omdat ze het nauw namen met God. En God Zelf heeft in de loop der tijden op hun prediking amen gezegd.”